|
1 En het zal gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, nauwgezet gehoorzaam bent, door al Zijn geboden, die ik u heden gebied, nauwlettend in acht te nemen, dat de HEERE, uw God, u dan een plaats zal geven hoog boven alle volken van de aarde. |
1 Indien gij dan aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zal de Here, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde. |
1 Mozes sprak: ‘Als u de HEER, uw God, gehoorzaam bent en al zijn geboden, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, zorgvuldig naleeft, zal Hij u hoog boven alle andere volken op aarde verheffen. |
2 En al deze zegeningen zullen over u komen en u bereiken, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent: |
2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien gij luistert naar de stem van de Here, uw God: |
2 En omdat u Hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen: |
3 Gezegend zult u zijn in de stad, en gezegend zult u zijn op het veld. |
3 Gezegend zult gij zijn in de stad en gezegend op het veld. |
3 Gezegend zult u zijn in de stad en gezegend op het land. |
4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. |
4 Gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem en de vrucht van uw vee: de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. |
4 Gezegend is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de vrucht van uw vee: de dracht van uw runderen, schapen en geiten. |
5 Gezegend zal zijn uw korf en uw baktrog. |
5 Gezegend zullen zijn uw mand en uw baktrog. |
5 Gezegend is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt. |
6 Gezegend zult u zijn bij uw komen, gezegend zult u zijn bij uw weggaan. |
6 Gezegend zult gij zijn bij uw ingang en gezegend zult gij zijn bij uw uitgang. |
6 Gezegend zult u zijn in uw komen en uw gaan. |
7 De HEERE zal geven dat uw vijanden die u aanvallen, door u verslagen worden; over één weg zullen zij tegen u uittrekken, maar over zeven wegen zullen zij voor u wegvluchten. |
7 De Here zal uw vijanden, die tegen u opstaan, verslagen aan u overleveren. Langs een enkele weg zullen zij tegen u optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. |
7 De HEER zal u de overwinning schenken op alle vijanden die u aanvallen: als één man zullen ze op u afkomen, maar naar alle kanten stuiven ze uiteen. |
8 De HEERE zal de zegen over u gebieden in uw schuren en in alles wat u ter hand neemt. Hij zal u zegenen in het land dat de HEERE, uw God, u geeft. |
8 De Here zal over u de zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u zegenen in het land dat de Here, uw God, u geven zal. |
8 De HEER zal zijn zegen laten rusten op uw voorraadschuren en op alle arbeid die u verricht. Hij zal u zegenen in het land dat Hij u geeft. |
9 De HEERE zal u voor Zichzelf bevestigen tot een heilig volk, zoals Hij u gezworen heeft, als u de geboden van de HEERE, uw God, in acht neemt en in Zijn wegen gaat. |
9 De Here zal u als zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de geboden van de Here, uw God, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. |
9 De HEER zal zijn plechtige belofte gestand doen en u tot een volk maken dat aan Hem is gewijd; u leeft immers de geboden van de HEER, uw God, na en volgt de weg die Hij wijst. |
10 En alle volken van de aarde zullen zien dat de Naam van de HEERE over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u bevreesd zijn. |
10 Dan zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des Heren over u uitgeroepen is, en zij zullen voor u vrezen. |
10 Alle andere volken zullen opmerken dat u de HEER toebehoort, en ze zullen ontzag voor u hebben. |
11 En de HEERE zal u een overvloed ten goede geven, in de vrucht van uw schoot, in de vrucht van uw vee en in de vrucht van uw land, in het land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven. |
11 Ook zal de Here u overvloedig het goede schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van uw bodem; in het land, waarvan de Here aan uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. |
11 De HEER zal u ruim bedelen met kinderen en ook uw vee en uw akkers overvloedig zegenen, wanneer u straks het land bewoont dat de HEER u zal geven, zoals Hij uw voorouders onder ede heeft beloofd. |
12 De HEERE zal voor u Zijn rijke schatkamer, de hemel, openen, door uw land regen te geven op zijn tijd en door al het werk van uw handen te zegenen. U zult aan vele volken uitlenen, maar u zult zelf niet hoeven te lenen. |
12 De Here zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te leen te ontvangen. |
12 De HEER zal de rijk gevulde schatkamer van de hemel openen om uw akkers op de juiste tijd regen te geven. Hij zal uw arbeid op het land zo zegenen dat u aan veel volken leningen kunt verschaffen, zonder ooit zelf te hoeven lenen. |
13 De HEERE zal u tot een hoofd maken en niet tot een staart, en u zult uitsluitend omhoog gaan en niet omlaag, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEERE, uw God, waarvan ik u heden gebied dat u ze in acht neemt en houdt, |
13 De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden, |
13 De HEER zal u altijd de eerste plaats laten bekleden en nooit de laatste. U zult iedereen voorbijstreven en nooit achteropraken, als u de geboden van de HEER, uw God, gehoorzaamt en ze strikt naleeft. |
14 en als u niet afwijkt van al de woorden die ik u heden gebied, naar rechts of naar links, door achter andere goden aan te gaan en die te dienen. |
14 En wanneer gij niet afwijkt van alle geboden, die ik u heden geef, noch naar rechts noch naar links, door het achterna lopen en dienen van andere goden. |
14 Wijk dan ook op geen enkele manier van de geboden af zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, door achter andere goden aan te lopen en die te vereren. |
15 Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen: |
15 Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u heden opleg, naarstig onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: |
15 Maar als u de HEER, uw God, niet gehoorzaamt en zijn geboden en wetten, zoals ik ze u vandaag heb voorgehouden, niet nauwkeurig naleeft, zullen deze vervloekingen u treffen: |
16 Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt zult u zijn op het veld. |
16 Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld. |
16 Vervloekt zult u zijn in de stad en vervloekt op het land. |
17 Vervloekt zal zijn uw korf en uw baktrog. |
17 Vervloekt zullen zijn uw mand en uw baktrog. |
17 Vervloekt is de oogst die u binnenhaalt en het deeg dat u kneedt. |
18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw land, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee. |
18 Vervloekt zal zijn de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw bodem, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee. |
18 Vervloekt is de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw land en de dracht van uw runderen, schapen en geiten. |
19 Vervloekt zult u zijn bij uw thuiskomen, en vervloekt zult u zijn bij uw weggaan. |
19 Vervloekt zult gij zijn bij uw ingang en vervloekt bij uw uitgang. |
19 Vervloekt zult u zijn in uw komen en uw gaan. |
20 De HEERE zal vloek, verwarring en verderf onder u zenden, in alles wat u ter hand neemt en doet, totdat u weggevaagd wordt en u al spoedig omkomt vanwege uw slechte daden, waarmee u Mij verlaten hebt. |
20 De Here zal over u de vloek, de verwarring en de bedreiging doen komen in alles wat gij onderneemt en wat gij doet, totdat gij verdelgd wordt en snel te gronde gaat vanwege de slechtheid uwer daden, omdat gij Mij verlaten hebt. |
20 De HEER zal aan alle arbeid die u verricht een vloek laten kleven; Hij sticht verwarring en vijandschap. Omdat u zich slecht hebt gedragen en zich van Hem hebt afgekeerd, zult u spoedig ten onder gaan. |
21 De HEERE zal de pest aan u laten kleven, totdat Hij u vernietigd heeft en u verdwenen bent uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. |
21 De Here zal de pest aan u doen kleven, totdat zij u heeft weggevaagd uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. |
21 De HEER zal u met de pest treffen, tot u geheel en al bent weggevaagd uit het land dat u in bezit zult nemen. |
22 De HEERE zal u treffen met tering, koorts en ontsteking, met hitte en droogte, en met korenbrand en meeldauw, die u achtervolgen zullen totdat u omkomt. |
22 De Here zal u slaan met tering, koorts, brand, ontstekingen, droogte, brandkoren en honigdauw: zij zullen u vervolgen, totdat gij te gronde gaat. |
22 De HEER zal u treffen met tering en ontstekingen, met koorts en waanzin, met droogte, korenbrand en meeldauw, die u zullen achtervolgen en te gronde richten. |
23 Uw hemel, die boven uw hoofd is, zal van brons zijn, en de aarde, die onder u is, zal van ijzer zijn. |
23 Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. |
23 De hemel boven uw hoofd zal van koper zijn en de grond onder uw voeten van ijzer. |
24 De HEERE zal stuifzand en stof geven als regen voor uw land. Uit de hemel zal het op u neerdalen, totdat u weggevaagd bent. |
24 De Here zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt. |
24 De HEER zal het stof laten regenen op uw akkers: fijn zand zal uit de hemel op u neerdalen. Zo zult u ten onder gaan. |
25 De HEERE zal geven dat u door uw vijanden verslagen wordt; over één weg zult u tegen hen uittrekken, maar over zeven wegen zult u voor hem wegvluchten. U zult een schrikbeeld worden voor alle koninkrijken van de aarde. |
25 De Here zal u verslagen aan uw vijanden overleveren. Langs een enkele weg zult gij tegen hen optrekken, maar langs zeven wegen voor hen vluchten, zodat gij tot een schrikbeeld zult wezen voor alle koninkrijken der aarde. |
25 De HEER zal de overwinning aan uw vijanden schenken: als één man gaat u op hen af, maar naar alle kanten zult u uiteenstuiven. Voor alle koninkrijken op aarde zult u als afschrikwekkend voorbeeld gelden. |
26 Uw dode lichaam zal voedsel zijn voor alle vogels in de lucht en voor de dieren op de aarde, en niemand zal ze schrik aanjagen. |
26 Uw lijken zullen tot voedsel dienen voor al het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonder dat iemand die opschrikt. |
26 Roofvogels en wilde dieren zullen zich aan uw lijken tegoed doen, zonder dat iemand ze verjaagt. |
27 De HEERE zal u treffen met zweren van Egypte, met gezwellen, met uitslag en schurft waarvan u niet genezen kunt worden. |
27 De Here zal u slaan met Egyptische zweren, met builen, uitslag en schurft, waarvan gij niet kunt genezen. |
27 De HEER zal u treffen met zweren als Egypte destijds, met gezwellen, uitslag en schurft, met ongeneeslijke ziekten. |
28 De HEERE zal u treffen met krankzinnigheid, met blindheid en met verdwaasdheid van hart. |
28 De Here zal u slaan met waanzin, verblinding en verstandsverbijstering, |
28 De HEER zal u treffen met krankzinnigheid, blindheid en verstandsverbijstering. |
29 U zult op de middag rondtasten, zoals een blinde rondtast in het donker. U zult uw wegen niet voorspoedig maken. U zult alle dagen alleen maar onderdrukt en beroofd worden, en er zal geen verlosser zijn. |
29 Zodat gij op de middag rondtast, als een blinde in de duisternis; gij zult op uw wegen niet voorspoedig zijn, maar bij voortduring slechts verdrukt en beroofd worden, zonder dat iemand u redt. |
29 U zult op klaarlichte dag in het duister tasten, zoals een blinde op de tast zijn weg moet zoeken. Alles wat u onderneemt zal mislukken. Dag in dag uit zult u worden beroofd en uitgebuit, en er is niemand die u komt redden. |
30 Met een vrouw zult u in ondertrouw gaan, maar een andere man zal met haar slapen; een huis zult u bouwen, maar er niet in wonen; een wijngaard zult u planten, maar de vrucht ervan niet eten. |
30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een andere man zal haar beslapen. Gij zult een huis bouwen, maar het niet bewonen. Gij zult een wijngaard planten, maar de vrucht daarvan niet genieten. |
30 U zult een bruid hebben gevonden, maar een ander zal met haar slapen. U zult een huis bouwen, maar er niet in wonen. U zult een wijngaard planten, maar niet zelf van de eerste vruchten genieten. |
31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar u zult er niet van eten; uw ezel zal van voor uw ogen weggeroofd worden en niet naar u terugkeren; uw kleinvee zal aan uw vijanden gegeven worden, en er zal geen verlosser voor u zijn. |
31 Uw rund zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten. Uw ezel zal in uw bijzijn geroofd worden, en niet tot u terugkeren. Uw kleinvee zal aan uw vijanden worden gegeven, zonder dat iemand u te hulp komt. |
31 Uw runderen worden voor uw ogen geslacht, maar u zult er niets van eten. Uw ezel wordt u afgenomen en u ziet hem niet meer terug. Uw schapen en geiten worden aan uw vijand gegeven, en er is niemand die u te hulp komt. |
32 Uw zonen en uw dochters zullen aan een ander volk gegeven worden; uw ogen moeten het aanzien en zullen de hele dag naar hen smachten; maar u zult niet bij machte zijn iets te doen. |
32 Uw zonen en dochters zullen aan een ander volk worden overgeleverd, terwijl gij het met eigen ogen ziet, en de gehele dag naar hen smacht, zonder iets te kunnen doen. |
32 U zult moeten aanzien dat uw zonen en dochters aan een ander volk uitgeleverd worden. Met smart wacht u op hun terugkeer, elke dag opnieuw, maar u staat machteloos. |
33 Een volk dat u niet kent, zal de vrucht van uw land en heel uw arbeid opeten. U zult alle dagen alleen maar onderdrukt en uitgebuit worden. |
33 Een volk, dat gij niet kent, zal de vrucht van uw bodem eten en alles waarvoor gij gezwoegd hebt; bij voortduring zult gij slechts verdrukt en vertrapt worden. |
33 Een onbekend volk zal zich tegoed doen aan alles wat uw land voortbrengt en waarvoor u zich hebt ingespannen. En u wordt mishandeld en uitgebuit, dag in dag uit. |
34 U zult krankzinnig worden vanwege het schouwspel dat uw ogen zien. |
34 Gij zult waanzinnig worden vanwege het schouwspel, dat uw ogen zullen zien. |
34 U zult gek worden van alles wat u voor uw ogen ziet gebeuren. |
35 De HEERE zal u treffen met vreselijke zweren, aan de knieën en aan de benen, waarvan u niet genezen kunt worden, vanaf uw voetzool tot aan uw schedel. |
35 De Here zal u slaan met boze zweren aan de knieen en aan de dijen, waarvan gij niet kunt genezen; van uw voetzool af tot uw schedel toe. |
35 De HEER zal u treffen met vreselijke, ongeneeslijke zweren aan knieën en dijen, die u ten slotte van voetzool tot kruin bedekken. |
36 De HEERE zal u en de koning die u over uzelf aangesteld hebt, naar een volk brengen dat u zelf niet kende, en ook uw vaderen niet. Daar zult u andere goden dienen, hout en steen. |
36 De Here zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. |
36 De HEER zal u, met de koning die u hebt aangesteld, laten wegvoeren naar een land dat u vreemd is en dat ook uw voorouders onbekend was. Daar zult u andere goden vereren, goden van hout en van steen. |
37 U zult een verschrikking, een spreekwoord en een voorwerp van spot zijn onder al de volken waar de HEERE u naartoe voeren zal. |
37 Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert. |
37 U zult voor de inwoners van al die landen waarheen de HEER u verbant een schrikbeeld zijn, en een doelwit voor hun spotwoorden en schimpscheuten. |
38 U zult veel zaad naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het opvreten. |
38 Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten. |
38 U zult uw akkers overvloedig inzaaien, maar doordat de sprinkhanen ze kaalvreten zal het een schrale oogst worden. |
39 Wijngaarden zult u planten en bewerken, maar u zult geen wijn drinken of iets verzamelen, want de worm zal het opeten. |
39 Wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal eraan knagen. |
39 U zult wijngaarden planten en bewerken, maar door vraat van rupsen zal er geen druivenoogst zijn en zult u geen wijn kunnen drinken. |
40 Olijfbomen zult u hebben in heel uw grondgebied, maar u zult u niet met olie zalven, want uw olijven zullen afvallen. |
40 Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen. |
40 U zult overal olijfbomen hebben staan, maar doordat ze hun vruchten voortijdig verliezen zal uw huid het zonder olie moeten stellen. |
41 Zonen en dochters zult u verwekken, maar zij zullen niet aan u toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. |
41 Gij zult zonen en dochters verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan. |
41 U zult zonen en dochters verwekken, maar ze zullen u ontnomen worden, want ze zullen in ballingschap worden weggevoerd. |
42 Al uw bomen en de vrucht van uw land zullen de sprinkhanen in bezit nemen. |
42 Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken. |
42 Sprinkhanen zullen zich meester maken van uw bomen, van alles wat op uw land groeit. |
43 De vreemdeling die in uw midden is, zal hoger en hoger boven u uitstijgen, maar u zult lager en lager neerdalen. |
43 Steeds meer zal de vreemdeling in uw midden u te boven gaan, terwijl gij al dieper zinkt. |
43 De vreemdelingen die bij u wonen zullen u volkomen voorbijstreven, en u raakt steeds verder achterop. |
44 Hij zal aan u uitlenen, maar u zult niet aan hem uitlenen. Hij zal tot een hoofd zijn en u zult tot een staart zijn. |
44 Hij zal u te leen geven, maar gij niet aan hem; hij zal hoofd zijn, en gij staart. |
44 Zij zullen u leningen verschaffen, maar u zult zelf nooit iets te leen kunnen geven. Zij zullen de eerste plaats bekleden en u de laatste. |
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat u weggevaagd wordt, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam geweest bent, door Zijn geboden en Zijn verordeningen, die Hij u geboden heeft, in acht te nemen. |
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u achtervolgen en u treffen, totdat gij verdelgd zijt, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God, en de geboden en inzettingen die Hij u opgelegd heeft, niet onderhouden hebt; |
45 Al deze vervloekingen zullen u treffen en u achtervolgen tot er niemand meer over is, omdat u de HEER, uw God, ongehoorzaam bent geweest en de geboden en wetten die Hij u voorhield niet hebt nageleefd. |
46 Ze zullen voor u en uw nageslacht tot een teken en een wonder zijn, tot in eeuwigheid. |
46 Zij zullen onder u tot een teken en wonder zijn, en onder uw nageslacht, voor altoos. |
46 Zo zult u met uw nageslacht voor altijd een afschrikwekkend voorbeeld zijn. |
47 Omdat u de HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met blijdschap en hartelijke vreugde, vanwege de overvloed van alles, |
47 Omdat gij de Here, uw God, niet met vreugde en blijdschap gediend hebt vanwege al uw overvloed, |
47 Omdat u de HEER, uw God, niet met vreugde hebt gediend, blij met alles wat u bezat, |
48 zult u uw vijanden, die de HEERE op u af zal sturen, dienen met honger en dorst, met naaktheid en gebrek aan alles. Hij zal u een ijzeren juk op de hals leggen, totdat Hij u wegvaagt. |
48 Zult gij de vijanden, die de Here tegen u zal doen optrekken, dienen, onder honger en dorst, in naaktheid en met gebrek aan alles; Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelgd heeft. |
48 zult u de vijand die de HEER op u afstuurt moeten dienen, en dat zal gepaard gaan met honger en dorst, met een tekort aan kleding, met gebrek aan alles. U krijgt een loodzwaar juk opgelegd, tot er niemand meer over is. |
49 De HEERE zal een volk van ver weg tegen u doen opkomen, van het einde van de aarde, zoals een arend aan komt zweven; een volk waarvan u de taal niet verstaat, |
49 De Here zal tegen u doen aanrukken een volk, dat van verre komt, van het einde der aarde, zoals een arend aanzweeft: een volk, waarvan gij de taal niet verstaat, |
49 Zoals een gier onverwacht opdoemt, zo zal uit de verste uithoek van de wereld een volk op u afkomen. De HEER stuurt een volk dat een onverstaanbare taal spreekt |
50 een meedogenloos volk, dat oude mensen niet ontziet en jonge mensen niet genadig is. |
50 Een hardvochtig volk, dat geen grijsaard ontziet en geen knaap genade bewijst; |
50 en meedogenloos optreedt, zonder uw oude mensen te ontzien en uw kinderen te sparen. |
51 Het zal de vrucht van uw dieren en de vrucht van uw land opeten, totdat u weggevaagd bent. Het zal u geen koren, nieuwe wijn of olie overlaten, noch de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee, totdat Hij u heeft omgebracht. |
51 Dat de vrucht van uw vee en van uw bodem zal opeten, totdat gij verdelgd zijt; dat u geen koren, most of olie zal overlaten, noch de worp van uw runderen of de dracht van uw kleinvee, totdat het u te gronde gericht heeft. |
51 Ze verslinden alles wat uw vee en uw land voortbrengen, tot u niets meer over hebt. U zult van uw graan, wijn en olie niets overhouden, en geen enkel jong van uw runderen, schapen en geiten; zo zullen ze u te gronde richten. |
52 Het zal u benauwen in al uw poorten, totdat uw hoge en versterkte muren, waarop u in heel uw land vertrouwde, neervallen. Het zal u benauwen in al uw poorten, in heel uw land, dat de HEERE, uw God, u gegeven heeft. |
52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat de hoge, versterkte muren vallen, waarop gij in uw gehele land vertrouwdet; ja, het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in geheel het land dat de Here, uw God, u geven zal. |
52 Ze belegeren alle steden in het land dat de HEER, uw God, u heeft gegeven, totdat de hoge, versterkte muren waar u zo op vertrouwt, allemaal gevallen zijn. De nood in die steden zal zo hoog stijgen |
53 U zult de vrucht van uw schoot eten, het vlees van uw zonen en van uw dochters, die de HEERE, uw God, u gegeven zal hebben, tijdens de belegering en in de nood waarin uw vijanden u doen verkeren. |
53 In de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijand u kwellen zal, zult gij de vrucht van uw eigen schoot eten, het vlees van de zonen en dochters, die de Here, uw God, u geven zal. |
53 dat u de zonen en dochters die u van de HEER, uw God, hebt gekregen, zult eten – uw eigen vlees en bloed; tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven. |
54 De man onder u die weekhartig en zeer teergevoelig is, zal zijn broer, zijn innig geliefde vrouw en de rest van zijn zonen die hij nog overheeft, niets gunnen, |
54 De meest verwekelijkte en verwende man onder u zal zijn broeder noch zijn eigen vrouw noch de kinderen, die hem nog resten, iets gunnen, |
54 De gevoeligste, zachtaardigste man zal zijn eigen broer of de vrouw die hij bemint of de kinderen die hem resten |
55 zodat hij aan niemand van hen iets van het vlees van zijn zonen dat hij eet, zal geven, omdat hij dan niets voor zichzelf overhoudt, tijdens de belegering en in de nood, waarin uw vijand u in al uw poorten zal doen verkeren. |
55 Zodat hij geen van hen iets zal willen geven van het vlees zijner kinderen, die hij eet, omdat uw vijand hem niets anders overgelaten heeft, in de benardheid en benauwdheid, waarmede deze u in al uw steden kwellen zal. |
55 nog geen stukje vlees van zijn kinderen gunnen, maar ze helemaal alleen opeten, omdat hij niets anders heeft; tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven. |
56 De vrouw onder u die weekhartig en teergevoelig is, die nog nooit getracht heeft haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij daarvoor te teergevoelig en zachtaardig was, zal haar innig geliefde man, haar zoon en haar dochter niets gunnen |
56 De verwekelijkte en verwende vrouw onder u, die van verwendheid en wekelijkheid het nooit gewaagd heeft haar voetzool op de grond te zetten, zal haar eigen man noch haar zoon en dochter iets gunnen, |
56 En ook de gevoeligste, zachtaardigste vrouw, een vrouw zo verfijnd dat ze nooit een voet op de grond heeft hoeven zetten, zal de man die ze bemint en haar eigen zoon en dochter |
57 van haar nageboorte, die tussen haar benen naar buiten komt, en van haar zonen, die zij baart, want zij zal hen in het geheim opeten, vanwege het gebrek aan alles, tijdens de belegering en in de nood, waarin uw vijand u in uw poorten zal doen verkeren. |
57 Zelfs niet de nageboorte uit haar schoot noch de kinderen, die zij baart, want bij gebrek aan alles zal zij die in het geheim eten, in de benardheid en benauwdheid, waarmede uw vijanden u in uw steden kwellen zal. |
57 nog geen stukje gunnen van het kind dat ze baart en van de nageboorte die haar lichaam verlaat, maar in het geheim alles zelf opeten; zo’n gebrek zal er in uw steden zijn, tot zo grote wanhoop zal de vijand u tijdens het beleg drijven. |
58 Als u al de woorden van deze wet die in dit boek geschreven zijn, niet nauwlettend houdt, door deze heerlijke en ontzagwekkende Naam, de HEERE, uw God, te vrezen, |
58 Indien gij niet naarstig onderhoudt al de woorden der wet, die in dit boek geschreven zijn, en gij niet deze heerlijke, geduchte Naam, de Here, uw God vreest, |
58 Als u niet zorgvuldig de wetten naleeft waarin ik u onderwezen heb en die in dit boek zijn opgetekend, en de glorierijke en ontzagwekkende naam van de HEER, uw God, de eerbied onthoudt die hem toekomt, |
59 dan zal de HEERE uw plagen en de plagen van uw nageslacht uitzonderlijk maken; het zullen grote en aanhoudende plagen, en kwaadaardige en aanhoudende ziekten zijn. |
59 Dan zal de Here u en uw nageslacht ongemeen zwaar tuchtigen met felle, aanhoudende slagen en boze, aanhoudende ziekten. |
59 zal Hij u en uw nageslacht zeer zwaar straffen. Hij zal u treffen met ongehoorde plagen, waar geen einde aan komt, en met vreselijke, ongeneeslijke ziekten. |
60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor u beducht geweest bent, op u laten terugkeren en zij zullen aan u blijven kleven. |
60 Hij zal alle kwalen van Egypte, waarvoor gij bevreesd zijt, weer over u brengen, zodat zij aan u kleven. |
60 Hij zal opnieuw al die gevreesde kwalen uit Egypte op u afsturen en u ermee treffen. |
61 Ook iedere ziekte en iedere plaag die niet in het boek met deze wet geschreven is, zal de HEERE over u laten komen, totdat u weggevaagd wordt. |
61 Ook allerlei ziekten en slagen, die in het boek van deze wet niet beschreven zijn, zal de Here over u doen komen, totdat gij verdelgd zijt. |
61 Maar ook de ziekten en plagen waarover dit wetboek zwijgt zal Hij op u afsturen, tot er niemand meer over is. |
62 U zult met weinig mensen overblijven, terwijl u zo talrijk was als de sterren aan de hemel, omdat u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam geweest bent. |
62 Met weinigen zult gij overblijven, terwijl gij talrijk geweest zijt als de sterren des hemels, omdat gij niet geluisterd hebt naar de stem van de Here, uw God. |
62 Al bent u eerst zo talrijk als de sterren aan de hemel, u zult maar met een handvol mensen overblijven, omdat u niet naar de HEER, uw God, hebt geluisterd. |
63 En het zal gebeuren, zoals de HEERE Zich over u verblijdde om u goed te doen en u talrijk te maken, dat de HEERE Zich zo over u zal verblijden om u om te brengen en weg te vagen. U zult weggerukt worden uit het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen. |
63 Zoals de Here er behagen in had om u wel te doen en u talrijk te maken, zo zal de Here er behagen in hebben om u te gronde te richten en te verdelgen; en gij zult weggerukt worden uit het land, dat gij in bezit gaat nemen. |
63 En zoals de HEER er eerst vreugde in vond om u te zegenen en in aantal te doen toenemen, zo zal Hij u dan met vreugde te gronde richten en uitroeien. U zult worden weggerukt uit het land dat u in bezit zult nemen, |
64 De HEERE zal u verspreiden onder al de volken, van het ene einde van de aarde tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u andere goden dienen, die u noch uw vaderen gekend hebben, hout en steen. |
64 De Here zal u verstrooien onder alle natien van het ene einde der aarde tot het andere; aldaar zult gij andere goden dienen, die noch gij noch uw vaderen gekend hebben: hout en steen. |
64 want de HEER zal u uiteenjagen en onder alle volken verstrooien, tot in de verste uithoeken van de aarde. Daar zult u andere goden vereren, goden die u nog niet kende en ook uw voorouders niet, goden van hout en van steen. |
65 Daarbij zult u onder die volken niet tot rust komen en uw voetzool zal geen rustplaats hebben, want de HEERE zal u daar een bevend hart, kwijnende ogen en een treurende ziel geven. |
65 Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel. |
65 Denk niet dat u bij die volken op adem kunt komen of een plek krijgt om te rusten. De HEER zal u daar in angst laten leven en u, met doffe ogen, een kwijnend bestaan laten leiden. |
66 Uw >66 Uw leven zal voor u aan een zijden draad hangen; u zult nacht en dag beangst zijn en uw leven niet zeker zijn. |
66 Zonder ophouden zal uw leven in gevaar verkeren; des nachts en des daags zult gij opschrikken en van uw leven niet zeker zijn. |
66 U zult er voortdurend op uw hoede moeten zijn, want u zult uw leven niet zeker zijn en dag en nacht het ergste vrezen. |
67 's Morgens zult u zeggen: Was het maar avond! En 's avonds zult u zeggen: Was het maar morgen! vanwege de angst die uw hart bevangen heeft en vanwege het schouwspel dat uw ogen zien. |
67 Des morgens zult gij zeggen: Was het maar avond; en des avonds: Was het maar morgen. Vanwege de vrees, die uw hart vervult, en vanwege het schouwspel, dat uw ogen zien. |
67 ’s Morgens zegt u: “Ach, was het maar avond,” en ’s avonds verzucht u: “Was het maar ochtend.” Zo groot zal dan de angst zijn waarin u verkeert, zo bedreigend is het wat u ziet. |
68 De HEERE zal u in schepen naar Egypte laten terugkeren, over de weg waarvan ik u gezegd heb: Die zult u nooit meer zien. Daar zult u uzelf als slaven en slavinnen aan uw vijanden willen verkopen, maar er zal geen koper zijn. |
68 De Here zal u op schepen naar Egypte terugbrengen langs de weg, waarvan Ik u gezegd had: Gij zult die nooit weerzien; gij zult daar aan uw vijanden als slaven en slavinnen te koop aangeboden worden, maar er zal geen koper zijn. |
68 De HEER zal u in schepen terugsturen naar Egypte, ook al had ik gezegd dat u nooit meer daarheen zou teruggaan. En hoewel u zichzelf daar aan uw vijanden te koop aanbiedt als slaven en slavinnen, is er niemand die u wil kopen.’ |
|
|
69 Met deze woorden heeft de HEER Mozes in Moab een verbond laten sluiten met het volk van Israël, als aanvulling op het verbond dat Hij bij de Horeb met hen gesloten had. |