|
1 Toen trok Nahas, de Ammoniet, ten strijde en belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden tegen Nahas: Sluit een verbond met ons, dan zullen wij u dienen. |
1 Maar omstreeks een maand later trok Nahas, de Ammoniet, op en sloeg het beleg voor Jabes in Gilead. En al de burgers van Jabes zeiden tot Nahas: Sluit met ons een verbond, opdat wij u dienen. |
1 De Ammoniet Nachas trok op en sloeg het beleg voor Jabes in Gilead. Toen zeiden alle mannen van Jabes tot Nachas: Sluit een verbond met ons, dan zullen wij ons aan u onderwerpen. |
1 Nachasch, l'Ammonite, vint assiéger Jabès en Galaad. Tous les habitants de Jabès dirent à Nachasch: Traite alliance avec nous, et nous te servirons. |
2 Maar Nahas, de Ammoniet, zei tegen hen: Op deze voorwaarde zal ik een verbond met u sluiten, dat ik bij u allen het rechteroog uitsteek. Zo zal ik schande over heel Israël brengen. |
2 Toen zeide Nahas, de Ammoniet, tot hen: Op deze voorwaarde wil ik het met u sluiten, dat van elk uwer het rechteroog worde uitgestoken. Zo zal ik gans Israel schande aandoen. |
2 Maar de Ammoniet Nachas zeide tot hen: Op deze voorwaarde zal ik met u een verbond sluiten, dat ik bij ieder van u het rechteroog uitsteek; ik zal dit als een smaad op geheel Israel leggen. |
2 Mais Nachasch, l'Ammonite, leur répondit: Je traiterai avec vous à la condition que je vous crève à tous l'oeil droit, et que j'imprime ainsi un opprobre sur tout Israël. |
3 Toen zeiden de oudsten van Jabes tegen hem: Laat ons zeven dagen met rust, zodat wij boden kunnen sturen naar al de gebieden van Israël. Als er dan niemand is die ons verlost, zullen wij naar buiten komen, naar u toe. |
3 Hierop zeiden de oudsten van Jabes tot hem: Gun ons zeven dagen tijd, dat wij door het ganse land van Israel boden zenden. Is er niemand om ons te redden, dan zullen wij ons aan u overgeven. |
3 De oudsten van Jabes zeiden tot hem: Geef ons zeven dagen de tijd; dan willen wij boden zenden door het gehele gebied van Israel; en indien niemand ons te hulp komt, zullen wij ons aan u overgeven. |
3 Les anciens de Jabès lui dirent: Accorde-nous une trêve de sept jours, afin que nous envoyions des messagers dans tout le territoire d'Israël; et s'il n'y a personne qui nous secoure, nous nous rendrons à toi. |
4 Toen de boden in Gibea kwamen, waar Saul woonde, en deze woorden ten aanhoren van het volk spraken, begon heel het volk luid te huilen. |
4 Die boden dan kwamen te Gibea Sauls en legden de zaak aan het volk voor. Toen verhief het ganse volk zijn stem en weende. |
4 Toen de boden te Gibea Sauls kwamen, en het bericht aan het volk brachten, verhief het gehele volk zijn stem en weende. |
4 Les messagers arrivèrent à Guibea de Saül, et dirent ces choses aux oreilles du peuple. Et tout le peuple éleva la voix, et pleura. |
5 En zie, Saul kwam van achter de runderen van de akker, en Saul zei: Wat is er met het volk, dat zij huilen? Toen maakten zij hem de woorden van de mannen van Jabes bekend. |
5 Daar kwam juist Saul achter de runderen van den akker. Hij zeide: Wat heeft het volk, dat het weent? Daarop verhaalde men hem wat de mannen van Jabes medegedeeld hadden. |
5 En zie, Saul kwam achter de runderen aan van het veld en Saul zeide: Wat heeft het volk, dat het weent? Zij vertelden hem wat de mannen van Jabes gezegd hadden. |
5 Et voici, Saül revenait des champs, derrière ses boeufs, et il dit: Qu'a donc le peuple pour pleurer? On lui raconta ce qu'avaient dit ceux de Jabès. |
6 De Geest van God werd vaardig over Saul toen hij deze woorden hoorde, en hij ontstak in hevige woede. |
6 Toen hij dit hoorde, kwam de geest Gods op Saul. In hevigen toorn ontstoken, |
6 Toen Saul deze woorden hoorde, greep de Geest Gods hem aan, en hij ontstak in hevige toorn, |
6 Dès que Saül eut entendu ces choses, il fut saisi par l'esprit de Dieu, et sa colère s'enflamma fortement. |
7 Hij nam een span runderen, hakte ze in stukken, en stuurde ze naar alle gebieden van Israël door de hand van de boden, die zeiden: Wie niet uittrekt achter Saul en achter Samuel aan, met diens runderen zal net zo gedaan worden. Toen viel grote vrees voor de HEERE op het volk, en zij trokken als één man uit. |
7 nam hij een juk runderen, hieuw ze in stukken en zond die door boden het ganse land van Israel rond, met de woorden: Wie niet uittrekt achter Saul en Samuël, met diens runderen zal men alzo handelen. Nu viel de schrik des Heeren op het volk, en zij trokken als een enig man uit. |
7 Nam een span runderen, hieuw ze in stukken en zond deze met de boden door het gehele gebied van Israel, zeggende: Wie niet uittrekt achter Saul en achter Samuel, met diens runderen zal evenzo gehandeld worden. Toen viel de schrik des Heren op het volk, en zij trokken uit als een man. |
7 Il prit une paire de boeufs, et les coupa en morceaux, qu'il envoya par les messagers dans tout le territoire d'Israël, en disant: Quiconque ne marchera pas à la suite de Saül et de Samuel, aura ses boeufs traités de la même manière. La terreur de l'Eternel s'empara du peuple, qui se mit en marche comme un seul homme. |
8 Hij telde hen in Bezek. Van de Israëlieten waren er driehonderdduizend en van de mannen van Juda dertigduizend. |
8 Hij monsterde hen te Bezek: de Israelieten waren driehonderd duizend, de Judeers dertig duizend man sterk. |
8 Hij monsterde hen te Bezek; er waren driehonderdduizend Israelieten en dertigduizend Judeeers. |
8 Saül en fit la revue à Bézek; les enfants d'Israël étaient trois cent mille, et les hommes de Juda trente mille. |
9 Toen zeiden zij tegen de boden die gekomen waren: Dit moet u tegen de mannen in Jabes in Gilead zeggen: Morgen, als de zon heet wordt, zal er verlossing voor u komen. Toen de boden kwamen en dat aan de mannen in Jabes vertelden, waren die verheugd. |
9 Toen zeide hij tot de boden die gekomen waren: Dit moet gij zeggen aan de burgers van Jabes in Gilead: Morgen, als de zon op het heetst is, zal voor u redding dagen. De boden kwamen in de stad en deelden het aan de burgers van Jabes mede, die zich verheugden. |
9 Tot de boden die gekomen waren, zeiden zij: Zo zult gij spreken tot de mannen van Jabes in Gilead: morgen als de zon heet wordt zal er voor u verlossing komen. Toen de boden kwamen en dit aan de mannen van Jabes berichtten, verheugden dezen zich. |
9 Ils dirent aux messagers qui étaient venus: Vous parlerez ainsi aux habitants de Jabès en Galaad: Demain vous aurez du secours, quand le soleil sera dans sa chaleur. Les messagers portèrent cette nouvelle à ceux de Jabès, qui furent remplis de joie; |
10 De mannen van Jabes zeiden tegen Nahas: Morgen zullen wij naar buiten komen, naar u toe, en dan kunt u met ons doen overeenkomstig alles wat goed is in uw ogen. |
10 En de burgers van Jabes zeiden tot Nahas, den Ammoniet: Morgen zullen wij ons aan u overgeven; dan moogt gij met ons doen alwat u goeddunkt. |
10 En de mannen van Jabes zeiden [tot] [Nachas]: Morgen zullen wij ons aan u overgeven; dan kunt gij met ons doen naar al wat goed is in uw ogen. |
10 et qui dirent aux Ammonites: Demain nous nous rendrons à vous, et vous nous traiterez comme bon vous semblera. |
11 En het gebeurde de volgende dag dat Saul het volk in drie groepen verdeelde. Die kwamen bij het aanbreken van de dag in het midden van het legerkamp en sloegen op Ammon in tot de dag heet werd. En het gebeurde dat zij die overbleven, zo verspreid werden, dat er van hen geen twee bij elkaar bleven. |
11 Maar den volgenden morgen stelde Saul het volk in drie afdelingen op; zij drongen in de morgenwake midden in de legerplaats en sloegen de Ammonieten tot op het heetst van den dag; de overgeblevenen werden verstrooid, zodat van hen geen twee bij elkander bleven. |
11 De volgende morgen nu verdeelde Saul het volk in drie groepen. Deze drongen in de morgenwake in de legerplaats door en versloegen de Ammonieten, voor het heetst van de dag; wie overbleven werden verstrooid, zodat er onder hen geen twee bij elkander bleven. |
11 Le lendemain, Saül divisa le peuple en trois corps. Ils pénétrèrent dans le camp des Ammonites à la veille du matin, et ils les battirent jusqu'à la chaleur du jour. Ceux qui échappèrent furent dispersés, et il n'en resta pas deux ensemble. |
12 Toen zei het volk tegen Samuel: Wie is hij die zei: Zou Saul over ons regeren? Geef hier die mannen, dan zullen wij hen doden. |
12 Toen zeide het volk tot Samuël: Wie heeft gezegd: Zou Saul koning over ons wezen? Levert die mannen uit, dat wij hen doden! |
12 Toen zeide het volk tot Samuel: Wie heeft er gezegd: Zou Saul over ons koning zijn? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden. |
12 Le peuple dit à Samuel: Qui est-ce qui disait: Saül régnera-t-il sur nous? Livrez ces gens, et nous les ferons mourir. |
13 Maar Saul zei: Er zal op deze dag niemand gedood worden, want de HEERE heeft Israël vandaag verlossing geschonken. |
13 Maar Saul zeide: Op dezen dag zal niemand ter dood gebracht worden; want heden heeft de Heer redding in Israel aangebracht. |
13 Maar Saul zeide: Op deze dag zal niemand ter dood gebracht worden, want de Here heeft heden verlossing aan Israel geschonken. |
13 Mais Saül dit: Personne ne sera mis à mort en ce jour, car aujourd'hui l'Eternel a opéré une délivrance en Israël. |
14 En Samuel zei tegen het volk: Kom, laten wij naar Gilgal gaan en het koningschap daar vernieuwen. |
14 Toen zeide Samuël tot het volk: Komt, laten wij naar Gilgal gaan en daar het koningsschap vernieuwen. |
14 En Samuel zeide tot het volk: Komt, laten wij naar Gilgal gaan en daar het koningschap vernieuwen. |
14 Et Samuel dit au peuple: Venez, et allons à Guilgal, pour y confirmer la royauté. |
15 Toen ging heel het volk naar Gilgal en stelde Saul daar in Gilgal aan tot koning, voor het aangezicht van de HEERE; en zij brachten daar dankoffers voor het aangezicht van de HEERE. En Saul verheugde zich daar buitengewoon, met al de mannen van Israël. |
15 En het ganse volk ging naar Gilgal; daar maakten zij Saul tot koning voor het aangezicht des Heeren te Gilgal en brachten er slachtoffers voor den Heer, waarbij Saul en alle burgers van Israel uitermate vrolijk waren. |
15 Toen ging heel het volk naar Gilgal en riep daar Saul tot koning uit voor het aangezicht des Heren te Gilgal, en zij slachtten daar vredeoffers voor het aangezicht des Heren, en Saul en alle mannen van Israel verheugden zich daar zeer. |
15 Tout le peuple se rendit à Guilgal, et ils établirent Saül pour roi, devant l'Eternel, à Guilgal. Là, ils offrirent des sacrifices d'actions de grâces devant l'Eternel; et là, Saül et tous les hommes d'Israël se livrèrent à de grandes réjouissances. |