|
1 Dezen tweeden zendbrief, geliefden, schrijf ik nu aan u, in welke [beide] ik door vermaning uw oprecht gemoed opwekke; |
1 Geliefden, dit is de tweede brief, dien ik u schrijf, in welke [beide] ik uwe loutere gezindheid door vermaning opwek, |
1 Dit is reeds de tweede brief dien ik u schrijf, geliefden. In beide wilde ik in u, door u er aan te herinneren, de zuivere gezindheid wakker houden |
1 Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, |
1 Geliefde broeders en zusters, dit is al de tweede brief die ik u schrijf. Met beide wil ik uw zuivere inzicht wakker houden, |
2 Opdat gij gedachtig zijt aan de woorden, die van de heilige profeten te voren gesproken zijn, en aan ons gebod, die des Heeren en Zaligmakers apostelen zijn; |
2 opdat gij gedenkt aan de woorden, die u te voren gezegd zijn door de heilige profeten, en aan het gebod van den Heer en Heiland, door uwe apostelen verkondigd; |
2 opdat gij moogt gedenken de woorden die vroeger tot u gesproken zijn door de heilige profeten en het bevel van den Heer en redder door uw apostelen overgebracht; |
2 Om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland. |
2 en wel door u te herinneren aan de woorden die de heilige profeten destijds hebben gesproken en aan het gebod van onze Heer en redder dat uw apostelen u hebben doorgegeven. |
3 Dit eerst wetende, dat in het laatste der dagen spotters komen zullen, die naar hun eigen begeerlijkheden zullen wandelen, |
3 dit allereerst wetende, dat in de laatste dagen spotters zullen komen, die naar hunne eigene lusten wandelen, |
3 daar gij voor alles weet dat in de laatste dagen spotters zullen komen, mensen die zich gedragen naar hun eigen lusten, |
3 Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, |
3 Vergeet vooral niet dat er aan het einde van de tijd spotters zullen komen, die hun eigen begeerten volgen. |
4 En zeggen: Waar is de belofte Zijner toekomst? want van dien [dag], dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzo [gelijk] van het begin der schepping. |
4 en zeggen: Waar is de belofte zijner toekomst? Want nadat de vaderen ontslapen zijn, blijven alle dingen gelijk zij van het begin der schepping geweest zijn! |
4 die hoonend zeggen: Waar blijft nu de belofte van zijn komst? Immers, sedert de vaderen ontslapen zijn blijft alles zoals het van het begin der schepping was. |
4 En zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is. |
4 ‘Waar blijft Hij nu?’ zullen ze smalen. ‘Hij had toch beloofd te komen? De generatie aan wie deze belofte was gedaan is al gestorven, maar alles is nog steeds zoals het sinds het begin van de schepping geweest is.’ |
5 Want willens is dit hun onbekend, dat door het woord Gods de hemelen van over lang geweest zijn, en de aarde uit het water en in het water bestaande; |
5 Maar moedwillig willen zij niet weten, dat door het woord van God de hemel van ouds af geweest is, insgelijks de aarde, uit water en in het water ontstaande, |
5 Want het ontgaat hun die zulke dingen willen beweren, dat de hemelen er van oudsher waren en de aarde uit water en door middel van water door Gods woord is gemaakt, |
5 Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, |
5 Ze gaan er dan willens en wetens aan voorbij dat er in het begin al eens een hemel en een aarde zijn geweest die door Gods woord gevormd waren, uit water en door middel van water, |
6 Door welke de wereld, die toen was, met het water van den zondvloed bedekt zijnde, vergaan is. |
6 door welke de wereld te dier tijd, met water overstroomd, vergaan is. |
6 en dat de toenmalige wereld, door die beide wateren overstelpt, te gronde is gegaan. |
6 Waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water. |
6 en dat de toenmalige wereld ook weer door Gods woord is vergaan, toen ze door het water werd overspoeld. |
7 Maar de hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels, en der verderving der goddeloze mensen. |
7 Alzo worden ook de hemel, die nu is, en de aarde door zijn woord gespaard, opdat zij ten vure bewaard worden tegen den dag des oordeels en der verdoemenis der goddeloze mensen. |
7 Zo zijn de tegenwoordige hemel en aarde door hetzelfde woord voor het vuur opgespaard en bewaard voor den dag van het Gericht en den ondergang der goddeloze mensen. |
7 Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen. |
7 Maar door datzelfde woord worden de tegenwoordige hemel en aarde bewaard om op de dag van het oordeel, waarop de goddelozen ten onder zullen gaan, te worden prijsgegeven aan het vuur. |
8 Doch deze ene zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat een dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als een dag. |
8 Maar één ding zij u niet verborgen, geliefden, dat voor den Heer één dag is als duizend jaren, en duizend jaren zijn als één dag. |
8 Dit ene moge u, geliefden, niet ontgaan, dat voor den Heer een dag is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. |
8 Doch dit ene mag u niet ontgaan, geliefden, dat een dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als een dag. |
8 Eén ding mag u niet over het hoofd zien, geliefde broeders en zusters: voor de Heer is één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag. |
9 De Heere vertraagt de belofte niet (gelijk enigen [dat] traagheid achten), maar is lankmoedig over ons, niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen. |
9 De Heer stelt de belofte niet uit, gelijk sommigen het voor een uitstel houden, maar heeft lankmoedigheid met u, daar hij niet wil, dat iemand verloren ga, maar dat allen zich tot boete keren. |
9 De Heer is niet traag met de vervulling zijner belofte, zoals sommigen het noemen, maar Hij is lankmoedig voor u, daar Hij niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot inkeer komen. |
9 De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. |
9 De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; Hij heeft alleen maar geduld met u, omdat Hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat. |
10 Maar de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden. |
10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief in den nacht; op welken de hemelen met gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen van hitte zullen smelten, en de aarde en de werken, die daarin zijn, verbranden zullen. |
10 Als een dief zal komen de dag des Heeren, waarop de hemelen met gedruis zullen verdwijnen, de elementen door brand ontbonden worden, de aarde en alwat op haar gemaakt is niet meer worden gevonden. |
10 Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. |
10 De dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde en alles wat daarop gedaan is verdwijnt. |
11 Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid! |
11 Daar nu dit alles zal vergaan, hoedanig behoort gijlieden dan te zijn in heiligen wandel en in godzaligheid, |
11 Als alles zo opgelost wordt, hoe groot moet gij dan niet zijn in heiligen wandel en vroomheid, |
11 Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, |
11 Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en vroom moet u dan niet leven, |
12 Verwachtende en haastende tot de toekomst van den dag Gods, in welken de hemelen, door vuur ontstoken zijnde, zullen vergaan, en de elementen brandende zullen versmelten. |
12 verwachtende en verhaastende de toekomst van den dag Gods, op welken de hemelen door vuur zullen vergaan en de elementen van hitte ver smelten. |
12 reikhalzend verwachtend het aanbreken van den dag Gods, terwille waarvan de hemelen met vuur zullen opgelost worden en de elementen in brand vliegen en versmelten. |
12 Vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. |
12 u die uitziet naar de dag van God en het aanbreken daarvan bespoedigt! Omwille van die dag gaan de hemelsferen in vlammen op, en de elementen vatten vlam en smelten weg, |
13 Maar wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont. |
13 Maar wij verwachten een nieuwen hemel en ene nieuwe aarde, naar zijne belofte, in welke gerechtigheid woont. |
13 Maar wij verwachten volgens zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont. |
13 Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. |
13 maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. |
14 Daarom, geliefden, verwachtende deze dingen, benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onbestraffelijk van Hem bevonden moogt worden in vrede; |
14 Daarom, geliefden, dewijl gij dit verwacht, benaarstigt u, dat gij onbevlekt en onberispelijk door hem bevonden wordt in vrede; |
14 Daarom, geliefden, omdat gij dit verwacht, moet gij uw best doen onbezoedeld en onbevlekt voor Hem in vrede gevonden te worden, |
14 Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede, |
14 Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders en zusters, moet u zich inspannen om smetteloos, onberispelijk en in vrede door Hem te worden aangetroffen. |
15 En acht de lankmoedigheid onzes Heeren voor zaligheid; gelijkerwijs ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid, die hem gegeven is, ulieden geschreven heeft; |
15 en acht de lankmoedigheid onzes Heren uwe zaligheid, gelijk ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft, |
15 en de lankmoedigheid van onzen Heer voor een uitkomst houden, zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de hem geschonken wijsheid, u geschreven heeft. |
15 En houdt de lankmoedigheid van onze Here voor zaligheid, zoals ook onze geliefde broeder Paulus naar de hem gegeven wijsheid u geschreven heeft, |
15 Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is. Dat heeft ook onze geliefde broeder Paulus u geschreven met de wijsheid die hem is geschonken. |
16 Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste [mensen] verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf. |
16 gelijk ook in alle brieven, als hij daarin over deze dingen spreekt, onder welke sommige moeilijk zijn om te verstaan, welke de ongeleerden en onstandvastigen verdraaien, alsook de andere Schriften, tot hun eigen verderf. |
16 In al zijn brieven spreekt hij over dit onderwerp; maar daarin zijn sommige dingen zwaar te verstaan, en onkundige en onstandvastige mensen verdraaien ze, evenals de overige Schriften, tot hun eigen verderf. |
16 Evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften. |
16 Hij schrijft dit overigens in alle brieven waarin hij dit onderwerp ter sprake brengt. Daarin staat een en ander dat moeilijk te begrijpen is en dat door onwetende en onstandvastige mensen steevast wordt verdraaid, tot hun eigen ondergang; dat doen ze trouwens ook met de overige geschriften. |
17 Gij dan, geliefden, [zulks] te voren wetende, wacht u, dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid; |
17 Gij dan, geliefden, dewijl gij dit te voren weet, zo wacht u, dat gij niet door de dwaling der zedeloze lieden u laat medeslepen, en uit uwe eigene vastheid valt; |
17 Gij dan, geliefden, die het nu vooruit weet, zorgt er voor dat gij niet, door de dwalingen der goddelozen meegesleept, van uw stevigen grondslag afvalt; |
17 Geliefden, daar gij het nu van tevoren weet, weest op uw hoede, dat gij niet, door de dwaling der zedelozen medegesleept, afvalt van uw eigen standvastigheid; |
17 Geliefde broeders en zusters, u weet van tevoren wat er gaat komen. Wees daarom op uw hoede en laat u niet meeslepen op de dwaalwegen van wettelozen. Laat uw standvastigheid niet varen, |
18 Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen. |
18 maar wast in de genade en kennis van onzen Heer en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij eer, èn nu èn tot den dag der eeuwigheid! Amen. |
18 maar wast op in genade en in kennis van onzen Heer en redder Jezus Christus. Hem zij de eer en nu en tot in den dag der eeuwigheid. |
18 Maar wast op in de genade en in de kennis van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu als tot de dag der eeuwigheid. |
18 maar groei in de genade en in de kennis van onze Heer en redder Jezus Christus. Hem komt de eer toe, nu en in eeuwigheid. |