|
1 Er was een man uit het bergland van Efraïm, die Micha heette. |
1 Er was een man van het Efraimietisch gebergte, Micha geheten. |
1 Er was een man uit het gebergte Efraim, Micha genaamd. |
1 Il y avait un homme de la montagne d'Ephraïm, nommé Mica. |
2 Deze zei tegen zijn moeder: De elfhonderd zilverstukken die u ontnomen zijn en waarover ú een vervloeking hebt geuit en die ook ten aanhoren van mij hebt uitgesproken, zie, dat geld is bij mij: ík had het weggenomen. Daarop zei zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon door de HEERE! |
2 Eens zeide hij tot zijn moeder: De elfhonderd zilverlingen die u ontnomen zijn en waarvan gij ook met een vervloeking te mijnen aanhoren aangifte gedaan hebt, dat geld is bij mij; ik had het weggenomen en geef het u nu terug. Hierop zeide zijn moeder: Gezegend zij mijn zoon door den Heer! |
2 Deze zeide tot zijn moeder: De elfhonderd zilverstukken, die u ontvreemd zijn en om welke gij een vervloeking geuit en ook te mijnen aanhoren uitgesproken hebt; Zie, dat geld is in mijn bezit, ik had het weggenomen. En zijn moeder zeide: Gezegend zij mijn zoon door de Here. |
2 Il dit à sa mère: Les mille et cent sicles d'argent qu'on t'a pris, et pour lesquels tu as fait des imprécations même à mes oreilles, voici, cet argent est entre mes mains, c'est moi qui l'avais pris. Et sa mère dit: Béni soit mon fils par l'Eternel! |
3 Zo gaf hij de elfhonderd zilverstukken aan zijn moeder terug. Maar zijn moeder zei: Ik heb dat geld geheel aan de HEERE geheiligd en het uit handen gegeven aan mijn zoon, om een gesneden en gegoten beeld te maken. Dus geef ik het nu aan jou terug. |
3 Toen gaf hij die elfhonderd zilverlingen aan zijn moeder terug. En zij zeide: Bij dezen heilig ik dit geld aan den Heer, het uit mijn hand gevende, ten bate van mijn zoon, om er een gesneden en gegoten beeld van te maken. |
3 Daarop gaf hij de elfhonderd zilverstukken aan zijn moeder terug. Maar zijn moeder zeide: Voorwaar, ik heilig dit geld aan de Here en sta het af ten behoeve van mijn zoon om er een gesneden en gegoten beeld van te maken. Nu dan, ik geef het u terug. |
3 Il rendit à sa mère les mille et cent sicles d'argent; et sa mère dit: Je consacre de ma main cet argent à l'Eternel, afin d'en faire pour mon fils une image taillée et une image en fonte; et c'est ainsi que je te le rendrai. |
4 Hij gaf het geld echter aan zijn moeder terug. En zijn moeder nam tweehonderd zilverstukken en gaf ze aan de edelsmid, die daarvan een gesneden en een gegoten beeld maakte. En het stond in het huis van Micha. |
4 Toen hij dan het geld aan zijn moeder teruggegeven had, nam zij er tweehonderd zilverlingen af en gaf ze aan een zilversmid, die er een gesneden en gegoten beeld van maakte. En het kwam in Micha-huis te staan. |
4 Toen hij zijn moeder het geld teruggegeven had, nam zij tweehonderd zilverstukken en gaf ze aan een zilversmid, die er een gesneden en gegoten beeld van maakte, dat in het huis van Micha kwam te staan. |
4 Il rendit à sa mère l'argent. Sa mère prit deux cents sicles d'argent. Et elle donna l'argent au fondeur, qui en fit une image taillée et une image en fonte. On les plaça dans la maison de Mica. |
5 En de man Micha had een godshuis. Ook maakte hij een efod en afgodsbeeldjes, en wijdde een van zijn zonen om voor hem tot priester te zijn. |
5 Die Micha nu had een godshuis, hij maakte een efod met huisgoden en wijdde een zijner zonen om hem tot priester te zijn. |
5 Deze Micha had namelijk een godshuis. Hij maakte een efod en terafim, wijdde een zijner zonen en deze werd zijn priester. |
5 Ce Mica avait une maison de Dieu; il fit un éphod et des théraphim, et il consacra l'un de ses fils, qui lui servit de prêtre. |
6 In die dagen was er geen koning in Israël: eenieder deed wat juist was in zijn ogen. |
6 In die dagen was in Israel geen koning en deed ieder wat hem goeddacht. |
6 In die dagen was er geen koning in Israel; ieder deed wat goed was in zijn ogen. |
6 En ce temps-là, il n'y avait point de roi en Israël. Chacun faisait ce qui lui semblait bon. |
7 Nu was er een jongeman uit Bethlehem in Juda, uit het geslacht van Juda. Hij was een Leviet en verbleef daar als vreemdeling. |
7 Nu was er een jongeling uit Bethlehem van Juda; hij was een Leviet en verkeerde daar. |
7 Nu was er een jongeling uit Betlehem in Juda, uit het geslacht Juda; hij was een Leviet en hij vertoefde daar als vreemdeling. |
7 Il y avait un jeune homme de Bethléhem de Juda, de la famille de Juda; il était Lévite, et il séjournait là. |
8 Toen ging deze man uit die stad, uit Bethlehem in Juda, weg om daar te verblijven waar hij onderdak zou vinden. En toen hij tijdens zijn tocht in het bergland van Efraïm kwam, tot bij het huis van Micha, |
8 Deze man ging die stad, Bethlehem van Juda, verlaten, om elders een goed onderkomen te zoeken; hij trok het gebergte van Efraim in tot Micha-huis, om van daar verder te reizen. |
8 Deze ging uit de stad Betlehem in Juda weg om te vertoeven waar hij terecht kon; en op zijn tocht kwam hij in het gebergte van Efraim bij het huis van Micha. |
8 Cet homme partit de la ville de Bethléhem de Juda, pour chercher une demeure qui lui convînt. En poursuivant son chemin, il arriva dans la montagne d'Ephraïm jusqu'à la maison de Mica. |
9 zei Micha tegen hem: Waar komt u vandaan? En hij zei tegen hem: Ik ben een Leviet uit Bethlehem in Juda en ik ben op weg om daar te verblijven waar ik onderdak zal vinden. |
9 Maar Micha zeide tot hem: Waar komt gij vandaan? Hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet uit Bethlehem van Juda, op reis om een goed onderkomen te zoeken. |
9 Micha zeide tot hem: Vanwaar komt gij? En hij zeide tot hem: Ik ben een Leviet uit Betlehem in Juda, en ik ga mij vestigen waar ik terecht kan. |
9 Mica lui dit: D'où viens-tu? Il lui répondit: Je suis Lévite, de Bethléhem de Juda, et je voyage pour chercher une demeure qui me convienne. |
10 Daarop zei Micha tegen hem: Blijf bij mij en wees voor mij tot een vader en tot een priester. Ík zal u elk jaar tien zilverstukken geven, een stel kleren en wat nodig is voor uw levensonderhoud. En de Leviet ging met hem mee. |
10 Micha zeide tot hem: Blijf bij mij en wees mij tot vader en priester; ik zal u jaarlijks tien zilverlingen, een stel klederen en den kost geven. |
10 Toen zeide Micha tot hem: Blijf bij mij en wees mij tot vader en priester; dan zal ik u jaarlijks tien zilverstukken, een stel klederen en leeftocht geven. |
10 Mica lui dit: Reste avec moi; tu me serviras de père et de prêtre, et je te donnerai dix sicles d'argent par année, les vêtements dont tu auras besoin, et ton entretien. Et le Lévite entra. |
11 De Leviet stemde erin toe bij die man te blijven. En de jongeman was als een van zijn zonen voor hem. |
11 De Leviet besloot bij dien man te blijven, en de jongeling werd hem als een zijner zonen. |
11 En de Leviet kwam tot het besluit bij die man te blijven. Deze jongeling werd hem als een van zijn eigen zonen. |
11 Il se décida ainsi à rester avec cet homme, qui regarda le jeune homme comme l'un de ses fils. |
12 En Micha wijdde de Leviet en de jongeman werd voor hem tot priester. Zo was hij in het huis van Micha. |
12 Micha wijdde den Leviet; zo werd hem de jongeling tot priester en was hij in Micha-huis. |
12 Micha wijdde de Leviet: de jongeling werd zijn priester en woonde in het huis van Micha. |
12 Mica consacra le Lévite, et ce jeune homme lui servit de prêtre et demeura dans sa maison. |
13 Toen zei Micha: Nu weet ik dat de HEERE mij wel zal doen, omdat ik deze Leviet als priester heb. |
13 Toen zeide Micha: Thans weet ik dat de Heer mij zal weldoen, nu ik dezen Leviet tot priester gekregen heb. |
13 Toen dacht Micha: Nu weet ik, dat de Here mij zal weldoen, omdat ik een Leviet als priester heb. |
13 Et Mica dit: Maintenant, je sais que l'Eternel me fera du bien, puisque j'ai ce Lévite pour prêtre. |