Ruth 3
© Herziene Statenvertaling
© Leidse Vertaling
© NBG
New International Version
1 En Naomi, haar schoonmoeder, zei tegen haar: Mijn dochter, zou ik geen plaats van rust voor je zoeken, waar het je goed zal gaan? 1 Eens zeide Noomi, Ruths schoonmoeder, tot haar: Mijn dochter, zou ik voor u geen rustplaats zoeken, opdat het u welga? 1 Noomi nu, haar schoonmoeder, zeide tot haar: Mijn dochter, zou ik voor u geen rust zoeken, opdat het u welga? 1 One day Ruth’s mother-in-law Naomi said to her, “My daughter, I must find a home for you, where you will be well provided for.
2 Welnu, is Boaz, bij wiens meisjes je geweest bent, geen bloedverwant van ons? Zie, hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen. 2 Welnu, die Boaz, onze bloedverwant, bij wiens meisjes gij geweest zijt, gaat vannacht op zijn dorschvloer gerst wannen. 2 Welnu, is Boaz niet onze bloedverwant, bij wiens arbeidsters gij geweest zijt? Zie, hij gaat vannacht op de dorsvloer gerst wannen; 2 Now Boaz, with whose women you have worked, is a relative of ours. Tonight he will be winnowing barley on the threshing floor.
3 Was je dan en zalf je en doe je beste kleren aan en ga naar de dorsvloer, maar zorg ervoor dat je niet door de man wordt opgemerkt, voordat hij klaar is met eten en drinken. 3 Nu moet gij u baden, u zalven, uw opperkleed omdoen en naar den dorschvloer gaan. Laat u aan den man niet zien voordat hij met eten en drinken gedaan heeft. 3 Baad u dan en zalf u en doe uw opperkleed aan en daal af naar de dorsvloer. Maar laat de man niets van u merken, voordat hij gereed is met eten en drinken. 3 Wash, put on perfume, and get dressed in your best clothes. Then go down to the threshing floor, but don’t let him know you are there until he has finished eating and drinking.
4 En het zal gebeuren als hij gaat liggen, zorg dan dat je de plaats weet waar hij ligt. Ga er dan heen, sla de deken aan zijn voeteneind op en ga liggen. Dan zal hij je zelf vertellen wat je doen moet. 4 Maar als hij gaat slapen, zie dan goed waar hij zich nederlegt, en ga derwaarts, sla het voeteneinde van zijn dek op en leg u neder. Hij zal u wel zeggen wat u te doen staat. 4 Als hij zich neerlegt, moet gij goed letten op de plaats waar hij ligt; kom dan nader en sla zijn voetendek op en leg u neer. Dan zal hij u wel duidelijk maken, wat gij doen moet. 4 When he lies down, note the place where he is lying. Then go and uncover his feet and lie down. He will tell you what to do.”
5 Zij zei tegen haar: Alles wat u zegt, zal ik doen. 5 Zij zeide tot haar: Alwat gij mij zegt zal ik doen. 5 En zij zeide tot haar: Al wat gij zegt, zal ik doen. 5 “I will do whatever you say,” Ruth answered.
6 Daarop ging zij naar de dorsvloer en deed overeenkomstig alles wat haar schoonmoeder haar geboden had. 6 Zo ging zij naar den dorschvloer en deed alwat haar schoonmoeder haar gelast had. 6 Daarop daalde zij af naar de dorsvloer en zij deed naar alles wat haar schoonmoeder haar geboden had. 6 So she went down to the threshing floor and did everything her mother-in-law told her to do.
7 Toen Boaz gegeten en gedronken had en zijn hart vrolijk was, kwam hij en ging liggen aan de rand van de korenhoop. Daarna kwam zij stilletjes, sloeg de deken aan zijn voeteneind op en ging liggen. 7 Toen dan Boaz, na gegeten, gedronken en zich te goed gedaan te hebben, zich te slapen legde aan den hoek van een koornschelf, kwam zij stil, sloeg het voeteneinde van zijn dek op en legde zich neder. 7 Toen nu Boaz gegeten en gedronken had en zijn hart vrolijk was, kwam hij om zich neer te leggen aan het uiteinde van de korenhoop. Daarop kwam zij stil nader, sloeg zijn voetendek op en legde zich neer. 7 When Boaz had finished eating and drinking and was in good spirits, he went over to lie down at the far end of the grain pile. Ruth approached quietly, uncovered his feet and lay down.
8 En het gebeurde midden in de nacht dat de man schrok en om zich heen greep. En zie, er lag een vrouw aan zijn voeteneind. 8 In het midden van den nacht schrikte de man wakker en draaide zich om, en daar lag een vrouw aan zijn voeteneinde! 8 Het gebeurde nu te middernacht, dat de man wakker schrok en om zich heen greep en zie, daar lag een vrouw aan zijn voeteneind. 8 In the middle of the night something startled the man; he turned—and there was a woman lying at his feet!
9 En hij zei: Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares. Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser. 9 Hij zeide: Wie zijt gij? Zij zeide: Ik ben Ruth uw dienstmaagd. Gij moet uw dek over uw dienstmaagd uitspreiden, want gij zijt losser. 9 En hij vroeg: Wie zijt gij? Zij antwoordde: Ik ben Ruth, uw dienstmaagd: spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij zijt de losser. 9 “Who are you?” he asked. “I am your servant Ruth,” she said. “Spread the corner of your garment over me, since you are a guardian-redeemer of our family.”
10 En hij zei: Gezegend bent u door de HEERE, mijn dochter! U hebt met deze laatste blijk van goedertierenheid van u de eerste nog overtroffen, doordat u geen jongemannen nagelopen bent, geen arme en geen rijke. 10 Hij zeide: Gezegend zijt gij van den Heer, mijn dochter. Wat gij nu doet is nog edeler dan het vorige, daar gij geen jongeling, behoeftig of rijk, achternagelopen zijt. 10 Toen zeide hij: Gezegend moogt gij zijn door de Here, mijn dochter, gij hebt met uw laatste liefdedaad de eerste nog overtroffen, doordat gij geen jonge mannen nagelopen zijt, hetzij arm of rijk. 10 “The Lord bless you, my daughter,” he replied. “This kindness is greater than that which you showed earlier: You have not run after the younger men, whether rich or poor.
11 En nu, mijn dochter, wees niet bevreesd. Alles wat u gezegd hebt, zal ik voor u doen, want ieder in de poort van mijn volk weet dat u een deugdelijke vrouw bent. 11 Welnu, mijn dochter, vrees niet; alwat gij vraagt zal ik voor u doen; want de gehele poort van mijn volk weet dat gij een deugdzame vrouw zijt. 11 Nu dan, mijn dochter, wees niet bevreesd; alles wat gij zegt, zal ik voor u doen; want ieder in de poort van mijn volk weet, dat gij een deugdzame vrouw zijt. 11 And now, my daughter, don’t be afraid. I will do for you all you ask. All the people of my town know that you are a woman of noble character.
12 Nu dan, het is waar dat ik een losser ben, maar er is nog een losser, nauwer verwant dan ik. 12 Maar, al is het waar dat ik losser ben, er is nog een losser die u nader verwant is dan ik. 12 Nu dan, weliswaar ben ik losser, maar er is nog een losser, nader dan ik. 12 Although it is true that I am a guardian-redeemer of our family, there is another who is more closely related than I.
13 Overnacht vannacht hier. Als het morgenochtend gebeurt dat hij u lost, goed, laat hem lossen. Als hij echter niet genegen is u te lossen, dan zal ík u lossen, zo waar de HEERE leeft. Ga nu maar liggen tot de morgen. 13 Blijf hier den nacht over, en morgenochtend, wanneer hij u lossen wil, goed, laat hem het doen; heeft hij geen lust om u te lossen, dan zal ik het doen, zo waar als de Heer leeft. Blijf tot den morgen liggen. 13 Blijf vannacht hier; en morgenochtend, indien hij u lossen wil, goed, laat hem lossen; maar is hij niet genegen u te lossen, dan zal ik u lossen, zo waar de Here leeft. Blijf liggen tot de morgen. 13 Stay here for the night, and in the morning if he wants to do his duty as your guardian-redeemer, good; let him redeem you. But if he is not willing, as surely as the Lord lives I will do it. Lie here until morning.”
14 Zo lag zij tot de morgen aan zijn voeteneinde. En zij stond op, voordat men elkaar kon herkennen, want hij zei: Het mag niet bekend worden dat er een vrouw op de dorsvloer gekomen is. 14 Zij bleef dan aan zijn voeteneinde liggen tot den morgen. Maar nog voordat men iemand kon herkennen, stond zij op; want hij zeide: Laat het niet bemerkt worden dat een vrouw op den dorschvloer gekomen is. 14 Dus bleef zij aan zijn voeteneind liggen tot de morgen; toen stond zij op, voordat de een de ander herkennen kon, want hij zeide: Het worde niet bekend, dat een vrouw op de dorsvloer gekomen is. 14 So she lay at his feet until morning, but got up before anyone could be recognized; and he said, “No one must know that a woman came to the threshing floor.”
15 Verder zei hij: Geef de omslagdoek die u draagt, en houd hem op. En zij hield hem op. En hij mat zes maten gerst af en legde die op haar. Vervolgens ging hij de stad in. 15 Toen zeide hij: Neem den doek dien gij omhebt en houd hem op. Zij hield hem op, en hij mat haar zes kop gerst toe en legde het op haar. Zo kwam zij de stad binnen. 15 Verder zeide hij: Geef de omslagdoek die gij draagt, en houd hem op. En zij hield hem op. Hierop mat hij zes maten gerst en legde die daarin. Daarop ging hij naar de stad. 15 He also said, “Bring me the shawl you are wearing and hold it out.” When she did so, he poured into it six measures of barley and placed the bundle on her. Then he went back to town.
16 Toen kwam zij bij haar schoonmoeder, en die zei: Wie ben je, mijn dochter? En zij vertelde haar alles wat de man voor haar gedaan had. 16 Toen zij bij haar schoonmoeder kwam, zeide deze: Hoe is het u gegaan, mijn dochter? Zij vertelde haar alwat de man haar gedaan had 16 Toen zij bij haar schoonmoeder gekomen was, zeide deze: Hoe is het, mijn dochter? En zij vertelde haar alles wat de man haar gedaan had, en zeide: 16 When Ruth came to her mother-in-law, Naomi asked, “How did it go, my daughter?” Then she told her everything Boaz had done for her
17 Verder zei zij: Deze zes maten gerst heeft hij mij gegeven, want hij zei tegen mij: Kom niet met lege handen bij uw schoonmoeder. 17 en zeide: Deze zes kop gerst heeft hij mij gegeven; want hij zeide: Gij moogt niet met ledige handen bij uw schoonmoeder komen. 17 Deze zes maten gerst heeft hij mij gegeven; want, zeide hij, gij moet niet met lege handen bij uw schoonmoeder komen. 17 and added, “He gave me these six measures of barley, saying, ‘Don’t go back to your mother-in-law empty-handed.’ ”
18 Toen zei Naomi: Ga rustig zitten, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak uit zal vallen, want die man zal niet rusten, voordat hij vandaag nog deze zaak tot een einde heeft gebracht. 18 Hierop zeide zij: Wacht stil af, mijn dochter, totdat gij verneemt hoe de zaak uitvalt. Want die man zal niet rusten voordat hij haar nog heden ten einde brengt. 18 Toen zeide deze: Blijf stil afwachten, mijn dochter, totdat gij verneemt, hoe de zaak uitvalt; want die man zal niet rusten, voordat hij vandaag deze zaak tot een einde heeft gebracht. 18 Then Naomi said, “Wait, my daughter, until you find out what happens. For the man will not rest until the matter is settled today.”