|
1 En het zal gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, nauwgezet gehoorzaam bent, door al Zijn geboden, die ik u heden gebied, nauwlettend in acht te nemen, dat de HEERE, uw God, u dan een plaats zal geven hoog boven alle volken van de aarde. |
1 Indien gij terdege luistert naar den Heer, uw god, en al zijn geboden die ik u heden geef nauwgezet betracht, dan zal de Heer, uw god, u hoog boven al de natien der aarde verheffen |
1 Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de Here, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. |
1 Si tu obéis à la voix de l'Eternel, ton Dieu, en observant et en mettant en pratique tous ses commandements que je te prescris aujourd'hui, l'Eternel, ton Dieu, te donnera la supériorité sur toutes les nations de la terre. |
2 En al deze zegeningen zullen over u komen en u bereiken, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent: |
2 en zullen al deze zegeningen over u komen en uw deel worden, omdat gij luistert naar den Heer, uw god. |
2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de Here, uw God: |
2 Voici toutes les bénédictions qui se répandront sur toi et qui seront ton partage, lorsque tu obéiras à la voix de l'Eternel, ton Dieu: |
3 Gezegend zult u zijn in de stad, en gezegend zult u zijn op het veld. |
3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend op het veld; |
3 Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. |
3 Tu seras béni dans la ville, et tu seras béni dans les champs. |
4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. |
4 gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot de vrucht van uw akker en de vrucht van uw vee, de worp uwer runderen en de dracht uwer schapen; |
4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. |
4 Le fruit de tes entrailles, le fruit de ton sol, le fruit de tes troupeaux, les portées de ton gros et de ton menu bétail, toutes ces choses seront bénies. |
5 Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog. |
5 gezegend uw korf en uw baktrog; |
5 Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog. |
5 Ta corbeille et ta huche seront bénies. |
6 Gezegend zult u zijn bij uw komen, gezegend zult u zijn bij uw weggaan. |
6 gezegend zult gijzelf zijn bij uw ingaan, en gezegend bij uw uitgaan. |
6 Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang. |
6 Tu seras béni à ton arrivée, et tu seras béni à ton départ. |
7 De HEERE zal geven dat uw vijanden die u aanvallen, door u verslagen worden; over één weg zullen zij tegen u uittrekken, maar over zeven wegen zullen zij voor u wegvluchten. |
7 De Heer zal de vijanden die tegen u opstaan verslagen aan u overleveren: langs een weg zullen zij tegen u uittrekken en langs zeven wegen voor u vluchten. |
7 De Here zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs een enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. |
7 L'Eternel te donnera la victoire sur tes ennemis qui s'élèveront contre toi; ils sortiront contre toi par un seul chemin, et ils s'enfuiront devant toi par sept chemins. |
8 De HEERE zal de zegen over u gebieden in uw schuren en in alles wat u ter hand neemt. Hij zal u zegenen in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. |
8 De Heer zal den zegen gebieden, dat hij met u zij in uw voorraadschuren en bij al uw bedrijf, en zal u zegenen in het land dat de Heer, uw god, u geeft. |
8 De Here zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de Here, uw God, u geven zal. |
8 L'Eternel ordonnera à la bénédiction d'être avec toi dans tes greniers et dans toutes tes entreprises. Il te bénira dans le pays que l'Eternel, ton Dieu, te donne. |
9 De HEERE zal u voor Zichzelf bevestigen tot een heilig volk, zoals Hij u gezworen heeft, als u de geboden van de HEERE, uw God, in acht neemt en in Zijn wegen gaat. |
9 De Heer zal u voorgoed tot een heilig volk aannemen, zoals hij u onder eede beloofd heeft, wanneer gij de geboden van den Heer, uw god, onderhoudt en op zijn wegen gaat; en |
9 De Here zal u als zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. |
9 Tu seras pour l'Eternel un peuple saint, comme il te l'a juré, lorsque tu observeras les commandements de l'Eternel, ton Dieu, et que tu marcheras dans ses voies. |
10 En alle volken van de aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u bevreesd zijn. |
10 al de volken der aarde, ziende dat 's Heeren naam over u is uitgeroepen, zullen u vrezen. |
10 Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen. |
10 Tous les peuples verront que tu es appelé du nom de l'Eternel, et ils te craindront. |
11 En de HEERE zal u een overvloed ten goede geven, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land, in het land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven. |
11 De Heer zal u het goede in overvloed schenken in de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw vee en de vrucht van uw akker, op den grond dien hij uw vaderen onder eede beloofd heeft u te zullen geven. |
11 Ook zal de Here u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem; in het land, waarvan de Here aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. |
11 L'Eternel te comblera de biens, en multipliant le fruit de tes entrailles, le fruit de tes troupeaux et le fruit de ton sol, dans le pays que l'Eternel a juré à tes pères de te donner. |
12 De HEERE zal voor u Zijn rijke schatkamer, de hemel, openen, door uw land regen te geven op zijn tijd en door al het werk van uw handen te zegenen. U zult aan vele volken uitlenen, maar u zult zelf niet hoeven te lenen. |
12 De Heer zal zijn rijke schatkamer, den hemel, voor u ontsluiten, om den regen voor uw land op zijn tijd te geven en al het werk uwer handen te zegenen; zodat gij aan vele natien lenen en zelf van niemand lenen zult. |
12 De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. |
12 L'Eternel t'ouvrira son bon trésor, le ciel, pour envoyer à ton pays la pluie en son temps et pour bénir tout le travail de tes mains; tu prêteras à beaucoup de nations, et tu n'emprunteras point. |
13 De HEERE zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en u zult uitsluitend omhoog gaan en niet omlaag, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEERE, uw God, waarvan ik u heden gebied dat u ze in acht neemt en houdt, |
13 De Heer zal u tot hoofd en niet tot staart maken; het zal met u louter naar omhoog en niet naar omlaag gaan, wanneer gij luistert naar de geboden van den Heer, uw god, die ik u heden geef, door ze te onderhouden en te betrachten, |
13 De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, |
13 L'Eternel fera de toi la tête et non la queue, tu seras toujours en haut et tu ne seras jamais en bas, lorsque tu obéiras aux commandements de l'Eternel, ton Dieu, que je te prescris aujourd'hui, lorsque tu les observeras et les mettras en pratique, |
14 en als u niet afwijkt van al de woorden die ik u heden gebied, naar rechts of naar links, door achter andere goden aan te gaan en die te dienen. |
14 en van alwat ik u heden gebied niet afwijkt ter rechter [zijde] of ter linkerzijde, door andere goden te volgen en te dienen. |
14 En wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden. |
14 et que tu ne te détourneras ni à droite ni à gauche de tous les commandements que je vous donne aujourd'hui, pour aller après d'autres dieux et pour les servir. |
15 Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen: |
15 Maar indien gij niet luistert naar den Heer, uw god, door al zijn geboden en inzettingen die ik u heden geef nauwgezet te betrachten, zo zullen al deze vervloekingen over u komen en uw deel worden: |
15 Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: |
15 Mais si tu n'obéis point à la voix de l'Eternel, ton Dieu, si tu n'observes pas et ne mets pas en pratique tous ses commandements et toutes ses lois que je te prescris aujourd'hui, voici toutes les malédictions qui viendront sur toi et qui seront ton partage: |
16 Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt zult u zijn op het veld. |
16 vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt op het veld; |
16 Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. |
16 Tu seras maudit dans la ville, et tu seras maudit dans les champs. |
17 Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. |
17 vervloekt zullen zijn uw korf en uw baktrog |
17 Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. |
17 Ta corbeille et ta huche seront maudites. |
18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. |
18 vervloekt de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, de vrucht van uw vee, de worp uwer runderen en de dracht uwer schapen; |
18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. |
18 Le fruit de tes entrailles, le fruit de ton sol, les portées de ton gros et de ton menu bétail, toutes ces choses seront maudites. |
19 Vervloekt zult u zijn bij uw thuiskomen, en vervloekt zult u zijn bij uw weggaan. |
19 vervloekt zult gijzelf zijn bij uw ingaan, en vervloekt bij uw uitgaan. |
19 Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. |
19 Tu seras maudit à ton arrivée, et tu seras maudit à ton départ. |
20 De HEERE zal vloek, verwarring en verderf onder u zenden, in alles wat u ter hand neemt en doet, totdat u weggevaagd wordt en u al spoedig omkomt vanwege uw slechte daden, waarmee u Mij verlaten hebt. |
20 De Heer zal de vervloeking, de verschrikking en de verwensching onder u zenden in ieder bedrijf dat gij uitoefent, totdat gij verdelgd zijt en spoedig te gronde gaat vanwege de boosheid uwer handelingen, dat gij mij verlaten hebt. |
20 De Here zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. |
20 L'Eternel enverra contre toi la malédiction, le trouble et la menace, au milieu de toutes les entreprises que tu feras, jusqu'à ce que tu sois détruit, jusqu'à ce que tu périsses promptement, à cause de la méchanceté de tes actions, qui t'aura porté à m'abandonner. |
21 De HEERE zal de pest aan u laten kleven, totdat Hij u vernietigd heeft en u verdwenen bent uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. |
21 De Heer zal de pest u doen aankleven, totdat hij u van den bodem dien gij in bezit gaat nemen geheel heeft weggevaagd. |
21 De Here zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. |
21 L'Eternel attachera à toi la peste, jusqu'à ce qu'elle te consume dans le pays dont tu vas entrer en possession. |
22 De HEERE zal u treffen met tering, koorts en ontsteking, met hitte en droogte, en met korenbrand en meeldauw, die u achtervolgen zullen totdat u omkomt. |
22 De Heer zal u slaan met tering en koorts, met rotkoortsen en zenuwkoortsen, met droogte en brandkoorn en honingdauw, die u zullen vervolgen, totdat gij te gronde gaat. |
22 De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat. |
22 L'Eternel te frappera de consomption, de fièvre, d'inflammation, de chaleur brûlante, de desséchement, de jaunisse et de gangrène, qui te poursuivront jusqu'à ce que tu périsses. |
23 Uw hemel, die boven uw hoofd is, zal van brons zijn, en de aarde, die onder u is, zal van ijzer zijn. |
23 De hemel boven uw hoofd zal als koper en de aarde onder uw voeten als ijzer zijn. |
23 Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. |
23 Le ciel sur ta tête sera d'airain, et la terre sous toi sera de fer. |
24 De HEERE zal stuifzand en stof geven als regen voor uw land. Uit de hemel zal het op u neerdalen, totdat u weggevaagd bent. |
24 De Heer zal den regen voor uw land tot pulver en stof maken; van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd zijt. |
24 De Here zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt. |
24 L'Eternel enverra pour pluie à ton pays de la poussière et de la poudre; il en descendra du ciel sur toi jusqu'à ce que tu sois détruit. |
25 De HEERE zal geven dat u door uw vijanden verslagen wordt; over één weg zult u tegen hen uittrekken, maar over zeven wegen zult u voor hem wegvluchten. U zult een schrikbeeld worden voor alle koninkrijken van de aarde. |
25 De Heer zal u laten verslaan door uw vijanden; langs een weg zult gij tegen hen uittrekken en langs zeven wegen voor hen vluchten; zodat gij voor alle koninkrijken der aarde ten speelbal wordt, |
25 De Here zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs een enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde. |
25 L'Eternel te fera battre par tes ennemis; tu sortiras contre eux par un seul chemin, et tu t'enfuiras devant eux par sept chemins; et tu seras un objet d'effroi pour tous les royaumes de la terre. |
26 Uw dode lichaam zal voedsel zijn voor alle vogels in de lucht en voor de dieren op de aarde, en niemand zal ze schrik aanjagen. |
26 en uw lijken tot aas verstrekken aan het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonderdat iemand ze opschrikt. |
26 Uw lijken zullen tot voedsel dienen voor al het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonder dat iemand die opschrikt. |
26 Ton cadavre sera la pâture de tous les oiseaux du ciel et des bêtes de la terre; et il n'y aura personne pour les troubler. |
27 De HEERE zal u treffen met zweren van Egypte, met gezwellen, met uitslag en schurft waarvan u niet genezen kunt worden. |
27 De Heer zal u slaan met Egyptische zweren, pestbuilen, schurft en uitslag, waarvan gij niet kunt genezen. |
27 De Here zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen. |
27 L'Eternel te frappera de l'ulcère d'Egypte, d'hémorrhoïdes, de gale et de teigne, dont tu ne pourras guérir. |
28 De HEERE zal u treffen met krankzinnigheid, met blindheid en met verdwaasdheid van hart. |
28 De Heer zal u slaan met waanzin, verblinding en zinsverbijstering; |
28 De Here zal u slaan met waanzin, verblinding en verstandsverbijstering, |
28 L'Eternel te frappera de délire, d'aveuglement, d'égarement d'esprit, |
29 U zult op de middag rondtasten, zoals een blinde rondtast in het donker. U zult uw wegen niet voorspoedig maken. U zult alle dagen alleen maar onderdrukt en beroofd worden, en er zal geen verlosser zijn. |
29 zodat gij op den vollen middag als een blinde in het stikdonker rondtast, ongeluk hebt in wat gij onderneemt en altijddoor aan niets dan verdrukking en beroving zijt blootge-steld, zonderdat iemand redt. |
29 Zodat gij op de middag rondtast, als een blinde in de duisternis; gij zult op uw wegen niet voorspoedig zijn, maar bij voortduring slechts verdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand u redt. |
29 et tu tâtonneras en plein midi comme l'aveugle dans l'obscurité, tu n'auras point de succès dans tes entreprises, et tu seras tous les jours opprimé, dépouillé, et il n'y aura personne pour venir à ton secours. |
30 Met een vrouw zult u in ondertrouw gaan, maar een andere man zal met haar slapen; een huis zult u bouwen, maar er niet in wonen; een wijngaard zult u planten, maar de vrucht ervan niet eten. |
30 Gij zult u met een vrouw verloven, maar een ander zal met haar gemeenschap houden, een huis bouwen, maar het niet betrekken, een wijngaard planten, maar dien niet in gebruik nemen; |
30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen. Gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen. Gij zult een wijngaard planten, maar de vrucht daarvan niet genieten. |
30 Tu auras une fiancée, et un autre homme couchera avec elle; tu bâtiras une maison, et tu ne l'habiteras pas; tu planteras une vigne, et tu n'en jouiras pas. |
31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar u zult er niet van eten; uw ezel zal van voor uw ogen weggeroofd worden en niet naar u terugkeren; uw kleinvee zal aan uw vijanden gegeven worden, en er zal geen verlosser voor u zijn. |
31 uw rund wordt voor uw ogen geslacht, en gij krijgt er niet van te eten, uw ezel in uw tegenwoordigheid geroofd, en hij keert niet tot u weder, uw kleinvee wordt aan uw vijanden overgeleverd, zonderdat iemand u redt. |
31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. |
31 Ton boeuf sera égorgé sous tes yeux, et tu n'en mangeras pas; ton âne sera enlevé devant toi, et on ne te le rendra pas; tes brebis seront données à tes ennemis, et il n'y aura personne pour venir à ton secours. |
32 Uw zonen en uw dochters zullen aan een ander volk gegeven worden; uw ogen moeten het aanzien en zullen de hele dag naar hen smachten; maar u zult niet bij machte zijn iets te doen. |
32 Uw zonen en dochters worden aan een ander volk uitgeleverd, en gij ziet het met eigen ogen aan en smacht naar hen den gansen dag, maar vermoogt daartegen niets. |
32 Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen. |
32 Tes fils et tes filles seront livrés à un autre peuple, tes yeux le verront et languiront tout le jour après eux, et ta main sera sans force. |
33 Een volk dat u niet kent, zal de vrucht van uw land en heel uw arbeid opeten. U zult alle dagen alleen maar onderdrukt en uitgebuit worden. |
33 Een volk dat gij niet gekend hebt zal de vrucht van uw akker en alles waarvoor gij gewerkt hebt verteren, zodat gij altijddoor enkel aan verdrukking en krenking zijt blootgesteld |
33 Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden. |
33 Un peuple que tu n'auras point connu mangera le fruit de ton sol et tout le produit de ton travail, et tu seras tous les jours opprimé et écrasé. |
34 U zult krankzinnig worden vanwege het schouwspel dat uw ogen zien. |
34 en waanzinnig wordt van het schouwspel dat gij moet aanzien. |
34 Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien. |
34 Le spectacle que tu auras sous les yeux te jettera dans le délire. |
35 De HEERE zal u treffen met vreselijke zweren, aan de knieën en aan de benen, waarvan u niet genezen kunt worden, vanaf uw voetzool tot aan uw schedel. |
35 De Heer zal u slaan met boze zweren aan de knieen en benen, waarvan gij niet kunt genezen, van de voetzool tot den schedel. |
35 De Here zal u slaan met boze zweren aan de knieen en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen; van uw voetzool af tot uw schedel toe. |
35 L'Eternel te frappera aux genoux et aux cuisses d'un ulcère malin dont tu ne pourras guérir, il te frappera depuis la plante du pied jusqu'au sommet de la tête. |
36 De HEERE zal u en de koning die u over uzelf aangesteld hebt, naar een volk brengen dat u zelf niet kende, en ook uw vaderen niet. Daar zult u andere goden dienen, hout en steen. |
36 De Heer zal u en den koning dien gij over u zult aanstellen doen gaan naar een volk dat gij noch uw vaderen gekend hebt, waar gij andere goden, van hout en steen, zult dienen; |
36 De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. |
36 L'Eternel te fera marcher, toi et ton roi que tu auras établi sur toi, vers une nation que tu n'auras point connue, ni toi ni tes pères. Et là, tu serviras d'autres dieux, du bois et de la pierre. |
37 U zult een verschrikking, een spreekwoord en een voorwerp van spot zijn onder al de volken waar de HEERE u naartoe voeren zal. |
37 zo zult gij tot een ontzetting, tot een spreekwoord en tot een schimpnaam worden, onder al de volken waarheen de Heer u zal wegvoeren. |
37 Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert. |
37 Et tu seras un sujet d'étonnement, de sarcasme et de raillerie, parmi tous les peuples chez qui l'Eternel te mènera. |
38 U zult veel zaad naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het opvreten. |
38 Veel zaad zult gij op den akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten; |
38 Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. |
38 Tu transporteras sur ton champ beaucoup de semence; et tu feras une faible récolte, car les sauterelles la dévoreront. |
39 Wijngaarden zult u planten en bewerken, maar u zult geen wijn drinken of iets verzamelen, want de worm zal het opeten. |
39 wijngaarden zult gij planten en verzorgen, maar geen wijn drinken noch opleggen, want de rups zal ze verteren; |
39 Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen. |
39 Tu planteras des vignes et tu les cultiveras; et tu ne boiras pas de vin et tu ne feras pas de récolte, car les vers la mangeront. |
40 Olijfbomen zult u hebben in heel uw grondgebied, maar u zult u niet met olie zalven, want uw olijven zullen afvallen. |
40 olijfbomen zult gij hebben in uw ganse gebied, maar u niet zalven met olie, want uw olijven zullen afvallen; |
40 Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen. |
40 Tu auras des oliviers dans toute l'étendue de ton pays; et tu ne t'oindras pas d'huile, car tes olives tomberont. |
41 Zonen en dochters zult u verwekken, maar zij zullen niet aan u toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. |
41 zonen en dochters zult gij verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. |
41 Gij zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. |
41 Tu engendreras des fils et des filles; et ils ne seront pas à toi, car ils iront en captivité. |
42 Al uw bomen en de vrucht van uw land zullen de sprinkhanen in bezit nemen. |
42 Al uw bomen en veldvruchten zal de kever in bezit nemen. |
42 Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken. |
42 Les insectes prendront possession de tous tes arbres et du fruit de ton sol. |
43 De vreemdeling die in uw midden is, zal hoger en hoger boven u uitstijgen, maar u zult lager en lager neerdalen. |
43 De vreemde die in uw midden woont zal u boven het hoofd groeien al hoger en hoger, terwijl gijzelf daalt al lager en lager; |
43 Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. |
43 L'étranger qui sera au milieu de toi s'élèvera toujours plus au-dessus de toi, et toi, tu descendras toujours plus bas; |
44 Hij zal aan u uitlenen, maar u zult niet aan hem uitlenen. Hij zal tot een hoofd zijn en u zult tot een staart zijn. |
44 hij zal aan u, gij zult niet aan hem lenen; hij zal tot hoofd, en gij zult tot staart worden. |
44 Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn, en gij staart. |
44 il te prêtera, et tu ne lui prêteras pas; il sera la tête, et tu seras la queue. |
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat u weggevaagd wordt, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam geweest bent, door Zijn geboden en Zijn verordeningen, die Hij u geboden heeft, in acht te nemen. |
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u vervolgen en inhalen, totdat gij verdelgd zijt; omdat gij naar den Heer, uw god, niet geluisterd hebt door de geboden en inzettingen die hij u gegeven heeft te onderhouden; |
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God, en de geboden en inzettingen die Hij u opgelegd heeft, niet onderhouden hebt; |
45 Toutes ces malédictions viendront sur toi, elles te poursuivront et seront ton partage jusqu'à ce que tu sois détruit, parce que tu n'auras pas obéi à la voix de l'Eternel, ton Dieu, parce que tu n'auras pas observé ses commandements et ses lois qu'il te prescrit. |
46 Ze zullen voor u en uw nageslacht tot een teken en een wonder zijn, tot in eeuwigheid. |
46 zodat zij aan u en uw nakroost voor eeuwig tot een teken en wonder zijn. |
46 Zij zullen onder u tot een teken en wonder zijn, en onder uw nageslacht, voor altoos. |
46 Elles seront à jamais pour toi et pour tes descendants comme des signes et des prodiges. |
47 Omdat u de HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met blijdschap en hartelijke vreugde, vanwege de overvloed van alles, |
47 Hiervoor dat gij den Heer, uw god, niet blijmoedig en met een vrolijk hart wegens den overvloed van alles gediend hebt |
47 Omdat gij de Here, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, |
47 Pour n'avoir pas, au milieu de l'abondance de toutes choses, servi l'Eternel, ton Dieu, avec joie et de bon coeur, |
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals leggen, totdat Hij u wegvaagt. |
48 zult gij uw vijanden, die de Heer onder u zenden zal, dienen bij honger en dorst, bij naaktheid en gebrek aan alles en zal hij een ijzeren juk op uw nek leggen, totdat hij u verdelgd heeft. |
48 Zult gij de vijanden, die de Here tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelgd heeft. |
48 tu serviras, au milieu de la faim, de la soif, de la nudité et de la disette de toutes choses, tes ennemis que l'Eternel enverra contre toi. Il mettra un joug de fer sur ton cou, jusqu'à ce qu'il t'ait détruit. |
49 De HEERE zal een volk van ver weg tegen u doen opkomen, van het einde van de aarde, zoals een arend aan komt zweven; een volk waarvan u de taal niet verstaat, |
49 De Heer zal tegen u doen opkomen een volk uit de verte, van het einde der aarde, evenals een arend toeschiet, een volk welks taal gij niet verstaat, |
49 De Here zal tegen u doen aanrukken een volk, dat van verre komt, van het einde der aarde, zoals een arend aanzweeft: een volk, waarvan gij de taal niet verstaat, |
49 L'Eternel fera partir de loin, des extrémités de la terre, une nation qui fondra sur toi d'un vol d'aigle, une nation dont tu n'entendras point la langue, |
50 een meedogenloos volk, dat oude mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is. |
50 een volk met bars gelaat, dat geen grijsaard ontziet noch zich over een knaap ontfermt; |
50 Een hardvochtig volk, dat geen grijsaard ontziet en geen knaap genade bewijst; |
50 une nation au visage farouche, et qui n'aura ni respect pour le vieillard ni pitié pour l'enfant. |
51 Het zal de vrucht van uw dieren en de vrucht van uw land opeten, totdat u weggevaagd bent. Het zal u geen koren, nieuwe wijn of olie overlaten, noch de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee, totdat Hij u heeft omgebracht. |
51 het zal de vrucht van uw vee en de vrucht van uw akker verteren; totdat gij verdelgd zijt; het laat u koorn noch most noch olie over, teelt uwer runderen noch dracht uwer schapen, totdat het u heeft te gronde gericht. |
51 Dat de vrucht van uw vee en van uw bodem zal opeten, totdat gij verdelgd zijt; dat u geen koren, most of olie zal overlaten, noch de worp van uw runderen of de dracht van uw kleinvee, totdat het u te gronde gericht heeft. |
51 Elle mangera le fruit de tes troupeaux et le fruit de ton sol, jusqu'à ce que tu sois détruit; elle ne te laissera ni blé, ni moût, ni huile, ni portées de ton gros et de ton menu bétail, jusqu'à ce qu'elle t'ait fait périr. |
52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren, waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. |
52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat al uw hooge en versterkte muren, waarop gij vertrouwdet, in uw ganse land gevallen zijn; het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in het ganse land dat de Heer, uw god, u gegeven heeft. |
52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de Here, uw God, u geven zal. |
52 Elle t'assiégera dans toutes tes portes, jusqu'à ce que tes murailles tombent, ces hautes et fortes murailles sur lesquelles tu auras placé ta confiance dans toute l'étendue de ton pays; elle t'assiégera dans toutes tes portes, dans tout le pays que l'Eternel, ton Dieu, te donne. |
53 U zult de vrucht van uw schoot eten, het vlees van uw zonen en van uw dochters, die de HEERE, uw God, u gegeven zal hebben, tijdens de belegering en in de nood waarin uw vijanden u doen verkeren. |
53 Dan zult gij, in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u brengt de vrucht van uw schoot eten, het vlees uwer zonen en dochters, die de Heer, uw god, u gegeven heeft. |
53 In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de Here, uw God, u geven zal. |
53 Au milieu de l'angoisse et de la détresse où te réduira ton ennemi, tu mangeras le fruit de tes entrailles, la chair de tes fils et de tes filles que l'Eternel, ton Dieu, t'aura donnés. |
54 De man onder u die weekhartig en zeer teergevoelig is, zal zijn broer, zijn innig geliefde vrouw en de rest van zijn zonen die hij nog overheeft, niets gunnen, |
54 De zeer verwende en verwijfde man onder u zal het aan zijn broeder, aan de vrouw die in zijn schoot ligt en aan zijn overgebleven kinderen, hun die hij nog behouden heeft, misgunnen; |
54 De meest verwekelijkte en verwende man onder u zal zijn broeder noch zijn eigen vrouw noch de kinderen, die hem nog resten, iets gunnen, |
54 L'homme d'entre vous le plus délicat et le plus habitué à la mollesse aura un oeil sans pitié pour son frère, pour la femme qui repose sur son sein, pour ceux de ses enfants qu'il a épargnés; |
55 zodat hij aan niemand van hen iets van het vlees van zijn zonen dat hij eet, zal geven, omdat hij dan niets voor zichzelf overhoudt, tijdens de belegering en in de nood, waarin uw vijand u in al uw poorten zal doen verkeren. |
55 zodat hij aan geen hunner iets afstaat van het vlees zijner kinderen dat hij eet; omdat hij niets heeft overgehouden in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u in al uw steden brengt. |
55 Zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede deze u in al uw steden kwellen zal. |
55 il ne donnera à aucun d'eux de la chair de ses enfants dont il fait sa nourriture, parce qu'il ne lui reste plus rien au milieu de l'angoisse et de la détresse où te réduira ton ennemi dans toutes tes portes. |
56 De vrouw onder u die weekhartig en teergevoelig is, die nog nooit getracht heeft haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij daarvoor te teergevoelig en zachtaardig was, zal haar innig geliefde man, haar zoon en haar dochter niets gunnen |
56 De verwende en verwijfde vrouw onder u, die van verwijfdheid en verwenning nooit beproefd heeft haar voetzool op den grond te zetten, zal aan den man die in in haar schoot ligt, haar zoon en haar dochter niets gunnen, |
56 De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon en dochter iets gunnen, |
56 La femme d'entre vous la plus délicate et la plus habituée à la mollesse, qui par mollesse et par délicatesse n'essayait pas de poser à terre la plante de son pied, aura un oeil sans pitié pour le mari qui repose sur son sein, pour son fils et pour sa fille; |
57 van haar nageboorte, die tussen haar benen naar buiten komt, en van haar zonen, die zij baart, want zij zal hen in het geheim opeten, vanwege het gebrek aan alles, tijdens de belegering en in de nood, waarin uw vijand u in uw poorten zal doen verkeren. |
57 van de nageboorte die uit haar schoot komt en het kind dat zij baart; want bij gebrek aan alles zal zij het in het verborgen opeten, in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u in uw steden brengt. |
57 Zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijanden u in uw steden kwellen zal. |
57 elle ne leur donnera rien de l'arrière-faix sorti d'entre ses pieds et des enfants qu'elle mettra au monde, car, manquant de tout, elle en fera secrètement sa nourriture au milieu de l'angoisse et de la détresse où te réduira ton ennemi dans tes portes. |
58 Als u al de woorden van deze wet die in dit boek geschreven zijn, niet nauwlettend houdt, door deze heerlijke en ontzagwekkende Naam, de HEERE, uw God, te vrezen, |
58 Indien gij niet al de woorden dezer wet, in dit boek geschreven, nauwgezet betracht, vrezende dezen eerbiedwaardigen en geduchten Naam: den Heer, uw god |
58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de Here, uw God vreest, |
58 Si tu n'observes pas et ne mets pas en pratique toutes les paroles de cette loi, écrites dans ce livre, si tu ne crains pas ce nom glorieux et redoutable de l'Eternel, ton Dieu, |
59 dan zal de HEERE uw plagen en de plagen van uw nageslacht uitzonderlijk maken; het zullen grote en aanhoudende plagen, en kwaadaardige en aanhoudende ziekten zijn. |
59 dan zal de Heer u en uw nakroost buitengewoon zwaar tuchtigen met grote en aanhoudende slagen, boze en aanhoudende ziekten, |
59 Dan zal de Here u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. |
59 l'Eternel te frappera miraculeusement, toi et ta postérité, par des plaies grandes et de longue durée, par des maladies graves et opiniâtres. |
60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor u beducht geweest bent, op u laten terugkeren en zij zullen aan u blijven kleven. |
60 en weder onder u brengen al de Egyptische kwalen, waarvoor gij zo beducht zijt; zodat zij u aankleven. |
60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. |
60 Il amènera sur toi toutes les maladies d'Egypte, devant lesquelles tu tremblais; et elles s'attacheront à toi. |
61 Ook iedere ziekte en iedere plaag die niet in het boek met deze wet geschreven is, zal de HEERE over u laten komen, totdat u weggevaagd wordt. |
61 Bovendien zal de Heer allerlei ziekten en slagen die in dit wetboek niet beschreven staan tegen u doen opkomen, totdat gij verdelgd zijt |
61 Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de Here over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. |
61 Et même, l'Eternel fera venir sur toi, jusqu'à ce que tu sois détruit, toutes sortes de maladies et de plaies qui ne sont point mentionnées dans le livre de cette loi. |
62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren aan de hemel, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam geweest bent. |
62 en slechts in kleinen getale overblijft, terwijl gij zo talrijk geweest zijt als de sterren des hemels; omdat gij niet geluisterd hebt naar den Heer, uw god. |
62 Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God. |
62 Après avoir été aussi nombreux que les étoiles du ciel, vous ne resterez qu'un petit nombre, parce que tu n'auras point obéi à la voix de l'Eternel, ton Dieu. |
63 En het zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde om u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden om u om te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. |
63 Evenals de Heer er genoegen in vond u wel te doen en u te vermenigvuldigen, zo zal hij er genoegen in vinden u te gronde te richten en te verdelgen. Gij zult weggerukt worden van den bodem dien gij in bezit gaat nemen, de |
63 Zoals de Here er behagen in had om u wel te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. |
63 De même que l'Eternel prenait plaisir à vous faire du bien et à vous multiplier, de même l'Eternel prendra plaisir à vous faire périr et à vous détruire; et vous serez arrachés du pays dont tu vas entrer en possession. |
64 De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen. |
64 Heer zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot het andere, en gij zult daar andere goden, die gij noch uw vaderen gekend hebt, van hout en steen, dienen. |
64 De Here zal u verstrooien onder alle natien van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. |
64 L'Eternel te dispersera parmi tous les peuples, d'une extrémité de la terre à l'autre; et là, tu serviras d'autres dieux que n'ont connus ni toi, ni tes pères, du bois et de la pierre. |
65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust komen en uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven. |
65 Ook onder die natien zult gij niet in vrede wonen, noch een plaats der rust voor uw voetzool hebben, maar de Heer zal u aldaar een onrustig hart, smachtende ogen en een kwijnend gemoed geven: |
65 Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. |
65 Parmi ces nations, tu ne seras pas tranquille, et tu n'auras pas un lieu de repos pour la plante de tes pieds. L'Eternel rendra ton coeur agité, tes yeux languissants, ton âme souffrante. |
66 Uw >66 Uw leven zal voor u aan een zijden draad hangen; u zult nacht en dag beangst zijn en uw leven niet zeker zijn. |
66 gij zult uw leven voor u aan een draad zien hangen, nacht en dag zult gij sidderen en van uw leven niet zeker zijn; |
66 Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. |
66 Ta vie sera comme en suspens devant toi, tu trembleras la nuit et le jour, tu douteras de ton existence. |
67 's Morgens zult u zeggen: Was het maar avond! En 's avonds zult u zeggen: Was het maar morgen! vanwege de angst die uw hart bevangen heeft en vanwege het schouwspel dat uw ogen zien. |
67 des morgens zult gij zeggen: Och of het avond was! en des avonds: Och of het morgen was! vanwege de siddering die uw hart bevangt en het schouwspel dat gij voor ogen hebt. |
67 Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. |
67 Dans l'effroi qui remplira ton coeur et en présence de ce que tes yeux verront, tu diras le matin: Puisse le soir être là! et tu diras le soir: Puisse le matin être là! |
68 De HEERE zal u in schepen naar Egypte laten terugkeren, over de weg waarvan ik u gezegd heb: Die zult u nooit meer zien. Daar zult u uzelf als slaven en slavinnen aan uw vijanden willen verkopen, maar er zal geen koper zijn. |
68 En de Heer zal u op schepen terug brengen naar Egypte, langs den weg waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet wederzien--en daar zult gij aan uw vijanden te koop worden aangeboden als slaven en slavinnen; maar niemand koopt u. |
68 De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn. |
68 Et l'Eternel te ramènera sur des navires en Egypte, et tu feras ce chemin dont je t'avais dit: Tu ne le reverras plus! Là, vous vous offrirez en vente à vos ennemis, comme esclaves et comme servantes; et il n'y aura personne pour vous acheter. |