|
1 De apostelen en de broeders die in Judea waren, hoorden dat ook de heidenen het Woord van God aangenomen hadden. |
1 En het kwam den apostelen en den broederen die in Judéa waren ter ore, dat ook de heidenen Gods woord hadden aangenomen. |
1 De apostelen en de broeders in Judea hoorden dat ook heidenen het woord Gods aangenomen hadden. |
1 De apostelen nu en de broeders in Judea hoorden, dat ook de heidenen het woord Gods aangenomen hadden. |
1 Les apôtres et les frères qui étaient dans la Judée apprirent que les païens avaient aussi reçu la parole de Dieu. |
2 En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, bestreden zij die van de besnijdenis waren, hem |
2 En toen Petrus opgegaan was naar Jeruzalem, twistten met hem degenen die uit de besnijdenis waren, |
2 Toen dus Petrus naar Jeruzalem opging, riepen de gelovigen uit het Jodendom hem tot verantwoording |
2 En toen Petrus naar Jeruzalem gegaan was, verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening, |
2 Et lorsque Pierre fut monté à Jérusalem, les fidèles circoncis lui adressèrent des reproches, |
3 en zeiden: U bent binnengegaan bij mannen die onbesneden zijn, en u hebt met hen gegeten. |
3 zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die onbesneden zijn, en hebt met hen gegeten. |
3 en zeiden: Gij zijt in huis gegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten. |
3 En zij zeiden: Gij zijt binnengegaan bij onbesnedenen en hebt met hen gegeten. |
3 en disant: Tu es entré chez des incirconcis, et tu as mangé avec eux. |
4 Maar Petrus begon het hun in goede orde uiteen te zetten en zei: |
4 Maar Petrus begon het hun achtereenvolgens te verhalen, zeggende: |
4 Nu legde Petrus hun van den aanvang af geregeld de toedracht der zaak voor en zeide: |
4 Maar Petrus begon hun alles in geregelde orde uiteen te zetten en zeide: |
4 Pierre se mit à leur exposer d'une manière suivie ce qui s'était passé. Il dit: |
5 Ik was in de stad Joppe aan het bidden en zag in geestvervoering een visioen: een bepaald voorwerp daalde neer, dat leek op een groot linnen laken, dat aan de vier hoeken neergelaten werd uit de hemel, en het kwam tot dicht bij mij. |
5 Ik was in de stad Joppe in het gebed, en zag in zinsverrukking een gezicht, namelijk een vat nederdalen, gelijk een groot linnen laken, met vier hoeken, en nedergelaten van den hemel, en het kwam tot bij mij. |
5 Ik deed te Joppe mijn gebed en kreeg in zinsverrukking een gezicht: een voorwerp dat op een groot laken geleek daalde, aan de vier hoeken neergelaten, uit den hemel neer, tot dicht bij mij. |
5 Ik was in de stad Joppe in gebed en zag in zinsverrukking een gezicht: een voorwerp daalde neder in de vorm van een groot laken, dat aan de vier hoeken uit de hemel neergelaten werd, en het kwam vlak bij mij. |
5 J'étais dans la ville de Joppé, et, pendant que je priais, je tombai en extase et j'eus une vision: un objet, semblable à une grande nappe attachée par les quatre coins, descendait du ciel et vint jusqu'à moi. |
6 En toen ik hierop mijn ogen gericht hield en het aandachtig bekeek, zag ik de viervoetige dieren van de aarde, en de wilde en de kruipende dieren, en de vogels in de lucht. |
6 Daar zag ik in, en merkte op, en zag viervoetige, wilde en kruipende dieren der aarde en vogelen des hemels. |
6 Toen ik er goed naar keek, zag ik de viervoetige, de wilde en de kruipende landdieren en de vogelen des hemels, |
6 Toen ik er scherp naar keek, bemerkte ik en zag ik de viervoetige dieren der aarde, de wilde en de kruipende dieren en de vogelen des hemels. |
6 Les regards fixés sur cette nappe, j'examinai, et je vis les quadrupèdes de la terre, les bêtes sauvages, les reptiles, et les oiseaux du ciel. |
7 En ik hoorde een stem, die tegen mij zei: Sta op, Petrus, slacht en eet. |
7 En ik hoorde ene stem, die tot mij zeide: Sta op, Petrus, slacht en eet. |
7 en hoorde ik een stem die tot mij zeide: Sta op, Petrus, slacht en eet. |
7 En ik hoorde ook een stem tot mij zeggen: Sta op, Petrus, slacht en eet! |
7 Et j'entendis une voix qui me disait: Lève-toi, Pierre, tue et mange. |
8 Maar ik zei: Beslist niet, Heere, want nooit is er iets wat onheilig of onrein is, mijn mond binnengegaan. |
8 Maar ik zeide: Neen, Heer, want nooit is er iets onheiligs of onreins in mijnen mond ingegaan. |
8 Ik zeide: Dat doe ik niet, Heer; want nooit is iets onreins of bezoedelds in mijn mond gekomen. |
8 Maar ik zeide: Geenszins, Here, want nog nooit is iets, dat onheilig of onrein was, in mijn mond gekomen. |
8 Mais je dis: Non, Seigneur, car jamais rien de souillé ni d'impur n'est entré dans ma bouche. |
9 Maar de stem antwoordde mij voor de tweede keer uit de hemel: Wat God gereinigd heeft, mag u niet voor onheilig houden. |
9 Doch de stem antwoordde mij ten tweeden male van den hemel: Wat God gereinigd heeft, acht gij dat niet onrein! |
9 Wederom antwoordde de stem uit den hemel: Wat God rein heeft gemaakt zult gij niet onrein achten. |
9 Doch ten tweeden male antwoordde mij een stem uit de hemel: Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden. |
9 Et pour la seconde fois la voix se fit entendre du ciel: Ce que Dieu a déclaré pur, ne le regarde pas comme souillé. |
10 Dit gebeurde tot driemaal toe; en alles werd weer opgetrokken in de hemel. |
10 En dit geschiedde driemaal; en alles werd wederom opgetrokken naar den hemel. |
10 Dit geschiedde driemaal; waarna alles weer naar den hemel opgetrokken werd. |
10 En dit geschiedde tot driemaal toe; en alles werd weer opgetrokken in de hemel. |
10 Cela arriva jusqu'à trois fois; puis tout fut retiré dans le ciel. |
11 En zie, ogenblikkelijk daarna stonden er drie mannen, die vanuit Caesarea naar mij toe gestuurd waren, voor het huis waarin ik was. |
11 En zie, in diezelfde ure stonden drie mannen voor het huis waarin ik was, van Cesaréa tot mij gezonden. |
11 Juist toen stonden onverwachts drie mannen bij het huis waarin wij waren, die uit Cesarea tot mij waren gezonden. |
11 En zie, terstond daarop bleven drie mannen voor het huis staan, waarin wij waren, die uit Caesarea tot mij waren gezonden. |
11 Et voici, aussitôt trois hommes envoyés de Césarée vers moi se présentèrent devant la porte de la maison où j'étais. |
12 En de Geest zei tegen mij dat ik met hen mee moest gaan en niet moest twijfelen. En met mij gingen ook deze zes broeders mee en wij zijn het huis van de man binnengegaan. |
12 En de Geest zeide tot mij, dat ik met hen gaan zou, en niet twijfelen. En met mij gingen ook deze zes broeders, en wij zijn in des mans huis ingegaan. |
12 En de Geest zeide mij, zonder bedenken met hen mee te gaan. Ook vergezelden mij deze zes broeders. Zo kwamen wij in het huis van dien man. |
12 En de Geest zeide tot mij, dat ik met hen moest medegaan zonder bezwaar te maken. En met mij gingen ook deze zes broeders, en wij zijn het huis van die man binnengaan; |
12 L'Esprit me dit de partir avec eux sans hésiter. Les six hommes que voici m'accompagnèrent, et nous entrâmes dans la maison de Corneille. |
13 En hij berichtte ons hoe hij een engel gezien had, die in zijn huis stond en tegen hem zei: Stuur mannen naar Joppe en ontbied Simon die ook Petrus genoemd wordt. |
13 En hij verhaalde ons, hoe hij in zijn huis een Engel had zien staan, die tot hem gezegd had: Zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, met den bijnaam Petrus; |
13 Hij deelde ons mee, hoe hij den engel in zijn huis had zien staan en deze gezegd had: Zend een boodschap naar Joppe en verzoek Simon die Petrus bijgenaamd wordt bij u te komen; |
13 En hij heeft ons medegedeeld, hoe hij een engel in zijn huis had zien staan die tot hem zeide: Zend iemand naar Joppe en nodig Simon uit, die bijgenaamd wordt Petrus; |
13 Cet homme nous raconta comment il avait vu dans sa maison l'ange se présentant à lui et disant: Envoie à Joppé, et fais venir Simon, surnommé Pierre, |
14 Die zal woorden tot u spreken waardoor u zalig zult worden en heel uw huis. |
14 die zal woorden tot u spreken, waardoor gij zult zalig worden en uw gehele huis. |
14 hij zal tot u woorden spreken waardoor gij met uw gehele huis gered zult worden. |
14 Deze zal woorden tot u spreken, waardoor gij en uw gehele huis behouden zult worden. |
14 qui te dira des choses par lesquelles tu seras sauvé, toi et toute ta maison. |
15 En toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals op ons in het begin. |
15 En toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin. |
15 Toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in den aanvang op ons. |
15 En toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons. |
15 Lorsque je me fus mis à parler, le Saint-Esprit descendit sur eux, comme sur nous au commencement. |
16 En ik herinnerde mij het woord van de Heere, hoe Hij zei: Johannes doopte wel met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden. |
16 Toen gedacht ik aan het woord des Heren, hoe hij zeide: "Johannes heeft met water gedoopt, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden." |
16 En ik herinnerde mij, hoe de Heer gezegd had: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden. |
16 En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden. |
16 Et je me souvins de cette parole du Seigneur: Jean a baptisé d'eau, mais vous, vous serez baptisés du Saint-Esprit. |
17 Als God dan aan hen dezelfde gave gegeven heeft als aan ons die in de Heere Jezus Christus geloven, wie was ik dan dat ik bij machte zou zijn God tegen te houden? |
17 Indien dan God hun gelijke gave gegeven heeft als aan ons, die in den Heere Jezus Christus geloven, wie was ik dan, dat ik God kon weren? -- |
17 Indien dan God hun dezelfde gave heeft geschonken als aan ons; daar zij in den Heer Jezus Christus zijn gaan geloven, hoe zou ik in staat zijn geweest God tegen te houden? |
17 Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden? |
17 Or, puisque Dieu leur a accordé le même don qu'à nous qui avons cru au Seigneur Jésus-Christ, pouvais-je, moi, m'opposer à Dieu? |
18 En toen zij dit hoorden, waren zij gerustgesteld, en zij verheerlijkten God en zeiden: Zo heeft God dus ook aan de heidenen de bekering gegeven die tot het leven leidt. |
18 Toen zij dat hoorden, zwegen zij stil, en loofden God, zeggende: Zo heeft God ook den heidenen boete gegeven ten leven. |
18 Toen zij dit hoorden, berustten zij er in, loofden God en zeiden: Zo heeft dan God ook aan de heidenen de bekering ten leven geschonken! |
18 En toen zij dit gehoord hadden, kwamen zij tot rust en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken. |
18 Après avoir entendu cela, ils se calmèrent, et ils glorifièrent Dieu, en disant: Dieu a donc accordé la repentance aussi aux païens, afin qu'ils aient la vie. |
19 Zij nu die, door de verdrukking die in verband met Stefanus plaatsgevonden had, overal verspreid waren, gingen het land door tot Fenicië, Cyprus en Antiochië toe, terwijl zij tot niemand het Woord spraken dan alleen tot de Joden. |
19 Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, welke wegens Stéfanus geschied was, gingen alom tot Fenicië en Cyprus en Antiochië toe, en spraken het woord tot niemand dan alleen tot de Joden. |
19 Inmiddels waren zij die zich verstrooid hadden vanwege de verdrukking, door het optreden van Stefanus ontstaan, het land doorgegaan tot Fenicie, Cyprus en Antiochie, aan niemand het woord verkondigend dan aan Joden. |
19 Zij dan, die verstrooid werden door de verdrukking, welke in verband met Stefanus plaats vond, trokken verder tot Fenicie, Cyprus en Antiochie toe, zonder tot iemand het woord te spreken dan alleen tot de Joden. |
19 Ceux qui avaient été dispersés par la persécution survenue à l'occasion d'Etienne allèrent jusqu'en Phénicie, dans l'île de Chypre, et à Antioche, annonçant la parole seulement aux Juifs. |
20 Er waren onder hen echter enkele mannen van Cyprus en uit Cyrene die, toen ze in Antiochië gekomen waren, het woord richtten tot de Griekssprekenden en de Heere Jezus verkondigden. |
20 En er waren sommigen onder hen, mannen van Cyprus en Cyréne; die kwamen te Antiochië, en spraken ook tot de Grieken, en predikten het evangelie van den Heere Jezus. |
20 Maar sommigen van hen, uit Cyprus en Cyrene afkomstig, spraken, toen zij te Antiochie kwamen, ook heidenen aan en brachten hun de Blijmare omtrent den Heer Jezus Christus. |
20 Doch er waren onder hen enige Cyprische en Cyreense mannen, die, te Antiochie gekomen, ook tot de Grieken spraken en hun de Here Jezus predikten. |
20 Il y eut cependant parmi eux quelques hommes de Chypre et de Cyrène, qui, étant venus à Antioche, s'adressèrent aussi aux Grecs, et leur annoncèrent la bonne nouvelle du Seigneur Jésus. |
21 En de hand van de Heere was met hen en een groot aantal geloofde en bekeerde zich tot de Heere. |
21 En de hand des Heren, was met hen, en een groot getal werd gelovig en bekeerde zich tot den Heer. |
21 En de hand des Heeren was met hen, zodat een groot aantal gelovig werd en zich tot den Heer bekeerde. |
21 En de hand des Heren was met hen, en een groot aantal kwam tot het geloof en bekeerde zich tot de Here. |
21 La main du Seigneur était avec eux, et un grand nombre de personnes crurent et se convertirent au Seigneur. |
22 En het gerucht over hen kwam de gemeente die in Jeruzalem was, ter ore; en zij zonden Barnabas uit om het land door te gaan tot Antiochië toe. |
22 En het gerucht van hen kwam der gemeente te Jeruzalem ter ore; en zij zonden Barnabas, dat hij heenging tot Antiochië toe. |
22 Toen het aan de gemeente in Jeruzalem ter ore kwam dat zij dit deden, zond men Barnabas naar Antiochie; |
22 En het bericht daarvan kwam de gemeente van Jeruzalem ter ore en zij vaardigden Barnabas af naar Antiochie. |
22 Le bruit en parvint aux oreilles des membres de l'Eglise de Jérusalem, et ils envoyèrent Barnabas jusqu'à Antioche. |
23 En toen hij daar gekomen was en de genade van God zag, werd hij verblijd en spoorde hij hen allen aan om met een hartelijk voornemen bij de Heere te blijven. |
23 Toen deze daar gekomen was en de genade Gods zag, werd hij blijde, en vermaande hen allen, dat zij met het voornemen des harten bij den Heer zouden blijven; |
23 en deze daar komend en Gods genadewerk aanschouwend, verheugde zich en vermaande allen zich van ganser harte aan den Heer te houden; |
23 Toen deze aankwam en de genade Gods zag, verheugde hij zich en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart de Here trouw te blijven; |
23 Lorsqu'il fut arrivé, et qu'il eut vu la grâce de Dieu, il s'en réjouit, et il les exhorta tous à rester d'un coeur ferme attachés au Seigneur. |
24 Want hij was een goed man en vol van de Heilige Geest en van geloof; en er werd een grote menigte aan de Heere toegevoegd. |
24 want hij was een goed man, vol des Heiligen Geestes en des geloofs. En er werd een grote schare den Heer toegevoegd. |
24 want hij was een voortreffelijk man, vol heiligen geest en geloof. En een talrijke schare werd voor den Heer gewonnen. |
24 Want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof. En een brede schare werd de Here toegevoegd. |
24 Car c'était un homme de bien, plein d'Esprit-Saint et de foi. Et une foule assez nombreuse se joignit au Seigneur. |
25 En Barnabas vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. |
25 En Barnabas trok uit naar Tarsus om Saulus te zoeken, en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochië. |
25 Hij dan ging naar Tarsus om Saulus op te zoeken, trof hem er aan en bracht hem naar Antiochie. |
25 En hij vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken; en toen hij hem gevonden had, bracht hij hem naar Antiochie. |
25 Barnabas se rendit ensuite à Tarse, pour chercher Saul; |
26 En het gebeurde dat zij een heel jaar met de gemeente samenkwamen en een grote menigte onderwezen en dat de discipelen voor het eerst in Antiochië christenen genoemd werden. |
26 En zij bleven bij de gemeente een geheel jaar, en leerden veel volk; en de jongeren werden het eerst te Antiochië Christenen genaamd. |
26 Wel een vol jaar bleven zij samen in die gemeente en gaven aan een talrijke schare onderricht. Het eerst noemde men te Antiochie de leerlingen Christenen. |
26 En het geschiedde, dat zij een vol jaar in de gemeente gastvrij ontvangen werden en een brede schare leerden en dat de discipelen het eerst te Antiochie Christenen genoemd werden. |
26 et, l'ayant trouvé, il l'amena à Antioche. Pendant toute une année, ils se réunirent aux assemblées de l'Eglise, et ils enseignèrent beaucoup de personnes. Ce fut à Antioche que, pour la première fois, les disciples furent appelés chrétiens. |
27 En in die dagen kwamen enkele profeten vanuit Jeruzalem naar Antiochië. |
27 In die dagen kwamen er profeten van Jeruzalem naar Antiochië, |
27 In die dagen kwamen enige profeten uit Jeruzalem naar Antiochie af, |
27 En in die dagen kwamen profeten van Jeruzalem te Antiochie; |
27 En ce temps-là, des prophètes descendirent de Jérusalem à Antioche. |
28 En een van hen, van wie de naam Agabus was, stond op en gaf door de Geest te kennen dat er een grote hongersnood zou zijn over heel de wereld, die ook gekomen is onder keizer Claudius. |
28 en een van hen, genaamd Agabus, stond op, en verkondigde door den Geest een groten hongersnood, die komen zou over de gehele wereld; welke ook gekomen is onder keizer Claudius. |
28 en een van hen, Agabus genaamd, trad op en voorspelde door ingeving van den Geest dat een grote hongersnood over de gehele wereld komen zou. Die is ook gekomen onder Claudius. |
28 En een uit hen, genaamd Agabus, stond op en gaf door de Geest te kennen, dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die dan ook gekomen is onder Claudius. |
28 L'un d'eux, nommé Agabus, se leva, et annonça par l'Esprit qu'il y aurait une grande famine sur toute la terre. Elle arriva, en effet, sous Claude. |
29 En de discipelen besloten, ieder naar vermogen, iets te sturen ten dienste van de broeders die in Judea woonden, |
29 En onder de jongeren besloot een ieder, naardat hij vermocht, ene handreiking te zenden aan de broeders, die in Judéa woonden; |
29 Toen besloten de leerlingen dat ieder van hen, naar zijn vermogen iets zou zenden tot ondersteuning van de broeders in Judea. |
29 En de discipelen besloten, dat elk van hen naar draagkracht iets zenden zou tot ondersteuning van de broeders, die in Judea woonden; |
29 Les disciples résolurent d'envoyer, chacun selon ses moyens, un secours aux frères qui habitaient la Judée. |
30 en dat deden zij ook. En zij stuurden het naar de ouderlingen door de hand van Barnabas en Saulus. |
30 gelijk zij dan ook deden, en zonden het aan de oudsten door de hand van Barnabas en van Saulus. |
30 Zij deden het ook en zonden het door Barnabas en Saulus aan de oudsten. |
30 Dit deden zij ook en zij zonden het aan de oudsten door de hand van Barnabas en Saulus. |
30 Ils le firent parvenir aux anciens par les mains de Barnabas et de Saul. |