|
1 Wanneer er tussen mannen onenigheid is en zij voor het gerecht komen en men over hen rechtspreekt, dan moet men de rechtvaardige rechtvaardig verklaren en de schuldige schuldig verklaren. |
1 Wanneer personen die een geschil met elkaar hebben voor het gerecht komen, en men vonnis velt, den rechtvaardige in het gelijk stelt en den schuldige veroordeelt, |
1 Wanneer mannen een twist hebben en daarmee voor het gerecht komen, en men wijst vonnis door de onschuldige in het gelijk te stellen en de schuldige te veroordelen, |
1 Lorsque des hommes, ayant entre eux une querelle, se présenteront en justice pour être jugés, on absoudra l'innocent, et l'on condamnera le coupable. |
2 En als de schuldige tot stokslagen is veroordeeld, moet het zó zijn dat de rechter hem op de grond laat leggen en hem voor zijn ogen de slagen laat geven die in aantal overeenkomen met zijn onrechtvaardige daad. |
2 zo zal indien de schuldige slagen verdiend heeft, de rechter hem op den grond laten leggen en hem in zijn tegenwoordigheid zeker aantal slagen laten toedienen naar evenredigheid van zijn schuld: |
2 Dan zal, indien de schuldige slagen verdiend heeft, de rechter hem doen neerliggen en hem in zijn tegenwoordigheid een aantal slagen doen geven in overeenstemming met zijn schuld. |
2 Si le coupable mérite d'être battu, le juge le fera étendre par terre et frapper en sa présence d'un nombre de coups proportionné à la gravité de sa faute. |
3 Veertig slagen mag hij hem laten geven; hij mag er niets aan toevoegen, omdat uw broeder anders, als hij hem boven deze nog meer slagen zou laten geven, voor uw ogen verachtelijk zou worden. |
3 veertig slagen, niet meer, mag hij hem laten toedienen; opdat niet, wanneer hij hem meer laat toedienen, uw broeder voor uw ogen onteerd worde. |
3 Veertig slagen zal hij hem doen geven, niet meer; opdat niet, wanneer hij hem nog meer slagen zou laten geven, uw broeder in uw ogen verachtelijk zou worden. |
3 Il ne lui fera pas donner plus de quarante coups, de peur que, si l'on continuait à le frapper en allant beaucoup au delà, ton frère ne fût avili à tes yeux. |
4 Een rund mag u niet muilkorven als hij aan het dorsen is. |
4 Gij zult het rund bij het dorsen niet muilbanden. |
4 Gij zult een dorsende os niet muilbanden. |
4 Tu n'emmuselleras point le boeuf, quand il foulera le grain. |
5 Wanneer broers bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder dat hij een zoon heeft, dan mag de vrouw van de gestorvene niet de vrouw van een vreemde man buiten de familie worden. Haar zwager moet bij haar komen en haar voor zichzelf tot vrouw nemen, en zo zijn zwagerplicht tegenover haar vervullen. |
5 Wanneer broeders bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw des overledenen niet worden de vrouw van een vreemden man buiten de familie: haar zwager moet tot haar komen, haar tot vrouw nemen en zijn zwagerplicht aan haar vervullen. |
5 Wanneer broeders tezamen wonen, en een van hen sterft zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van de gestorvene niet buiten de familie de vrouw van een vreemde man mogen worden; haar zwager zal gemeenschap met haar hebben, haar tot vrouw nemen en zo het zwagerhuwelijk met haar sluiten. |
5 Lorsque des frères demeureront ensemble, et que l'un d'eux mourra sans laisser de fils, la femme du défunt ne se mariera point au dehors avec un étranger, mais son beau-frère ira vers elle, la prendra pour femme, et l'épousera comme beau-frère. |
6 En het moet zó zijn dat het eerste kind dat zij baart, op naam van zijn gestorven broer zal staan, zodat diens naam niet uit Israël wordt uitgewist. |
6 De eerste zoon dien zij baart zal staan op naam van zijn overleden broeder; opdat diens naam niet uit Israel worde uitgewist. |
6 En de eerstgeborene, die zij baren zal, zal op naam van de gestorven broeder staan, opdat diens naam uit Israel niet uitgewist worde. |
6 Le premier-né qu'elle enfantera succédera au frère mort et portera son nom, afin que ce nom ne soit pas effacé d'Israël. |
7 Maar als deze man niet genegen is zijn schoonzuster tot vrouw te nemen, dan moet zijn schoonzuster naar de poort gaan, naar de oudsten, en zeggen: Mijn zwager weigert een naam voor zijn broer in Israël in stand te houden. Hij wil zijn zwagerplicht tegenover mij niet vervullen. |
7 Maar indien de man ongenegen is zijn schoonzuster te nemen, dan ga zij op naar de poort tot de oudsten en zegge: Mijn zwager heeft geweigerd zijns broeders naam in Israel in stand te houden; hij wil zijn zwagerplicht aan mij niet vervullen. |
7 Maar indien die man geen lust heeft zijn schoonzuster te nemen, dan zal zijn schoonzuster naar de poort, tot de oudsten, gaan en zeggen: Mijn zwager weigert de naam van zijn broeder in Israel in stand te houden, hij wil het zwagerhuwelijk met mij niet sluiten. |
7 Si cet homme ne veut pas prendre sa belle-soeur, elle montera à la porte vers les anciens, et dira: Mon beau-frère refuse de relever en Israël le nom de son frère, il ne veut pas m'épouser par droit de beau-frère. |
8 Dan moeten de oudsten van zijn stad hem roepen en tot hem spreken; blijft hij bij zijn standpunt en zegt hij: Ik ben niet genegen haar tot vrouw te nemen, |
8 Dan zullen de oudsten zijner stad hem laten roepen en met hem spreken; houdt hij vol en zegt hij: Ik ben ongenegen haar te nemen-- |
8 Dan zullen de oudsten van zijn stad hem roepen en met hem spreken. Blijft hij daarbij en zegt hij: Ik heb geen lust haar te nemen. |
8 Les anciens de la ville l'appelleront, et lui parleront. S'il persiste, et dit: Je ne veux pas la prendre, |
9 dan moet zijn schoonzuster voor de ogen van de oudsten naar hem toe gaan, zijn schoen van zijn voet trekken, hem in het gezicht spuwen, en daarbij het woord nemen en zeggen: Zo wordt met de man gedaan die het gezin van zijn broer niet wil bouwen. |
9 dan trede zijn schoonzuster ten aanschouwen van de oudsten op hem toe, trekke hem den schoen van den voet, spuwe hem in het aangezicht, heffe aan en zegge: Aldus doet men den man die zijns broeders huis niet wil bouwen! |
9 Dan zal zijn schoonzuster voor de ogen der oudsten bij hem gaan staan, hem zijn schoen van de voet trekken, hem in het gelaat spuwen en aldus betuigen: Zo zal men de man doen, die het huis van zijn broeder niet bouwt. |
9 alors sa belle-soeur s'approchera de lui en présence des anciens, lui ôtera son soulier du pied, et lui crachera au visage. Et prenant la parole, elle dira: Ainsi sera fait à l'homme qui ne relève pas la maison de son frère. |
10 En zijn naam zal in Israël luiden: Het huis van hem bij wie de schoen is uitgetrokken. |
10 Zijn naam zal dan in Israel luiden: het huis des ontschoeiden. |
10 En onder Israel zal zijn naam luiden: Het huis van de ontschoeide. |
10 Et sa maison sera appelée en Israël la maison du déchaussé. |
11 Wanneer mannen met elkaar vechten en de vrouw van de een naderbij komt om haar man te bevrijden uit de hand van degene die hem slaat, en zij haar hand uitsteekt en hem bij zijn geslachtsdelen grijpt, |
11 Wanneer twee mannen met elkaar aan het vechten zijn, en de vrouw van den enen komt er bij, om haar man te redden uit de hand van wie hem slaat, en zij steekt haar hand uit en grijpt dezen bij de schaamdelen, |
11 Wanneer mannen met elkander vechten en de vrouw van de een komt tussenbeide om haar man te bevrijden uit handen van degene die hem slaat, en zij steekt haar hand uit en grijpt hem bij zijn schaamdelen, |
11 Lorsque des hommes se querelleront ensemble, l'un avec l'autre, si la femme de l'un s'approche pour délivrer son mari de la main de celui qui le frappe, si elle avance la main et saisit ce dernier par les parties honteuses, |
12 dan moet u haar hand afhakken. Laat uw oog haar niet ontzien! |
12 dan moet gij haar de hand afhakken, zonder verschoning. |
12 Dan zult gij haar hand afkappen; gij zult haar niet ontzien. |
12 tu lui couperas la main, tu ne jetteras sur elle aucun regard de pitié. |
13 U mag niet twee verschillende weegstenen in uw zak hebben, een grote en een kleine. |
13 Gij zult niet tweeerlei gewicht, een groot en een klein, in uw tas hebben |
13 Gij zult in uw buidel geen tweeerlei gewicht hebben, een groot en een klein, |
13 Tu n'auras point dans ton sac deux sortes de poids, un gros et un petit. |
14 U mag in uw huis niet twee verschillende efa's hebben, een grote en een kleine. |
14 noch tweeerlei maat, een grote en een kleine, in uw huis; |
14 Gij zult in uw huis geen tweeerlei efa hebben, een grote en een kleine. |
14 Tu n'auras point dans ta maison deux sortes d'épha, un grand et un petit. |
15 U moet een zuivere en rechtmatige weegsteen hebben, u moet een zuivere en rechtmatige efa hebben, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. |
15 gij moet een zuiver en eerlijk gewicht, een zuivere en eerlijke maat hebben; opdat gij lang gevestigd moogt blijven op den bodem dien de Heer, uw god, u geeft, |
15 Gij zult een vol en zuiver gewicht hebben; gij zult een volle en zuivere efa hebben, opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal. |
15 Tu auras un poids exact et juste, tu auras un épha exact et juste, afin que tes jours se prolongent dans le pays que l'Eternel, ton Dieu, te donne. |
16 Want iedereen die dat doet, iedereen die onrecht doet, is voor de HEERE, uw God, een gruwel. |
16 want de Heer, uw god, heeft een afschuw van alwie zulke dingen doet, van alwie oneerlijk handelt. |
16 Want ieder die deze dingen doet, ieder die onrecht doet, is de Here, uw God een gruwel. |
16 Car quiconque fait ces choses, quiconque commet une iniquité, est en abomination à l'Eternel, ton Dieu. |
17 Denk aan wat Amalek u onderweg aangedaan heeft, toen u uit Egypte wegtrok: |
17 Gedenk wat Amalek bij uw uittocht uit Egypte u onderweg heeft aangedaan: |
17 Gedenk wat Amalek u gedaan heeft op uw tocht, toen gij uit Egypte getrokken waart; |
17 Souviens-toi de ce que te fit Amalek pendant la route, lors de votre sortie d'Egypte, |
18 hij ontmoette u onderweg en overviel bij u in de achterhoede alle zwakken achter u, terwijl u moe en uitgeput was; en hij vreesde God niet. |
18 hoe hij u onderweg tegenkwam, op u, terwijl gij afgemat en uitgeput waart, van achteren aanviel, op al de vermoeiden in uw achterhoede, en God niet vreesde. |
18 Hoe hij u onderweg tegenkwam en al de zwakken in uw achterhoede afsneed, terwijl gij vermoeid en uitgeput waart, en hoe hij God niet vreesde. |
18 comment il te rencontra dans le chemin, et, sans aucune crainte de Dieu, tomba sur toi par derrière, sur tous ceux qui se traînaient les derniers, pendant que tu étais las et épuisé toi-même. |
19 Als de HEERE, uw God, u rust gegeven heeft van al uw vijanden van rondom, in het land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft om dat in bezit te nemen, moet het zó zijn dat u de gedachtenis aan Amalek van onder de hemel uitwist. Vergeet het niet! |
19 Wanneer nu de Heer, uw god, in het land dat hij u ten erfdeel geeft, om het in bezit te nemen, u rust verschaft van al uw vijanden rondom, wis dan de heugenis van Amalek onder den hemel uit; vergeet het niet! |
19 Als dan de Here, uw God, u rust gegeven heeft van al de vijanden rondom u in het land, dat de Here, uw God, u ten erfdeel geven zal om het te bezitten, dan zult gij de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen; vergeet het niet. |
19 Lorsque l'Eternel, ton Dieu, après t'avoir délivré de tous les ennemis qui t'entourent, t'accordera du repos dans le pays que l'Eternel, ton Dieu, te donne en héritage et en propriété, tu effaceras la mémoire d'Amalek de dessous les cieux: ne l'oublie point. |