|

|

King James
|
1 Jezus dan kwam zes dagen voor het Pascha in Bethanië, waar Lazarus was, die gestorven was maar die Hij uit de doden opgewekt had. |
1 Jezus dan kwam zes dagen voor het Pascha te Betanie, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt. |
1 Then Jesus six days before the passover came to Bethany, where Lazarus was which had been dead, whom he raised from the dead. |
2 Zij nu bereidden daar een maaltijd voor Hem, en Martha bediende; en Lazarus was een van hen die met Hem aanlagen. |
2 Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Marta bediende, en Lazarus was een van hen, die met Hem aan tafel waren. |
2 There they made him a supper; and Martha served: but Lazarus was one of them that sat at the table with him. |
3 Maria dan nam een pond zuivere narduszalf van zeer grote waarde, zalfde de voeten van Jezus en droogde Zijn voeten met haar haren af; en het huis werd vervuld met de geur van de zalf. |
3 Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. |
3 Then took Mary a pound of ointment of spikenard, very costly, and anointed the feet of Jesus, and wiped his feet with her hair: and the house was filled with the odour of the ointment. |
4 Toen zei een van Zijn discipelen, Judas Iskariot, de zoon van Simon, die Hem verraden zou: |
4 Maar Judas Iskariot, een van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide: |
4 Then saith one of his disciples, Judas Iscariot, Simon's [son], which should betray him, |
5 Waarom is deze zalf niet voor driehonderd penningen verkocht en aan de armen gegeven? |
5 Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? |
5 Why was not this ointment sold for three hundred pence, and given to the poor? |
6 En dit zei hij niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd. |
6 Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam. |
6 This he said, not that he cared for the poor; but because he was a thief, and had the bag, and bare what was put therein. |
7 Jezus dan zei: Laat haar begaan; zij heeft dit bewaard met het oog op de dag van Mijn begrafenis. |
7 Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag mijner begrafenis; |
7 Then said Jesus, Let her alone: against the day of my burying hath she kept this. |
8 Want de armen hebt u altijd bij u, maar Mij hebt u niet altijd. |
8 Want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd. |
8 For the poor always ye have with you; but me ye have not always. |
9 Een grote menigte dan van de Joden kwam te weten dat Hij daar was; en zij kwamen niet alleen vanwege Jezus, maar ook om Lazarus te zien, die Hij uit de doden opgewekt had. |
9 De grote menigte uit de Joden dan kwam te weten, dat Hij daar was, en zij kwamen niet alleen om Jezus, maar ook opdat zij Lazarus zouden zien, die Hij uit de doden had opgewekt. |
9 Much people of the Jews therefore knew that he was there: and they came not for Jesus' sake only, but that they might see Lazarus also, whom he had raised from the dead. |
10 En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden, |
10 En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden, |
10 But the chief priests consulted that they might put Lazarus also to death; |
11 omdat omwille van hem velen van de Joden wegliepen en in Jezus geloofden. |
11 Daar vele der Joden ter wille van hem kwamen en in Jezus geloofden. |
11 Because that by reason of him many of the Jews went away, and believed on Jesus. |
12 Toen de volgende dag een grote menigte die naar het feest gekomen was, hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam, |
12 De volgende dag, toen de grote menigte, die voor het feest gekomen was, hoorde, dat Jezus naar Jeruzalem kwam, |
12 On the next day much people that were come to the feast, when they heard that Jesus was coming to Jerusalem, |
13 namen zij de takken van de palmbomen en gingen de stad uit Hem tegemoet en riepen: Hosanna! Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere, de Koning van Israël! |
13 Namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israel! |
13 Took branches of palm trees, and went forth to meet him, and cried, Hosanna: Blessed [is] the King of Israel that cometh in the name of the Lord. |
14 En toen Jezus een jonge ezel gevonden had, ging Hij daarop zitten, zoals geschreven is: |
14 En Jezus vond een jonge ezel en Hij ging erop zitten, gelijk geschreven is: |
14 And Jesus, when he had found a young ass, sat thereon; as it is written, |
15 Wees niet bevreesd, dochter van Sion, zie, uw Koning komt, zittend op het veulen van een ezelin. |
15 Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel. |
15 Fear not, daughter of Sion: behold, thy King cometh, sitting on an ass's colt. |
16 Dit nu begrepen Zijn discipelen eerst niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit over Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. |
16 Dit begrepen zijn discipelen aanvankelijk niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, toen herinnerden zij zich, dat dit met het oog op Hem geschreven was en dat zij dit met Hem gedaan hadden. |
16 These things understood not his disciples at the first: but when Jesus was glorified, then remembered they that these things were written of him, and [that] they had done these things unto him. |
17 De menigte dan die bij Hem geweest was toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. |
17 De schare dan, die bij Hem was geweest, toen Hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had, getuigde daarvan. |
17 The people therefore that was with him when he called Lazarus out of his grave, and raised him from the dead, bare record. |
18 Daarom ging de menigte Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord had dat Hij dat teken gedaan had. |
18 Daarom ging de schare Hem ook tegemoet, omdat zij gehoord hadden, dat Hij dit teken gedaan had. |
18 For this cause the people also met him, for that they heard that he had done this miracle. |
19 De Farizeeën dan zeiden tegen elkaar: U ziet dat u totaal niets bereikt! Zie, de hele wereld loopt achter Hem aan. |
19 De Farizeeen dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na. |
19 The Pharisees therefore said among themselves, Perceive ye how ye prevail nothing? behold, the world is gone after him. |
20 Nu waren er enkele Grieken onder hen die gekomen waren om op het feest te aanbidden. |
20 Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden: |
20 And there were certain Greeks among them that came up to worship at the feast: |
21 Die dan gingen naar Filippus, die van Bethsaïda in Galilea afkomstig was, en vroegen hem: Heer, wij willen Jezus graag zien. |
21 Dezen dan gingen tot Filippus, die van Betsaida in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien. |
21 The same came therefore to Philip, which was of Bethsaida of Galilee, and desired him, saying, Sir, we would see Jesus. |
22 Filippus kwam en zei het tegen Andreas, en Andreas en Filippus zeiden het op hun beurt tegen Jezus. |
22 Filippus ging en zeide het aan Andreas; Andreas en Filippus gingen en zeiden het aan Jezus. |
22 Philip cometh and telleth Andrew: and again Andrew and Philip tell Jesus. |
23 Maar Jezus antwoordde hun: Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden. |
23 Maar Jezus antwoordde hun en zeide: De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden. |
23 And Jesus answered them, saying, The hour is come, that the Son of man should be glorified. |
24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht. |
24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort. |
24 Verily, verily, I say unto you, Except a corn of wheat fall into the ground and die, it abideth alone: but if it die, it bringeth forth much fruit. |
25 Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven. |
25 Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven. |
25 He that loveth his life shall lose it; and he that hateth his life in this world shall keep it unto life eternal. |
26 Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen, en waar Ik ben, daar zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. |
26 Indien iemand Mij wil dienen, hij volge Mij, en waar Ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn. Indien iemand Mij dienen wil, de Vader zal hem eren. |
26 If any man serve me, let him follow me; and where I am, there shall also my servant be: if any man serve me, him will [my] Father honour. |
27 Nu is Mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur! Maar hierom ben Ik in dit uur gekomen. |
27 Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hiertoe ben Ik in deze ure gekomen. |
27 Now is my soul troubled; and what shall I say? Father, save me from this hour: but for this cause came I unto this hour. |
28 Vader, verheerlijk Uw Naam! Er kwam dan een stem uit de hemel: En Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem opnieuw verheerlijken. |
28 Vader, verheerlijk uw naam! Toen kwam een stem uit de hemel: Ik heb hem verheerlijkt, en Ik zal hem nogmaals verheerlijken! |
28 Father, glorify thy name. Then came there a voice from heaven, [saying], I have both glorified [it], and will glorify [it] again. |
29 De menigte dan die daar stond en dit hoorde, zei dat er een donderslag geweest was. Anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. |
29 De schare dan, die daar stond en toehoorde, zeide, dat er een donderslag geweest was; anderen zeiden: Een engel heeft tot Hem gesproken. |
29 The people therefore, that stood by, and heard [it], said that it thundered: others said, An angel spake to him. |
30 Jezus antwoordde en zei: Niet voor Mij is deze stem er geweest, maar voor u. |
30 Jezus antwoordde en zeide: Niet om Mij is die stem er geweest, maar om u. |
30 Jesus answered and said, This voice came not because of me, but for your sakes. |
31 Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken, nu zal de vorst van deze wereld buitengeworpen worden. |
31 Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; |
31 Now is the judgment of this world: now shall the prince of this world be cast out. |
32 En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken. |
32 En als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken. |
32 And I, if I be lifted up from the earth, will draw all [men] unto me. |
33 (En dit zei Hij om aan te duiden welke dood Hij zou sterven.) |
33 En dit zeide Hij om aan te duiden, welke dood Hij sterven zou. |
33 This he said, signifying what death he should die. |
34 De menigte antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft. En hoe kunt U dan zeggen dat de Zoon des mensen verhoogd moet worden? Wie is die Zoon des mensen? |
34 De schare dan antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; hoe kunt Gij dan zeggen, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? |
34 The people answered him, We have heard out of the law that Christ abideth for ever: and how sayest thou, The Son of man must be lifted up? who is this Son of man? |
35 Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd is het licht bij u; wandel zolang u het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt. En wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heen gaat. |
35 Jezus dan zeide tot hen: Nog een korte tijd is het licht onder u. Wandelt, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalle; en wie in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. |
35 Then Jesus said unto them, Yet a little while is the light with you. Walk while ye have the light, lest darkness come upon you: for he that walketh in darkness knoweth not whither he goeth. |
36 Zolang u het licht hebt, geloof in het licht, opdat u kinderen van het licht mag zijn. Deze dingen sprak Jezus. En Hij ging weg en verborg Zich voor hen. |
36 Gelooft in het licht zolang gij het licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn. Dit sprak Jezus en Hij ging heen en verborg Zich voor hen. |
36 While ye have light, believe in the light, that ye may be the children of light. These things spake Jesus, and departed, and did hide himself from them. |
37 Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn gedaan had, geloofden zij niet in Hem; |
37 En hoewel Hij zovele tekenen voor hun ogen gedaan had, geloofden zij niet in Hem, |
37 But though he had done so many miracles before them, yet they believed not on him: |
38 opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd en aan wie is de arm van de Heere geopenbaard? |
38 Opdat het woord van de profeet Jesaja vervuld werd, dat hij sprak: Here, wie heeft geloofd, wat hij van ons hoorde? En aan wie is de arm des Heren geopenbaard? |
38 That the saying of Esaias the prophet might be fulfilled, which he spake, Lord, who hath believed our report? and to whom hath the arm of the Lord been revealed? |
39 Daarom konden zij niet geloven, omdat Jesaja verder gezegd heeft: |
39 Hierom konden zij niet geloven, omdat Jesaja elders gezegd heeft: |
39 Therefore they could not believe, because that Esaias said again, |
40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met de ogen zouden zien en met het hart inzien en zich bekeren en Ik hen zou genezen. |
40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze. |
40 He hath blinded their eyes, and hardened their heart; that they should not see with [their] eyes, nor understand with [their] heart, and be converted, and I should heal them. |
41 Dit zei Jesaja toen hij Zijn heerlijkheid zag en over Hem sprak. |
41 Dit zeide Jesaja, omdat hij zijn heerlijkheid zag en van Hem sprak. |
41 These things said Esaias, when he saw his glory, and spake of him. |
42 En toch geloofden ook velen van de leiders in Hem, maar vanwege de Farizeeën beleden zij het niet, opdat zij niet uit de synagoge geworpen zouden worden. |
42 En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in Hem, maar ter wille van de Farizeeen kwamen zij er niet voor uit, om niet uit de synagoge te worden gebannen; |
42 Nevertheless among the chief rulers also many believed on him; but because of the Pharisees they did not confess [him], lest they should be put out of the synagogue: |
43 Want zij hadden de eer van de mensen meer lief dan de eer van God. |
43 Want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God. |
43 For they loved the praise of men more than the praise of God. |
44 Jezus nu riep en zei: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Míj maar in Hem Die Mij gezonden heeft. |
44 Jezus riep en zeide: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij gezonden heeft; |
44 Jesus cried and said, He that believeth on me, believeth not on me, but on him that sent me. |
45 En wie Mij ziet, ziet Hem Die Mij gezonden heeft. |
45 En wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem, die Mij gezonden heeft. |
45 And he that seeth me seeth him that sent me. |
46 Ik ben een licht, in de wereld gekomen opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. |
46 Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. |
46 I am come a light into the world, that whosoever believeth on me should not abide in darkness. |
47 En als iemand Mijn woorden hoort en niet gelooft, veroordeel Ik hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar om de wereld zalig te maken. |
47 En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. |
47 And if any man hear my words, and believe not, I judge him not: for I came not to judge the world, but to save the world. |
48 Wie Mij verwerpt en Mijn woorden niet aanneemt, heeft iets wat hem veroordeelt, namelijk het woord dat Ik gesproken heb; dat zal hem veroordelen op de laatste dag. |
48 Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage. |
48 He that rejecteth me, and receiveth not my words, hath one that judgeth him: the word that I have spoken, the same shall judge him in the last day. |
49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Hijzelf heeft Mij een gebod gegeven wat Ik zeggen en wat Ik spreken moet. |
49 Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. |
49 For I have not spoken of myself; but the Father which sent me, he gave me a commandment, what I should say, and what I should speak. |
50 En Ik weet dat Zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zoals de Vader Mij gezegd heeft. |
50 En Ik weet, dat zijn gebod eeuwig leven is. Wat Ik dan spreek, spreek Ik zo, als de Vader Mij gezegd heeft. |
50 And I know that his commandment is life everlasting: whatsoever I speak therefore, even as the Father said unto me, so I speak. |