|
1 En het gebeurde terwijl Apollos in Korinthe was, dat Paulus, die de hogergelegen delen van het land doorgetrokken was, in Efeze kwam. Hij trof daar enige discipelen aan |
1 En het geschiedde, toen Apollos te Korinthe was, dat Paulus de hoger gelegen gedeelten des lands doorreisde, en te Efeze kwam, en aldaar enige jongeren vond. |
1 Terwijl Apollos in Korinthe was, reisde Paulus de bergstreken door en kwam te Efeze, waar hij enige leerlingen vond, |
1 En terwijl Apollos te Korinte was, geschiedde het, dat Paulus, na door de bovenlanden gereisd te zijn, te Efeze kwam, en daar enige discipelen vond. |
1 Pendant qu'Apollos était à Corinthe, Paul, après avoir parcouru les hautes provinces de l'Asie, arriva à Ephèse. Ayant rencontré quelques disciples, |
2 en zei tegen hen: Hebt u de Heilige Geest ontvangen toen u tot geloof kwam? En zij zeiden tegen hem: Wij hebben niet eens gehoord dat er een Heilige Geest is. |
2 Tot dezen zeide hij: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, toen gij gelovig geworden zijt? Zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet eens gehoord, of er een Heilige Geest is. |
2 tot wie hij zeide: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen toen gij gelovig zijt geworden? Zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord dat er een Heilige Geest is. |
2 En hij zeide tot hen: Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot het geloof kwaamt? Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is. |
2 il leur dit: Avez-vous reçu le Saint-Esprit, quand vous avez cru? Ils lui répondirent: Nous n'avons pas même entendu dire qu'il y ait un Saint-Esprit. |
3 En hij zei tegen hen: Waarmee bent u dan gedoopt? En zij zeiden: Met de doop van Johannes. |
3 En hij zeide tot hen: Hoe zijt gij dan gedoopt? Zij zeiden: Met den doop van Johannes. |
3 Hij zeide: Met welken doop zijt gij dan gedoopt? Zij zeiden: Met den Johannesdoop. |
3 En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In de doop van Johannes. |
3 Il dit: De quel baptême avez-vous donc été baptisés? Et ils répondirent: Du baptême de Jean. |
4 Maar Paulus zei: Johannes doopte wel een doop van bekering, maar hij zei ook tegen het volk dat zij moesten geloven in Hem Die na hem kwam, dat is in Christus Jezus, |
4 Maar Paulus zeide: Johannes heeft gedoopt met den doop der boete, en zeide tot het volk, dat zij geloven zouden in dengene, die na hem komen zou, dat is in Jezus, dat deze de Christus is. |
4 Paulus zeide: Johannes doopte den bekeringsdoop, terwijl hij het volk wees op hem die na hem kwam, in wien zij moesten geloven, dat is op Jezus. |
4 Maar Paulus zeide: Johannes doopte een doop van bekering en zeide tot het volk, dat zij moesten geloven in Hem, die na hem kwam, dat is in Jezus. |
4 Alors Paul dit: Jean a baptisé du baptême de repentance, disant au peuple de croire en celui qui venait après lui, c'est-à-dire, en Jésus. |
5 en nadat zij dat gehoord hadden, werden zij gedoopt in de Naam van de Heere Jezus. |
5 Toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in den naam des Heren Jezus; |
5 Toen zij dit hoorden, werden zij door den doop tot den naam van den Heer Jezus gebracht, |
5 En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus. |
5 Sur ces paroles, ils furent baptisés au nom du Seigneur Jésus. |
6 En nadat Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen; en zij spraken in vreemde talen en profeteerden. |
6 en toen Paulus de handen op hen legde, kwam de Heilige Geest op hen, en zij spraken met tongen en profeteerden. |
6 en toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest op hen: zij spraken tongetaal en profeteerden. |
6 En toen Paulus hun de handen oplegde, kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden. |
6 Lorsque Paul leur eut imposé les mains, le Saint-Esprit vint sur eux, et ils parlaient en langues et prophétisaient. |
7 En het waren bij elkaar ongeveer twaalf mannen. |
7 En die allen waren mannen omtrent twaalf. |
7 Bij elkaar waren het ongeveer twaalf mannen. |
7 En het waren in het geheel ongeveer twaalf mannen. |
7 Ils étaient en tout environ douze hommes. |
8 En hij ging de synagoge binnen en sprak er vrijmoedig; drie maanden lang sprak hij met hen en probeerde hen te overtuigen van de zaken van het Koninkrijk van God. |
8 En hij ging in de synagoge, en predikte vrijmoedig drie maanden lang, en leerde van het rijk Gods en overtuigde hen. |
8 Drie maanden lang kwam hij in de synagoge en trad er vrijmoedig op met betogen en bewijzen over het Koninkrijk Gods. |
8 En Paulus ging naar de synagoge en trad drie maanden lang vrijmoedig op, om hen door besprekingen te overtuigen aangaande het Koninkrijk Gods. |
8 Ensuite Paul entra dans la synagogue, où il parla librement. Pendant trois mois, il discourut sur les choses qui concernent le royaume de Dieu, s'efforçant de persuader ceux qui l'écoutaient. |
9 Maar toen sommigen verhard werden en ongehoorzaam bleven, en tegenover de menigte kwaadspraken van de weg van de Heere, ging hij bij hen weg, en hij zonderde de discipelen af en sprak dagelijks in de school van een zekere Tyrannus. |
9 Maar toen sommigen verstokt waren en niet geloofden, en kwaad spraken van dien weg voor de menigte, week hij van hen, en zonderde de jongeren af, en sprak dagelijks in de school van zekeren Tyrannus. |
9 Maar toen sommigen zich verhardden en in hun ongeloof ten aanhoren der schare kwaad spraken van den Heilsweg, zonderde hij zich van hen af en verzamelde de leerlingen in de school van Tyrannus, waar hij dag aan dag met hen sprak. |
9 Maar toen sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte kwaad bleven spreken van de weg, maakte hij zich van hen los en zonderde zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van Tyrannus. |
9 Mais, comme quelques-uns restaient endurcis et incrédules, décriant devant la multitude la voie du Seigneur, il se retira d'eux, sépara les disciples, et enseigna chaque jour dans l'école d'un nommé Tyrannus. |
10 En dit gebeurde twee jaar lang, zodat allen die in Asia woonden, het Woord van de Heere Jezus hoorden, zowel Joden als Grieken. |
10 En dit geschiedde twee jaren lang, zodat allen, die in Azië woonden, het woord des Heren Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken. |
10 Dit gebeurde twee jaar lang; zodat alle inwoners van Azie, Joden en heidenen, het woord des Heeren hoorden. |
10 En dit ging twee jaar lang zo voort, zodat allen, die in Asia woonden, het woord des Heren hoorden, Joden zowel als Grieken. |
10 Cela dura deux ans, de sorte que tous ceux qui habitaient l'Asie, Juifs et Grecs, entendirent la parole du Seigneur. |
11 En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, |
11 En God deed ongemeen grote daden door de handen van Paulus, |
11 Ook deed God ongewone wonderen door de handen van Paulus; |
11 En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, |
11 Et Dieu faisait des miracles extraordinaires par les mains de Paul, |
12 zo zelfs dat, als de zweetdoeken of de doeken die hij om zijn middel droeg, van zijn lichaam op de zieken gelegd werden, de ziekten van hen weken en de boze geesten uit hen weggingen. |
12 Zó zelfs, dat zij ook de zweetdoeken en de gordelbanden van zijn lijf op de kranken hielden, en de ziekten van hen weken, en de boze geesten van hen uitvoeren. |
12 zodat zelfs wanneer doeken en voorschoten van zijn lijf op de zieken werden overgebracht, de kwalen van hen weken en de boze geesten uitvoeren. |
12 Zodat ook zweetdoeken of gordeldoeken van zijn lichaam aan de zieken gebracht werden en hun kwalen van hen weken en de boze geesten uitvoeren. |
12 au point qu'on appliquait sur les malades des linges ou des mouchoirs qui avaient touché son corps, et les maladies les quittaient, et les esprits malins sortaient. |
13 En enkele van de rondtrekkende Joodse duivelbezweerders waagden het de Naam van de Heere Jezus uit te spreken over hen die boze geesten hadden. Zij zeiden: Wij bezweren u bij Jezus, Die door Paulus gepredikt wordt. |
13 En sommigen van de rondtrekkende Joden, die bezweerders waren, onderwonden zich den naam van den Heere Jezus te noemen over degenen die boze geesten hadden, en zeiden: Wij bezweren u bij Jezus, dien Paulus predikt! |
13 Toen beproefden sommige van de rondtrekkende Joodse duivelbanners over de mensen die door boze geesten bezeten waren den naam van den Heer Jezus uit te spreken. Zij zeiden dan: Ik bezweer u bij den Jezus dien Paulus predikt! |
13 En ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt. |
13 Quelques exorcistes juifs ambulants essayèrent d'invoquer sur ceux qui avaient des esprits malins le nom du Seigneur Jésus, en disant: Je vous conjure par Jésus que Paul prêche! |
14 Het waren zeven zonen van Sceva, een Joodse overpriester, die dit deden. |
14 En dezen waren zeven zonen van een Joodsen hogepriester, Sceva, die dit deden. |
14 Zij die dit deden waren de zeven zonen van zekeren Skevas, een Joodsen overpriester. |
14 Het waren nu zeven zonen van een zekere Skevas, een Joodse overpriester, die dit deden. |
14 Ceux qui faisaient cela étaient sept fils de Scéva, Juif, l'un des principaux sacrificateurs. |
15 Maar de boze geest antwoordde en zei: Jezus ken ik en van Paulus weet ik af, maar u, wie bent u? |
15 Maar de boze geest antwoordde en zeide: Jezus ken ik wel, en van Paulus weet ik ook; maar wie zijt gij? |
15 Maar de boze geest zeide tot hen: Jezus ken ik, en Paulus ook; maar wie zijt gij? |
15 Maar de boze geest antwoordde en zeide tot hen: Jezus ken ik en van Paulus weet ik maar wie zijt gij? |
15 L'esprit malin leur répondit: Je connais Jésus, et je sais qui est Paul; mais vous, qui êtes-vous? |
16 En de man in wie de boze geest zich bevond, sprong op hen af en toen hij hen overmeesterd had, bleek hij sterker dan zij, zodat zij naakt en gewond uit dat huis vluchtten. |
16 En de mens, in wien de boze geest was, sprong op hen, werd hen meester, en wierp hen ten onder, zodat zij naakt en gewond uit dat huis ontvloden. |
16 En de mens in wien de boze geest was sprong op hen los, overweldigde hen beiden en mishandelde ze; zodat zij naakt en gewond uit het huis vluchtten. |
16 En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde hen tezamen en bleek zoveel sterker dan zij, dat zij zonder kleren en gewond uit dat huis moesten vluchten. |
16 Et l'homme dans lequel était l'esprit malin s'élança sur eux, se rendit maître de tous deux, et les maltraita de telle sorte qu'ils s'enfuirent de cette maison nus et blessés. |
17 En dit werd bij allen bekend, zowel bij de Joden als bij de Grieken die in Efeze woonden. En vrees overviel hen allen, en de Naam van de Heere Jezus werd groot gemaakt. |
17 En dit werd bekend aan allen, die te Efeze woonden, beiden, Joden en Grieken; en vrees overviel hen allen, en de naam van den Heere Jezus werd hoog geloofd; |
17 Toen dit aan alle Joden en heidenen die te Efeze woonden bekend werd, viel vrees op hen allen en kreeg de naam van den Heer Jezus grote eer. |
17 En dit werd bekend aan allen, Joden en Grieken, die te Efeze woonden, en vrees overviel hen allen, en de naam van de Here Jezus werd grootgemaakt; |
17 Cela fut connu de tous les Juifs et de tous les Grecs qui demeuraient à Ephèse, et la crainte s'empara d'eux tous, et le nom du Seigneur Jésus était glorifié. |
18 En velen van hen die geloofden, kwamen hun zondige daden belijden en bekennen. |
18 ook kwamen er velen dergenen die gelovig waren geworden, en bekenden en verkondigden hunne daden. |
18 Ja, vele dergenen die het geloof aangenomen hadden, kwamen belijden en bekendmaken wat zij misdaan hadden, |
18 En velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden. |
18 Plusieurs de ceux qui avaient cru venaient confesser et déclarer ce qu'ils avaient fait. |
19 Velen ook van hen die toverkunsten uitgeoefend hadden, brachten hun boeken bijeen en verbrandden die in tegenwoordigheid van allen. En men berekende de waarde ervan en kwam uit op vijftigduizend zilverstukken. |
19 En velen, die zich met toverij hadden opgehouden, brachten de boeken te zamen en verbrandden ze openlijk, en berekenden wat zij waard waren, en bevonden het aan geld vijftig duizend penningen. |
19 en sommigen die zich met toverkunsten afgegeven hadden, brachten de boeken en verbrandden ze voor aller oog. Men schatte de waarde er van op vijftigduizend zilverstukken. |
19 En enigen van degenen, die toverkunsten hadden uitgeoefend, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van allen. En men berekende de waarde ervan en stelde die vast op vijftigduizend zilverstukken. |
19 Et un certain nombre de ceux qui avaient exercé les arts magiques, ayant apporté leurs livres, les brûlèrent devant tout le monde: on en estima la valeur à cinquante mille pièces d'argent. |
20 Zo nam het Woord van de Heere met kracht toe en werd steeds sterker. |
20 Zo machtig werkte het woord des Heren en nam de overhand. |
20 Zo wies door de kracht des Heeren het woord, en het werd machtig. |
20 Zo wies het woord des Heren krachtig en het werd sterker. |
20 C'est ainsi que la parole du Seigneur croissait en puissance et en force. |
21 En toen dit alles voorbij was, nam Paulus zich in de geest voor door Macedonië en Achaje te gaan om naar Jeruzalem te reizen. Hij zei: Wanneer ik daar geweest ben, moet ik ook Rome zien. |
21 Toen dit nu geschied was, nam Paulus in den geest voor, door Macedonië en Achaje te reizen, en naar Jeruzalem te trekken, en zeide: Nadat ik aldaar geweest zal zijn, moet ik ook Rome zien. |
21 Toen deze zaak afgelopen was, vatte Paulus het voornemen op over Macedonie en Achaje naar Jeruzalem te trekken, en, zeide hij, nadat ik daar geweest ben moet ik ook Rome zien. |
21 En toen dit alles voorbij was, nam Paulus zich voor door Macedonie en en Achaje naar Jeruzalem te reizen, en hij zeide: Als ik daar geweest ben, moet ik ook Rome zien. |
21 Après que ces choses se furent passées, Paul forma le projet d'aller à Jérusalem, en traversant la Macédoine et l'Achaïe. Quand j'aurai été là, se disait-il, il faut aussi que je voie Rome. |
22 En nadat hij twee van hen die hem dienden, naar Macedonië had gestuurd, namelijk Timotheüs en Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Asia. |
22 En hij zond twee van zijne medehelpers, Timotheüs en Erastus, naar Macedonië, maar hij zelf vertoefde enigen tijd in Azië. |
22 Hij zond dan twee zijner helpers, Erastus en Timoteüs, naar Macedonie, terwijl hijzelf nog enigen tijd in Azie bleef. |
22 En hij zond twee van zijn helpers, Timoteus en Erastus, naar Macedonie, maar hij bleef zelf nog een tijd lang in Asia. |
22 Il envoya en Macédoine deux de ses aides, Timothée et Eraste, et il resta lui-même quelque temps encore en Asie. |
23 Maar in die tijd ontstond er een niet geringe opschudding over de weg van de Heere. |
23 Omtrent dien tijd nu ontstond er geen kleine opschudding over dezen weg. |
23 En omstreeks dienzelfden tijd ontstond er geen geringe beroering over den Heilsweg. |
23 En omstreeks dat tijdstip ontstond er geen geringe opschudding inzake de weg. |
23 Il survint, à cette époque, un grand trouble au sujet de la voie du Seigneur. |
24 Want iemand van wie de naam Demetrius was, een zilversmid, die zilveren tempeltjes van Artemis maakte, verschafte aan zijn vakgenoten een niet gering inkomen. |
24 Want een zekere Demetrius, een zilversmid, die zilveren tempels van Diana [Artemis] maakte, bracht hun, die met hem van dit handwerk waren, geen klein gewin toe. |
24 Want zekere Demetrius, een zilversmid, fabrikant van zilveren Artemis[ -]tempeltjes, bezorgde aan de kunstenaars heel wat werk. |
24 Want iemand, genaamd Demetrius, een zilversmid, die zilveren Artemistempels vervaardigde, verschafte aan de mannen van het vak niet weinig inkomsten. |
24 Un nommé Démétrius, orfèvre, fabriquait en argent des temples de Diane, et procurait à ses ouvriers un gain considérable. |
25 Hij riep hen bijeen met de arbeiders die zulke dingen maakten, en zei: Mannen, u weet dat wij aan deze bezigheid onze welvaart ontlenen. |
25 Dezen vergaderde hij, benevens andere dergelijke arbeiders, en zeide: Mannen, gij weet, dat wij van dezen handel groot gewin hebben; |
25 Dezen nu riep hij samen, met de werklieden in dat bedrijf, en sprak hen aldus toe: Mannen, gij weet dat wij aan dit werk onzen welstand danken, |
25 Hij riep dezen bijeen, met de werklieden in dit vak, en zeide: Mannen, gij weet, dat wij aan dit werk onze welvaart danken, |
25 Il les rassembla, avec ceux du même métier, et dit: O hommes, vous savez que notre bien-être dépend de cette industrie; |
26 En u ziet en hoort dat deze Paulus een grote menigte niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia overtuigd en afkerig gemaakt heeft van de goden, door te zeggen dat goden die met handen gemaakt worden geen goden zijn. |
26 en gij ziet en hoort, dat deze Paulus niet alleen te Efeze, maar ook bijna in geheel Azië veel volk afvallig maakt en overreedt, zeggende: Dit zijn geen goden, die met handen gemaakt worden. |
26 en gij ziet en hoort nu, hoe die Paulus een talrijke schare niet alleen in Efeze, maar ook in bijna geheel Azie, door zijn redeneringen afvallig heeft gemaakt; daar hij zegt dat er geen met handen gemaakte goden zijn. |
26 En gij ziet en hoort, dat deze Paulus een talrijke schare, niet alleen van Efeze, maar ook van bijna geheel Asia, overgehaald en afkerig gemaakt heeft door te zeggen, dat goden, die met handen worden gemaakt, geen goden zijn; |
26 et vous voyez et entendez que, non seulement à Ephèse, mais dans presque toute l'Asie, ce Paul a persuadé et détourné une foule de gens, en disant que les dieux faits de main d'homme ne sont pas des dieux. |
27 En wij lopen niet alleen het gevaar dat ons beroep een slechte naam krijgt, maar ook dat de tempel van de grote godin Artemis als niets beschouwd zal worden, en dat ook de grootheid dreigt te verdwijnen van haar aan wie heel Asia en de wereld eer bewijst. |
27 En niet alleen zal het met onzen handel daartoe komen, dat hij niets meer waard is, maar ook de tempel der grote godin Diana zal voor niets geacht worden, en daarenboven zal hare majesteit te gronde gaan, welke gans Azië en de gehele wereld vereert. |
27 Zo lopen wij gevaar niet alleen dat ons vak in minachting komt, maar ook dat het heiligdom der grote godin Artemis voor niets wordt gerekend. Ja, zo zal haar majesteit, die door geheel Azie en de wereld geeerd wordt, tenietgaan. |
27 En wij lopen niet alleen gevaar, dat deze tak van arbeid niet meer in tel zal zijn, maar ook, dat het heiligdom van de grote godin Artemis van geen betekenis meer geacht zal worden, en dat zij ook van haar luister beroofd zal worden, zij, die door geheel Asia en de ganse wereld als godin wordt vereerd. |
27 Le danger qui en résulte, ce n'est pas seulement que notre industrie ne tombe en discrédit; c'est encore que le temple de la grande déesse Diane ne soit tenu pour rien, et même que la majesté de celle qui est révérée dans toute l'Asie et dans le monde entier ne soit réduite à néant. |
28 Toen zij dan dit hoorden, werden zij vervuld van woede en schreeuwden: Groot is de Artemis van de Efeziërs! |
28 Toen zij nu dit hoorden, werden zij vol toorn, riepen en zeiden: Groot is de Diana der Efeziërs! |
28 Op het horen hiervan werden zij woedend en riepen: Groot is de Artemis der Efeziers! |
28 Toen zij nu dit hoorden, riepen zij in heftige opwinding: Groot is de Artemis der Efeziers! |
28 Ces paroles les ayant remplis de colère, ils se mirent à crier: Grande est la Diane des Ephésiens! |
29 En heel de stad raakte in opschudding; ze stormden eensgezind naar het theater, waarbij ze Gajus en Aristarchus meesleurden, Macedoniërs, reisgenoten van Paulus. |
29 En de gehele stad werd vol gewoel; en zij stormden gezamenlijk naar den schouwburg, met zich slepende Gajus en Aristarchus, Macedoniërs, Paulus' reisgenoten. |
29 De gehele stad kwam in opschudding; men stormde als een enig man naar den schouwburg en sleepte de Macedoniers Cajus en Aristarchus, reisgenoten van Paulus, mee. |
29 En de stad werd een en al verwarring en zij stormden als een man naar het theater en sleurden Gajus en Aristarchus, Macedonische reisgenoten van Paulus, mede. |
29 Toute la ville fut dans la confusion. Ils se précipitèrent tous ensemble au théâtre, entraînant avec eux Gaïus et Aristarque, Macédoniens, compagnons de voyage de Paul. |
30 En toen Paulus zich onder het volk wilde begeven, lieten de discipelen het hem niet toe. |
30 Toen nu Paulus onder het volk wilde gaan, lieten de jongeren het hem niet toe. |
30 Toen Paulus zich onder het volk wilde begeven, lieten de leerlingen het hem niet toe; |
30 En toen Paulus zich onder het volk wilde begeven, lieten de discipelen hem dit niet toe; |
30 Paul voulait se présenter devant le peuple, mais les disciples l'en empêchèrent; |
31 En ook sommigen van de oversten van Asia, die met hem bevriend waren, stuurden iemand naar hem toe en riepen hem ertoe op zich niet naar het theater te begeven. |
31 Ook sommigen der oversten van Azië, die goede vrienden van hem waren, zonden tot hem en vermaanden hem, dat hij zich niet naar den schouwburg zou begeven. |
31 en sommige der leden van het bestuur der provincie, die hem goedgezind waren, lieten hem dringend verzoeken niet naar den schouwburg te gaan. |
31 Zelfs zonden enige van de oversten van Asia, die hem welgezind waren, hem de waarschuwing, zich niet in het theater te wagen. |
31 quelques-uns même des Asiarques, qui étaient ses amis, envoyèrent vers lui, pour l'engager à ne pas se rendre au théâtre. |
32 De één nu riep dit en de ander wat anders, want de vergadering was verward en de meesten wisten niet waarom zij bijeengekomen waren. |
32 Sommigen dan riepen Zó, anderen weder anders; want de vergadering was verward, en het grootste gedeelte wist niet waarom zij samengekomen waren. |
32 Daar riep de een dit, de ander dat, want de vergadering was verward; de meesten wisten zelfs niet waarom zij saamgekomen waren. |
32 Nu riep de een dit, de ander dat, want de volksvergadering was verward en de meesten wisten niet eens, waartoe zij samengekomen waren. |
32 Les uns criaient d'une manière, les autres d'une autre, car le désordre régnait dans l'assemblée, et la plupart ne savaient pas pourquoi ils s'étaient réunis. |
33 En men liet Alexander uit de menigte naar voren komen, omdat de Joden hem naar voren duwden. En nadat Alexander met zijn hand gewenkt had, wilde hij zich tegenover het volk verdedigen. |
33 En sommigen van het volk trokken Alexander voort, daar de Joden hem voortstieten; en Alexander wenkte met de hand, en wilde bij het volk verantwoording doen. |
33 Nu liet men uit de menigte Alexander tevoorschijnkomen, daar de Joden hem voortduwden. Alexander wenkte met de hand en wilde spreken om zich voor het volk te verdedigen; |
33 En uit de schare gaf men inlichtingen aan Alexander, die de Joden naar voren geschoven hadden, en Alexander wenkte met de hand en wilde een verdedigingsrede houden voor het volk. |
33 Alors on fit sortir de la foule Alexandre, que les Juifs poussaient en avant; et Alexandre, faisant signe de la main, voulait parler au peuple. |
34 Maar toen zij begrepen dat hij een Jood was, riepen zij allen als met één stem, ongeveer twee uur lang: Groot is de Artemis van de Efeziërs! |
34 Maar toen zij vernamen, dat hij een Jood was, verhief zich ééne stem van allen, en zij riepen omtrent twee uren lang: Groot is de Diana der Efeziërs! |
34 maar toen men bemerkte dat hij een Jood was, ging er een eenparig geroep onder hen op; wel twee uur lang schreeuwde men: Groot is de Artemis der Efeziers! |
34 Maar toen zij bemerkten, dat hij een Jood was, ging er een geroep van allen op, wel twee uren lang: Groot is de Artemis der Efeziers! |
34 Mais quand ils reconnurent qu'il était Juif, tous d'une seule voix crièrent pendant près de deux heures: Grande est la Diane des Ephésiens! |
35 En de stadssecretaris zei, nadat hij de menigte gekalmeerd had: Mannen van Efeze! Welk mens is er die niet weet dat de stad van de Efeziërs de tempelbewaarster is van de grote godin Artemis en van het beeld dat uit de hemel gevallen is? |
35 Toen nu de stadsschrijver het volk gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze, wat mens is er, die niet weet, dat de stad Efeze de tempelwachtster is van de grote godin Diana, en van het beeld, dat uit den hemel gevallen is? |
35 De stadssecretaris wist de menigte tot bedaren te brengen en sprak: Mannen van Efeze, welk mens is er die niet weet dat de stad Efeze de tempelbewaarster is van de grote Artemis en van het uit den hemel gevallen beeld? |
35 Maar de secretaris der stad bracht de schare tot kalmte, doordat hij zeide: Mannen van Efeze! Wie ter wereld weet niet, dat de stad der Efeziers de tempelbewaarster is van de grote Artemis en van het beeld, dat uit de hemel is gevallen? |
35 Cependant le secrétaire, ayant apaisé la foule, dit: Hommes Ephésiens, quel est celui qui ignore que la ville d'Ephèse est la gardienne du temple de la grande Diane et de son simulacre tombé du ciel? |
36 Omdat dit alles niet tegen te spreken valt, is het noodzakelijk dat u kalm blijft en niets ondoordachts doet. |
36 Dewijl dit dan onwedersprekelijk is, zo moest gij immers stil zijn en niet onbedacht handelen. |
36 Daar dit onweersprekelijk is, moet gij u rustig houden en niets onberadens doen. |
36 Daar dit nu buiten kijf is, hebt gij u kalm te houden en niets overijlds te doen. |
36 Cela étant incontestable, vous devez vous calmer, et ne rien faire avec précipitation. |
37 Want u hebt deze mannen hier gebracht, die geen tempelrovers zijn en uw godin niet gelasterd hebben. |
37 Want gij hebt deze mensen [hier] gebracht, die noch tempelrovers, noch lasteraars uwer godin zijn. |
37 Want gij hebt hierheen deze mannen gebracht, die geen tempelschenders zijn en onze godin niet smaden. |
37 Want gij hebt deze mannen opgebracht, zonder dat zij tempelrovers zijn, of onze godin lasteren. |
37 Car vous avez amené ces hommes, qui ne sont coupables ni de sacrilège, ni de blasphème envers notre déesse. |
38 Als dus Demetrius en zijn vakgenoten tegen iemand iets hebben: er worden rechtszittingen gehouden, en er zijn stadhouders. Laten zij dan een aanklacht tegen elkaar indienen. |
38 Maar heeft Demétrius, en die met hem van het handwerk zijn, op iemand wat te zeggen, er worden rechtsdagen gehouden, en er zijn landvoogden: laat hen elkander aanklagen. |
38 Indien Demetrius en zijn gildebroeders iets tegen iemand hebben, welnu, er worden rechtszittingen gehouden, en er zijn stadhouders; laten zij een aanklacht indienen. |
38 Indien derhalve Demetrius en zijn vakgenoten iets tegen iemand hebben in te brengen, er worden rechtszittingen gehouden en er zijn landvoogden; laten zij een aanklacht tegen elkander indienen. |
38 Si donc Démétrius et ses ouvriers ont à se plaindre de quelqu'un, il y a des jours d'audience et des proconsuls; qu'ils s'appellent en justice les uns les autres. |
39 Maar als u over andere zaken iets verlangt, zal daar in een wettige vergadering over beslist worden. |
39 En wilt gij nog iets anders, zo kan het in ene wettige vergadering beslecht worden. |
39 Hebt gij nog een anderen wens, die kan in een wettige volksvergadering al of niet ingewilligd worden. |
39 En indien gij nog iets meer te verlangen hebt, zal dit in de wettige volksvergadering worden beslist. |
39 Et si vous avez en vue d'autres objets, ils se régleront dans une assemblée légale. |
40 Want wij lopen gevaar van oproer beschuldigd te worden om wat er vandaag gebeurd is, omdat er geen enkele reden is aan te voeren waarmee wij rekenschap kunnen afleggen van deze oploop. En nadat hij dit gezegd had, liet hij de vergadering uiteengaan. |
40 Want wij staan in gevaar over dezen oploop van heden aangeklaagd te worden; en nochtans is er geen zaak voorhanden, met welke wij ons zullen kunnen verontschuldigen wegens dit oproer. -- |
40 Want wij lopen gevaar van oproer aangeklaagd te worden om hetgeen heden gebeurt; daar er geen reden voor is en wij buiten staat zijn ons te rechtvaardigen over dezen oploop. |
40 Want wij lopen gevaar van oproer te worden aangeklaagd om de dag van heden, daar er geen enkele reden is aan te voeren, waarover wij verantwoording zullen kunnen afleggen, terzake van deze samenscholing. En met deze woorden ontbond hij de volksvergadering. |
40 Nous risquons, en effet, d'être accusés de sédition pour ce qui s'est passé aujourd'hui, puisqu'il n'existe aucun motif qui nous permette de justifier cet attroupement. |
|
41 En toen hij dit gezegd had, liet hij de vergadering uiteengaan. |
41 Met die woorden ontbond hij de bijeenkomst. |
|
41 Après ces paroles, il congédia l'assemblée. |