Handelingen 20
© Herziene Statenvertaling
© Lutherse Vertaling
© Leidse Vertaling
© NBG
New International Version
1 Nadat de opschudding bedaard was, ontbood Paulus de discipelen en, na hen gegroet te hebben, vertrok hij om naar Macedonië te reizen. 1 Toen nu de oploop gestild was, riep Paulus de jongeren tot zich en hen gegroet hebbende, ging hij uit om naar Macedonië te reizen. 1 Toen de opschudding bedaard was, liet Paulus de leerlingen bij zich komen, sprak hen toe en vertrok, na afscheid van hen genomen te hebben, naar Macedonie. 1 Nadat nu de opschudding was bedaard, riep Paulus de discipelen tot zich en sprak hen bemoedigend toe. Daarop nam hij afscheid en begaf zich op reis naar Macedonie. 1 When the uproar had ended, Paul sent for the disciples and, after encouraging them, said goodbye and set out for Macedonia.
2 En toen hij die delen van het land doorgetrokken was en hen met veel woorden bemoedigd had, kwam hij in Griekenland. 2 En toen hij die landen doortrok, en hen met vele woorden vermaand had, kwam hij in Griekenland; 2 Hij trok die landstreek door, sprak op vele plaatsen zijn opwekkend woord en ging naar Griekenland. 2 En nadat hij die streken doorreisd en hen uitvoerig toegesproken had, kwam hij in Griekenland. 2 He traveled through that area, speaking many words of encouragement to the people, and finally arrived in Greece,
3 En toen hij daar drie maanden doorgebracht had, en de Joden een aanslag op hem wilden plegen toen hij op het punt stond naar Syrië te varen, vatte hij het plan op terug te keren door Macedonië. 3 en hij vertoefde aldaar drie maanden; maar daar de Joden hem lagen legden, toen hij naar Syrië wilde varen, besloot hij terug te keren door Macedonië. 3 Hij bleef er drie maanden; en daar de Joden hem, juist toen hij zich naar Syrie wilde inschepen, lagen legden, besloot hij door Macedonie terug te keren. 3 En toen hij daar drie maanden vertoefd had en de Joden een aanslag tegen hem smeedden, terwijl hij op het punt stond om over zee naar Syrie te gaan, kwam hij tot het besluit door Macedonie terug te keren. 3 where he stayed three months. Because some Jews had plotted against him just as he was about to sail for Syria, he decided to go back through Macedonia.
4 En tot in Asia vergezelden hem Sopater uit Berea, en van de Thessalonicenzen Aristarchus en Secundus, en Gajus uit Derbe, en Timotheüs, en Tychikus en Trofimus uit Asia. 4 En met hem trokken tot in Azië Sopater van Beréa; en van Thessalonika Aristarchus en Secundus, en Gajus van Derbe, en Timotheüs; en uit Azië Tychicus en Trofimus. 4 Hem vergezelden Sopater, de zoon van Pyrrhus, uit Berea, van de Thessalonicenzen Aristarchus en Secundus, Cajus van Derbe en Timoteüs, en uit Azie Tychicus en Trofimus. 4 En Sopater, de zoon van Pyrrus, uit Berea, en van de Tessalonicenzen Aristarchus en Secundus, en Gajus uit Derbe en Timoteus, en uit Asia Tychikus en Trofimus, vergezelden hem. 4 He was accompanied by Sopater son of Pyrrhus from Berea, Aristarchus and Secundus from Thessalonica, Gaius from Derbe, Timothy also, and Tychicus and Trophimus from the province of Asia.
5 Dezen waren vooruitgereisd en wachtten ons op in Troas. 5 Dezen gingen vooruit, en wachtten ons te Troas. 5 Dezen gingen vooruit en wachtten ons te Troas af; 5 Dezen waren echter vooruitgereisd en wachtten ons te Troas op. 5 These men went on ahead and waited for us at Troas.
6 Wij echter vertrokken na de dagen van de ongezuurde broden per schip van Filippi en kwamen binnen vijf dagen bij hen in Troas aan, waar wij zeven dagen verbleven. 6 Wij nu voeren af van Filippi, na de Paaschdagen, en kwamen op den vijfden dag bij hen te Troas, waar wij zeven dagen vertoefden. 6 wij voeren na de dagen der ongezuurde brooden van Filippi af en kwamen in vijf dagen bij hen te Troas, waar wij ons zeven dagen ophielden. 6 Maar wij voeren na de dagen der ongezuurde broden van Filippi af en kwamen binnen vijf dagen bij hen te Troas aan, waar wij zeven dagen doorbrachten. 6 But we sailed from Philippi after the Festival of Unleavened Bread, and five days later joined the others at Troas, where we stayed seven days.
7 En op de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, sprak Paulus hen toe, omdat hij de volgende dag wilde vertrekken; en hij liet zijn toespraak voortduren tot middernacht. 7 En op den eersten dag der week, toen de jongeren samenkwamen om het brood te breken, predikte Paulus hun, en wilde des anderen daags wegreizen; en hij strekte zijne rede uit tot middernacht. 7 Toen wij op den eersten dag der week bijeenwaren om brood te breken, sprak Paulus, die den volgenden dag zou vertrekken, tot hen en rekte zijn rede tot middernacht. 7 En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht. 7 On the first day of the week we came together to break bread. Paul spoke to the people and, because he intended to leave the next day, kept on talking until midnight.
8 En er waren veel lampen in de bovenzaal waar zij bijeenwaren. 8 En er waren vele lampen in de opperzaal, waar zij vergaderd waren. 8 Er waren veel lampen in de bovenkamer waar wij vergaderd waren. 8 En er waren verscheidene lampen in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren. 8 There were many lamps in the upstairs room where we were meeting.
9 En een zekere jongeman, van wie de naam Eutychus was, zat in het venster en werd door een diepe slaap overmand, doordat Paulus zo lang sprak. Hij viel, door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgetild. 9 En in het venster zat een zeker jongeling, genaamd Eutychus; die viel in een diepen slaap, dewijl Paulus zeer lang sprak; en hij werd door den slaap overmand, en viel neder van de derde verdieping, en werd dood opgenomen. 9 En zeker jongeling, Eutychus genaamd, die in het venster zat, verzonk toen Paulus lang sprak, in diepen slaap, stortte in den slaap van boven de tweede verdieping naar beneden en werd voor dood opgenomen. 9 En een zekere jonge man, genaamd Eutychus, zat in de vensterbank, en door een diepe slaap bevangen, viel hij, toen Paulus zo lang sprak, door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgenomen. 9 Seated in a window was a young man named Eutychus, who was sinking into a deep sleep as Paul talked on and on. When he was sound asleep, he fell to the ground from the third story and was picked up dead.
10 Maar Paulus ging naar beneden, wierp zich op hem, sloeg zijn armen om hem heen en zei: Maak geen misbaar, want zijn ziel is in hem. 10 En Paulus ging af, en boog zich over hem, en omvatte hem en zeide: Maakt geen misbaar, want zijne ziel is in hem. 10 Doch Paulus ging naar beneden, strekte zich over hem uit en zeide, hem omarmend: Maakt geen misbaar; want zijn ziel is nog in hem. 10 Doch Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, en sloeg de armen om hem heen, en zeide: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem. 10 Paul went down, threw himself on the young man and put his arms around him. “Don’t be alarmed,” he said. “He’s alive!”
11 En nadat hij weer naar boven gegaan was, brood gebroken en iets genuttigd had, en hij lang, tot het aanbreken van de dag toe, met hen gesproken had, vertrok hij zo. 11 Toen ging hij naar boven, brak het brood en at, en sprak veel met hen, totdat de dag aanbrak; en alzo vertrok hij. 11 Hij ging weer naar boven, brak het brood, gebruikte er van, en na nog lang, tot het aanbreken van den dag, gesproken te hebben, reisde hij af. 11 En bovengekomen, brak hij brood en at, en hij sprak nog lang met hen, tot de morgenstond, en zo vertrok hij. 11 Then he went upstairs again and broke bread and ate. After talking until daylight, he left.
12 En zij brachten de jongen levend mee en werden bovenmate vertroost. 12 En zij brachten den jongeling levend, en werden niet weinig vertroost. 12 Zij brachten den knaap levend weg en waren niet weinig vertroost. 12 En zij brachten de jongen levend weg, en werden buitengewoon bemoedigd. 12 The people took the young man home alive and were greatly comforted.
13 Wij nu waren vooruitgegaan naar het schip en voeren weg naar Assus, waar wij Paulus aan boord zouden nemen, want zo had hij het ons opgedragen, omdat hijzelf te voet zou gaan. 13 Wij nu gingen vooruit naar het schip, en voeren naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want hij had het zo bevolen, daar hij over land wilde gaan. 13 Wij gingen vooruit scheep en voeren naar Assos, van plan daar Paulus op te nemen; want zo had hij het beschikt, daar hijzelf te voet wilde gaan. 13 Maar wij gingen vooruit aan boord en voeren naar Assus om Paulus daar op te nemen, want zo had hij het beschikt, daar hij zelf te voet wilde gaan. 13 We went on ahead to the ship and sailed for Assos, where we were going to take Paul aboard. He had made this arrangement because he was going there on foot.
14 En toen hij zich in Assus bij ons gevoegd had, namen wij hem aan boord en gingen naar Mitylene. 14 Toen hij zich nu te Assus bij ons voegde, namen wij hem in; en kwamen te Mityléne; 14 Toen hij zich dan te Assos bij ons gevoegd had, namen wij hem aan boord en kwamen te Mitylene; 14 En toen hij zich te Assus bij ons voegde, namen wij hem aan boord en gingen naar Mitylene; 14 When he met us at Assos, we took him aboard and went on to Mitylene.
15 En daarvandaan voeren wij verder en kwamen de volgende dag ter hoogte van Chios, en de dag daarna legden wij aan in Samos en bleven in Trogyllion, en de daaropvolgende dag kwamen wij in Milete aan. 15 en van daar voeren wij af, en kwamen des anderen daags tegenover Chios, en den volgenden dag legden wij aan te Samos, en bleven te Trogyllium, en den volgenden dag kwamen wij te Miléte. 15 van daar voeren wij den volgenden dag af en kwamen op de hoogte van Chios, den tweeden dag staken wij over naar Samos, den daarop volgenden kwamen wij te Milete. 15 En, vandaar weggevaren, kwamen wij de volgende dag voor Chios en de daaropvolgende staken wij over naar Samos, en de dag daarna kwamen wij te Milete. 15 The next day we set sail from there and arrived off Chios. The day after that we crossed over to Samos, and on the following day arrived at Miletus.
16 Want Paulus had zich voorgenomen Efeze voorbij te varen om geen tijd in Asia te hoeven doorbrengen, want hij haastte zich om, als het mogelijk voor hem was, op de Pinksterdag in Jeruzalem te zijn. 16 Want Paulus had besloten Efeze voorbij te varen, om in Azië geen tijd te verliezen; want hij haastte zich, om op den Pinksterdag te Jeruzalem te zijn, zo het hem mogelijk ware. 16 Want Paulus had besloten Efeze voorbij te varen om zich niet te lang in Azie op te houden. Want hij haastte zich om, zo mogelijk, met Pinksteren te Jeruzalem te zijn. 16 Want Paulus had zich voorgenomen Efeze voorbij te varen om geen tijd in Asia te verliezen, want hij haastte zich om, zo mogelijk, op de Pinksterdag te Jeruzalem te zijn. 16 Paul had decided to sail past Ephesus to avoid spending time in the province of Asia, for he was in a hurry to reach Jerusalem, if possible, by the day of Pentecost.
17 Maar hij stuurde iemand uit Milete naar Efeze en liet de ouderlingen van de gemeente halen. 17 Van Miléte nu zond hij naar Efeze, en liet de oudsten der gemeente roepen. 17 Van Milete zond hij een bode naar Efeze en ontbood de oudsten der gemeente. 17 Maar hij zond iemand van Milete naar Efeze en ontbood de oudsten der gemeente; 17 From Miletus, Paul sent to Ephesus for the elders of the church.
18 En toen zij bij hem gekomen waren, zei hij tegen hen: U weet hoe ik, van de eerste dag af dat ik in Asia aankwam, heel de tijd in uw midden geweest ben 18 En toen die tot hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gij weet, van den eersten dag af, dat ik in Azië gekomen ben, hoe ik altijd bij u geweest ben, 18 Toen zij bij hem gekomen waren, sprak hij hen aldus toe: Gij weet zelf, hoe ik altijd, van den eersten dag af waarop ik in Azie kwam, onder u verkeerd heb, 18 En toen zij bij hem gekomen waren, zeide hij tot hen: Gij weet, hoe ik van de eerste dag aan, dat ik in Asia voet aan wal zette, al die tijd onder u verkeerd heb, 18 When they arrived, he said to them: “You know how I lived the whole time I was with you, from the first day I came into the province of Asia.
19 en de Heere gediend heb met alle nederigheid en veel tranen, en onder verzoekingen die mij overkomen zijn door de aanslagen van de Joden; 19 en den Heer gediend heb met alle ootmoedigheid, en met vele tranen en beproevingen, die mij overkomen zijn door de lagen der Joden; 19 den Heer dienend in allen ootmoed, onder tranen en vervolgingen, mij overkomen door de aanslagen der Joden; 19 Dienende de Here met alle ootmoed, onder tranen en beproevingen, die mij overkwamen door de aanslagen der Joden; 19 I served the Lord with great humility and with tears and in the midst of severe testing by the plots of my Jewish opponents.
20 hoe ik niets van wat nuttig was, nagelaten heb u te verkondigen en te onderwijzen, in het openbaar en in de huizen, 20 hoe ik niets achtergehouden heb van hetgeen nuttig was, dat ik u niet zou verkondigd en u geleerd hebben, in het openbaar en in de huizen, 20 hoe ik niets achterhield van wat nuttig is, maar het u verkondigde en u in het openbaar en tehuis onderrichtte, 20 Hoe ik niets nagelaten heb van hetgeen nuttig was om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis, 20 You know that I have not hesitated to preach anything that would be helpful to you but have taught you publicly and from house to house.
21 en ik heb zowel tegenover Joden als Grieken getuigd van de bekering tot God en het geloof in onze Heere Jezus Christus. 21 en betuigd heb beiden, Joden en Grieken, de boete tot God en het geloof in onzen Heere Jezus Christus. 21 door bij Joden en heidenen op de bekering tot God en het geloof in onzen Heer Jezus aan te dringen. 21 Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus. 21 I have declared to both Jews and Greeks that they must turn to God in repentance and have faith in our Lord Jesus.
22 En nu, zie, ik reis, gebonden door de Geest, naar Jeruzalem, en ik weet niet wat ik daar zal tegenkomen, 22 En nu, zie, in den geest gebonden zijnde, ga ik heen naar Jeruzalem, niet wetende wat mij aldaar ontmoeten zal, 22 En zie, nu ben ik, door den Geest gebonden, op weg naar Jeruzalem, zonder te weten wat mij daar zal overkomen, 22 En zie, nu reis ik, gebonden door de Geest, naar Jeruzalem, niet wetende wat mij daar overkomen zal, 22 “And now, compelled by the Spirit, I am going to Jerusalem, not knowing what will happen to me there.
23 behalve dan dat de Heilige Geest van stad tot stad getuigt dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan. 23 dan dat de Heilige Geest in alle steden mij betuigt, dat banden en verdrukkingen mij aldaar wachten. 23 behalve dat de Heilige Geest mij in elke stad verzekert dat mij boeien en verdrukkingen wachten. 23 Behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt en zegt, dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan. 23 I only know that in every city the Holy Spirit warns me that prison and hardships are facing me.
24 Maar ik maak mij nergens zorgen over, en ook acht ik mijn leven niet kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, evenals de bediening die ik van de Heere Jezus ontvangen heb om te getuigen van het Evangelie van Gods genade. 24 Maar ik acht dat alles niet, ik hecht voor mijzelven ook niet aan het leven, opdat ik mijnen loop met vreugde voleinde, en het ambt, hetwelk ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het evangelie van de genade Gods. 24 Maar ik voor mij acht mijn leven niets waard, indien ik slechts mijn loop ten einde breng en de taak die de Heer Jezus mij opgedragen heeft: van de blijde boodschap van Gods genade getuigenis af te leggen. 24 Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen. 24 However, I consider my life worth nothing to me; my only aim is to finish the race and complete the task the Lord Jesus has given me—the task of testifying to the good news of God’s grace.
25 En nu, zie, ik weet dat u allen, bij wie ik rondgegaan ben en het Koninkrijk van God gepredikt heb, mijn gezicht niet meer zult zien. 25 En nu, zie, ik weet, dat gij mijn aangezicht niet meer zien zult, gij allen, bij wie ik ben doorgereisd, predikende het rijk Gods. 25 Nu dan, ik weet dat gij allen, onder wie ik, Gods Koninkrijk verkondigend, rondging, mij niet zult terugzien. 25 En nu, zie, ik weet, dat gij allen, onder wie ik rondgereisd heb met de prediking van het Koninkrijk, mijn aangezicht niet meer zien zult. 25 “Now I know that none of you among whom I have gone about preaching the kingdom will ever see me again.
26 Daarom betuig ik u op de huidige dag dat ik rein ben van het bloed van u allen, 26 Daarom betuig ik u heden op dezen dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen, 26 Daarom verklaar ik u heden dat ik het mij niet te verwijten heb als een uwer verlorengaat; 26 Daarom verklaar ik u op de dag van heden, dat ik rein ben van aller bloed; 26 Therefore, I declare to you today that I am innocent of the blood of any of you.
27 want ik heb niet nagelaten u heel het raadsbesluit van God te verkondigen. 27 want ik heb niets achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods. 27 want ik heb u zonder iets te verzwijgen den gehelen raad Gods verkondigd. 27 Want ik heb niet nagelaten u al de raad Gods te verkondigen. 27 For I have not hesitated to proclaim to you the whole will of God.
28 Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. 28 Hebt dan nu acht op uzelve en op de gehele kudde, over welke de Heilige Geest u gesteld heeft tot opzieners, om de gemeente Gods te weiden, welke hij door zijn eigen bloed verworven heeft. 28 Zorgt dan voor uzelf en voor de gehele kudde waarover de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente Gods die hij met zijn eigen bloed zich verworven heeft te weiden. 28 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. 28 Keep watch over yourselves and all the flock of which the Holy Spirit has made you overseers. Be shepherds of the church of God, which he bought with his own blood.
29 Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; 29 Want dit weet ik, dat na mijn afscheid onder u gruwelijke wolven zullen komen, die de kudde niet sparen zullen; 29 Ik weet dat na mijn heengaan grimmige wolven, die de kudde niet sparen, bij u zullen binnendringen. 29 Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen die de kudde niet zullen sparen; 29 I know that after I leave, savage wolves will come in among you and will not spare the flock.
30 en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de discipelen weg te trekken achter zich aan. 30 ook uit uzelve zullen mannen opstaan, die verkeerde leringen spreken, om de jongeren tot zich te trekken. 30 Ja, uit uw midden zullen mannen opstaan die verkeerde dingen spreken om de leerlingen met zich mee te slepen. 30 En uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. 30 Even from your own number men will arise and distort the truth in order to draw away disciples after them.
31 Daarom: wees waakzaam, en bedenk dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden iedereen onder tranen terecht te wijzen. 31 Daarom zijt wakker, en gedenkt, dat ik niet nagelaten heb, drie jaren lang, dag en nacht, een ieder met tranen te vermanen. 31 Waakt dan, bedenkend dat ik drie jaren lang niet opgehouden heb nacht en dag onder tranen ieder van u te vermanen. 31 Waakt dan en herinnert u, dat ik drie jaren lang nacht en dag niet heb opgehouden ieder afzonderlijk onder tranen terecht te wijzen. 31 So be on your guard! Remember that for three years I never stopped warning each of you night and day with tears.
32 En nu, broeders, ik draag u op aan God en aan het woord van Zijn genade, aan Hem Die bij machte is om u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. 32 En nu, broeders, beveel ik u aan God en aan het woord zijner genade, die machtig is om u op te bouwen, en u te geven de erfenis onder allen die geheiligd worden. 32 En nu beveel ik u aan den Heer en het woord zijner genade, dat machtig is u op te bouwen en het erfdeel onder alle geheiligden te geven. 32 En nu, ik draag u op aan de Here en het woord zijner genade, aan Hem, die bij machte is te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden. 32 “Now I commit you to God and to the word of his grace, which can build you up and give you an inheritance among all those who are sanctified.
33 Ik heb niemands zilver of goud of kleding verlangd. 33 Ik heb niemands zilver of goud of kleed begeerd; 33 Ik heb niemands zilver, goud of kledij begeerd; 33 Ik heb niemands zilver of goud of kleding begeerd; 33 I have not coveted anyone’s silver or gold or clothing.
34 En u weet zelf dat deze handen dienst hebben gedaan om te voorzien in mijn behoeften, en voor hen die bij mij waren. 34 want gijzelve weet, dat mij deze handen tot mijn onderhoud en dergenen die bij mij geweest zijn, gediend hebben. 34 gij weet zelf dat ik door handenarbeid voorzien heb in mijn eigen behoeften en in die van mijn reisgezelschap. 34 Zelf weet gij, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen, die bij mij waren, hebben voorzien. 34 You yourselves know that these hands of mine have supplied my own needs and the needs of my companions.
35 Ik heb u in alles laten zien dat men, door zo te arbeiden, het moet opnemen voor de zwakken en de woorden van de Heere Jezus in herinnering moet houden, namelijk dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. 35 Ik heb u alleszins getoond, dat men zo arbeiden moet, en zich de zwakken aantrekken, en gedenken aan het woord des Heren Jezus, dat hij gezegd heeft: "Het is zaliger te geven dan te ontvangen". 35 In alle opzichten heb ik u getoond dat men zo arbeidend de zieken moet helpen en aan de woorden van den Heer Jezus denken; want hij heeft gezegd: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. 35 Ik heb u in alles getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en zich de woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. 35 In everything I did, I showed you that by this kind of hard work we must help the weak, remembering the words the Lord Jesus himself said: ‘It is more blessed to give than to receive.’ ”
36 En toen hij dit gezegd had, knielde hij neer en bad met hen allen. 36 En toen hij dit gezegd had, knielde hij neder en bad met hen allen. 36 Na zo gesproken te hebben, viel hij op de knieen en bad met hen allen. 36 En toen hij dit gezegd had, boog hij de knieen en heeft hij met hen allen gebeden. 36 When Paul had finished speaking, he knelt down with all of them and prayed.
37 En allen begonnen luid te huilen, vielen Paulus om de hals en kusten hem, 37 En er ontstond veel geween onder hen allen, en zij vielen Paulus om den hals en kusten hem, 37 En zij barstten allen in hevig geween uit, vielen Paulus om den hals en kusten hem, 37 En zij barstten allen in groot geween uit en vielen Paulus om de hals en kusten hem herhaaldelijk, 37 They all wept as they embraced him and kissed him.
38 zeer bedroefd, vooral om het woord dat hij gesproken had, namelijk dat zij zijn gezicht niet meer zouden zien. En zij deden hem uitgeleide naar het schip. 38 allermeest bedroefd zijnde over het woord hetwelk hij gezegd had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden. En zij geleidden hem naar het schip. 38 vooral bedroefd over hetgeen hij gezegd had, dat zij hem niet zouden weerzien; en zij begeleidden hem naar het schip. 38 Het meest bedroefd over het woord, dat hij gesproken had, dat zij zijn aangezicht niet meer zien zouden. En zij deden hem uitgeleide naar het schip. 38 What grieved them most was his statement that they would never see his face again. Then they accompanied him to the ship.