|
1 Wanneer in het land dat de HEERE, uw God, u geeft om dat in bezit te nemen, iemand gevonden wordt die gedood is, liggend in het open veld, en niet bekend is wie hem doodgeslagen heeft, |
1 Wanneer men in het land dat de Here, uw God, u in bezit zal geven, in het open veld iemand vindt liggen, die vermoord is, zonder dat men weet, wie hem gedood heeft, |
1 Si, dans le pays dont l'Eternel, ton Dieu, te donne la possession, l'on trouve étendu au milieu d'un champ un homme tué, sans que l'on sache qui l'a frappé, |
2 dan moeten uw oudsten en uw rechters eropuit gaan om de afstand te meten tot de steden rondom degene die gedood is. |
2 Dan zullen uw oudsten en rechters uitgaan en de afstand meten van de vermoorde naar de steden in de omtrek. |
2 tes anciens et tes juges iront mesurer les distances à partir du cadavre jusqu'aux villes des environs. |
3 En in de stad die het dichtst ligt bij degene die gedood is, moeten de oudsten van die stad een jonge koe van de runderen nemen, waarmee nog niet gewerkt is, die nog niet onder een juk de ploeg getrokken heeft. |
3 En de oudsten van de stad die het dichtst bij de vermoorde gelegen is, zullen een jonge koe nemen, waarmee nog geen werk gedaan is, die nog in geen juk heeft getrokken. |
3 Quand on aura déterminé la ville la plus rapprochée du cadavre, les anciens de cette ville prendront une génisse qui n'ait point servi au travail et qui n'ait point tiré au joug. |
4 En de oudsten van die stad moeten de jonge koe brengen naar een dal waar altijd water stroomt, waar niet gewerkt of gezaaid is. Daar in het dal moeten zij de jonge koe de nek breken. |
4 De oudsten van die stad zullen de jonge koe brengen naar een dal, dat altijd water heeft en bewerkt noch bezaaid is, en daar in het dal de jonge koe de nek breken. |
4 Ils feront descendre cette génisse vers un torrent qui jamais ne tarisse et où il n'y ait ni culture ni semence; et là, ils briseront la nuque à la génisse, dans le torrent. |
5 Daarna moeten de priesters, de zonen van Levi, naar voren komen, want hen heeft de HEERE, uw God, uitgekozen om Hem te dienen en om in de Naam van de HEERE te zegenen, en overeenkomstig hun uitspraak moet elk geschil en elke zaak van geweldpleging afgehandeld worden. |
5 De priesters, de zonen van Levi, zullen naar voren treden, want hen heeft de Here, uw God, verkoren om Hem te dienen en te zegenen in de naam des Heren; naar hun uitspraak zal elk rechtsgeding en elk geval van lichamelijk letsel beslecht worden. |
5 Alors s'approcheront les sacrificateurs, fils de Lévi; car l'Eternel, ton Dieu, les a choisis pour qu'ils le servent et qu'ils bénissent au nom de l'Eternel, et ce sont eux qui doivent prononcer sur toute contestation et sur toute blessure. |
6 En alle oudsten van die stad die het dichtst ligt bij degene die gedood is, moeten hun handen wassen boven de jonge koe waarvan in het dal de nek gebroken is. |
6 En al de oudsten van die stad (zij, die het dichtst bij de vermoorde wonen) zullen hun handen wassen boven de jonge koe, waarvan in het dal de nek gebroken is, |
6 Tous les anciens de cette ville la plus rapprochée du cadavre laveront leurs mains sur la génisse à laquelle on a brisé la nuque dans le torrent. |
7 Zij moeten het woord nemen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien. |
7 En zij zullen betuigen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben het niet gezien. |
7 Et prenant la parole, ils diront: Nos mains n'ont point répandu ce sang et nos yeux ne l'ont point vu répandre. |
8 Doe verzoening over Uw volk Israël, dat U, HEERE, verlost hebt, en leg geen onschuldig bloed te midden van Uw volk Israël! Dan zal die bloedschuld voor hen verzoend zijn. |
8 Doe verzoening voor uw volk Israel, dat Gij bevrijdt hebt, Here, en leg geen onschuldig bloed in het midden van uw volk Israel. Dan zal het bloed voor hen verzoend zijn. |
8 Pardonne, ô Eternel! à ton peuple d'Israël, que tu as racheté; n'impute pas le sang innocent à ton peuple d'Israël, et ce sang ne lui sera point imputé. |
9 Zo moet ú het onschuldige bloed uit uw midden wegdoen. U moet immers doen wat juist is in de ogen van de HEERE. |
9 Zo zult gij het onschuldig bloed uit uw midden wegdoen, want zo doet gij wat recht is in de ogen des Heren. |
9 Ainsi, tu dois faire disparaître du milieu de toi le sang innocent, en faisant ce qui est droit aux yeux de l'Eternel. |
10 Wanneer u ten strijde trekt tegen uw vijanden, en de HEERE, uw God, geeft hen in uw hand, zodat u hen als gevangenen wegvoert, |
10 Wanneer gij uittrekt ten strijde tegen uw vijanden en de Here, uw God, hen in uw macht geeft en gij uit hen gevangenen maakt, |
10 Lorsque tu iras à la guerre contre tes ennemis, si l'Eternel les livre entre tes mains, et que tu leur fasses des prisonniers, |
11 en u ziet onder de gevangenen een vrouw die mooi van gestalte is, en u vat liefde voor haar op en u neemt haar voor uzelf tot vrouw, |
11 En gij ziet onder de gevangenen een vrouw, schoon van gestalte, zodat gij behagen in haar hebt en haar tot vrouw wilt nemen, |
11 peut-être verras-tu parmi les captives une femme belle de figure, et auras-tu le désir de la prendre pour femme. |
12 dan moet u haar uw huis binnenbrengen. Zij moet vervolgens haar hoofd kaalscheren, haar nagels knippen |
12 Dan zult gij haar in uw huis brengen; zij zal haar hoofdhaar afscheren, haar nagels knippen, |
12 Alors tu l'amèneras dans l'intérieur de ta maison. Elle se rasera la tête et se fera les ongles, |
13 en de kleren van haar gevangenschap uittrekken. Zij moet in uw huis gaan wonen en een maand lang haar vader en haar moeder bewenen. Daarna mag u bij haar komen en haar man zijn, en zij zal u tot vrouw zijn. |
13 Het kleed, dat zij bij haar wegvoering droeg, afleggen en in uw huis blijven om haar vader en moeder een volle maand te bewenen; daarna moogt gij tot haar komen en haar huwen, zodat zij uw vrouw wordt. |
13 elle quittera les vêtements qu'elle portait quand elle a été prise, elle demeurera dans ta maison, et elle pleurera son père et sa mère pendant un mois. Après cela, tu iras vers elle, tu l'auras en ta possession, et elle sera ta femme. |
14 En als zij u niet meer genegen is, moet het zó zijn dat u haar laat gaan waarheen zij wil. U mag haar in geen geval voor geld verkopen of haar als slavin behandelen, want u hebt haar al vernederd. |
14 Hebt gij geen behagen meer in haar, dan zult gij haar laten gaan, waarheen zij wil; gij moogt haar in geen geval voor geld verkopen; gij moogt haar niet als slavin behandelen, want gij hebt haar gedwongen. |
14 Si elle cesse de te plaire, tu la laisseras aller où elle voudra, tu ne pourras pas la vendre pour de l'argent ni la traiter comme esclave, parce que tu l'auras humiliée. |
15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, de een geliefd en de ander minder geliefd, en zowel de geliefde als de minder geliefde baren zonen bij hem, en de eerstgeboren zoon is van de minder geliefde, |
15 Wanneer een man twee vrouwen heeft, van wie hij de ene bemint en de andere niet, en zij hebben hem zonen gebaard, zowel de beminde als de niet-beminde en de eerstgeboren zoon is van de niet-beminde, |
15 Si un homme, qui a deux femmes, aime l'une et n'aime pas l'autre, et s'il en a des fils dont le premier-né soit de la femme qu'il n'aime pas, |
16 dan moet het op de dag dat hij zijn zonen laat erven wat hij heeft zó zijn dat hij het erfdeel van de eerstgeborene niet aan de zoon van de geliefde geeft, in plaats van de zoon van de minder geliefde, die de eerstgeborene is. |
16 Dan mag hij, wanneer hij zijn bezit aan zijn zonen vermaakt, aan de zoon der beminde niet het eerstgeboorterecht geven ten nadele van de zoon der niet-beminde, de eerstgeborene. |
16 il ne pourra point, quand il partagera son bien entre ses fils, reconnaître comme premier-né le fils de celle qu'il aime, à la place du fils de celle qu'il n'aime pas, et qui est le premier-né. |
17 Voorzeker, hij moet de eerstgeborene, de zoon van de minder geliefde, erkennen door hem het dubbele deel te geven van alles wat bij hem aangetroffen wordt. Hij is immers de eerste vrucht van zijn mannelijkheid, hij heeft het eerstgeboorterecht. |
17 Maar de eerstgeborene, de zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een dubbel deel te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is de eersteling van zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht. |
17 Mais il reconnaîtra pour premier-né le fils de celle qu'il n'aime pas, et lui donnera sur son bien une portion double; car ce fils est les prémices de sa vigueur, le droit d'aînesse lui appartient. |
18 Wanneer iemand een opstandige, ongehoorzame zoon heeft die niet naar de stem van zijn vader en naar de stem van zijn moeder luistert, en hij, ook als zij hem gestraft hebben, niet naar hen luistert, |
18 Wanneer een man een weerbarstige, weerspannige zoon heeft, die naar zijn vader en moeder niet wil luisteren, en hun niet gehoorzaamt, hoewel zij hem tuchtigen, |
18 Si un homme a un fils indocile et rebelle, n'écoutant ni la voix de son père, ni la voix de sa mère, et ne leur obéissant pas même après qu'ils l'ont châtié, |
19 moeten zijn vader en zijn moeder hem grijpen en naar buiten brengen, naar de oudsten van zijn stad, naar de poort van zijn woonplaats. |
19 Dan zullen zijn vader en moeder hem grijpen en naar de oudsten van zijn stad brengen, in de poort van zijn woonplaats, |
19 le père et la mère le prendront, et le mèneront vers les anciens de sa ville et à la porte du lieu qu'il habite. |
20 Zij moeten tegen de oudsten van zijn stad zeggen: Deze zoon van ons is opstandig en ongehoorzaam, hij luistert niet naar onze stem, hij gaat zich te buiten en is een dronkaard. |
20 En zij zullen tot de oudsten van zijn stad zeggen: Deze zoon van ons is weerbarstig en weerspannig, hij wil naar ons niet luisteren, hij is een doorbrenger en een drinker. |
20 Ils diront aux anciens de sa ville: Voici notre fils qui est indocile et rebelle, qui n'écoute pas notre voix, et qui se livre à des excès et à l'ivrognerie. |
21 Dan moeten alle mannen van zijn stad hem met stenen stenigen, zodat hij sterft. Zo moet u het kwaad uit uw midden wegdoen. Laat heel Israël het horen en bevreesd zijn. |
21 Dan zullen alle mannen van zijn stad hem stenigen, zodat hij sterft. Zo zult gij het kwaad uit uw midden wegdoen; geheel Israel zal dit horen en vrezen. |
21 Et tous les hommes de sa ville le lapideront, et il mourra. Tu ôteras ainsi le mal du milieu de toi, afin que tout Israël entende et craigne. |
22 Verder, wanneer iemand een zonde begaan heeft waarop de doodstraf staat, en hij gedood wordt, en u hem aan een paal hangt, |
22 Wanneer iemand een zonde begaat, waarop de doodstraf staat, en hij wordt ter dood gebracht en gij hangt hem aan een paal, |
22 Si l'on fait mourir un homme qui a commis un crime digne de mort, et que tu l'aies pendu à un bois, |
23 dan mag zijn dode lichaam niet aan de paal overnachten, maar moet u hem beslist diezelfde dag nog begraven. Een gehangene is namelijk door God vervloekt. U mag uw land, dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft, niet onrein maken. |
23 Dan zal zijn lijk gedurende de nacht niet aan de paal blijven, maar gij zult hem dezelfde dag nog begraven, want een gehangene is door God vervloekt en gij zult het land dat de Here, uw God, u als erfdeel geven zal niet verontreinigen. |
23 son cadavre ne passera point la nuit sur le bois; mais tu l'enterreras le jour même, car celui qui est pendu est un objet de malédiction auprès de Dieu, et tu ne souilleras point le pays que l'Eternel, ton Dieu, te donne pour héritage. |