|
1 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. |
1 En Jezus uitgaande vertrok van den tempel; en zijne jongeren traden tot hem, om hem de gebouwen des tempels te tonen. |
1 Jezus verliet den tempel en ging zijns weegs. Toen kwamen de leerlingen tot hem en wezen op de tempelgebouwen. |
1 En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. |
1 Comme Jésus s'en allait, au sortir du temple, ses disciples s'approchèrent pour lui en faire remarquer les constructions. |
2 Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden. |
2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, ik zeg u: Hier zal geen steen op den anderen blijven, die niet in stukken zal gebroken worden. |
2 En hij antwoordde hun: Ziet gij dit alles? Voorwaar, ik zeg u, geen steen zal hier op een anderen blijven liggen; alles zal afgebroken worden. |
2 En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. |
2 Mais il leur dit: Voyez-vous tout cela? Je vous le dis en vérité, il ne restera pas ici pierre sur pierre qui ne soit renversée. |
3 Toen Hij op de Olijfberg zat, gingen de discipelen naar Hem toe toen zij alleen waren, en zeiden: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst en van de voleinding van de wereld? |
3 En toen hij op den Olijfberg zat, traden zijne jongeren tot hem afzonderlijk, en zeiden: Zeg ons, wanneer zal dat geschieden? En welk zal het teken zijn van uwe toekomst en van de voleinding der wereld? |
3 Toen hij op den Olijfberg neerzat, kwamen zijn leerlingen, terwijl niemand anders er bij was, tot hem en zeiden: Zeg ons, wanneer zal dit alles geschieden, en waaraan zullen wij weten dat gij komt en de wereld ten einde gaat? |
3 Toen Hij op de Olijfberg gezeten was, kwamen zijn discipelen alleen tot Hem en zeiden: Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld? |
3 Il s'assit sur la montagne des oliviers. Et les disciples vinrent en particulier lui faire cette question: Dis-nous, quand cela arrivera-t-il, et quel sera le signe de ton avènement et de la fin du monde? |
4 En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Pas op dat niemand u misleidt. |
4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u misleide; |
4 Jezus gaf hun ten antwoord: Ziet toe dat gij u niet laat verleiden. |
4 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Ziet toe, dat niemand u verleide! |
4 Jésus leur répondit: Prenez garde que personne ne vous séduise. |
5 Want velen zullen komen onder Mijn Naam en zeggen: Ik ben de Christus; en zij zullen velen misleiden. |
5 want velen zullen komen onder mijnen naam, en zeggen: Ik ben de Christus, en zullen velen misleiden. |
5 Want velen zullen komen onder mijn naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. |
5 Want velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen verleiden. |
5 Car plusieurs viendront sous mon nom, disant: C'est moi qui suis le Christ. Et ils séduiront beaucoup de gens. |
6 U zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; pas op, word niet verschrikt, want al die dingen moeten gebeuren, maar het is nog niet het einde. |
6 En gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen; ziet toe, en verschrikt niet. Dit alles moet eerst geschieden; maar nog is het einde niet daar. |
6 Gij zult horen van oorlogen en oorlogsgeruchten; ziet toe, wordt niet ontroerd; want dat moet geschieden, maar is het einde nog niet. |
6 Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, weest niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. |
6 Vous entendrez parler de guerres et de bruits de guerres: gardez-vous d'être troublés, car il faut que ces choses arrivent. Mais ce ne sera pas encore la fin. |
7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen hongersnoden zijn en besmettelijke ziekten en aardbevingen in verscheidene plaatsen. |
7 Want het ene volk zal opstaan tegen het andere, en het ene koninkrijk tegen het andere; en er zullen pestziekten en hongersnoden en aardbevingen zijn, hier en ginds. |
7 Want volk zal tegen volk opstaan; rijk tegen rijk; hier en daar zullen hongersnoden zijn en aardbevingen; |
7 Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. |
7 Une nation s'élèvera contre une nation, et un royaume contre un royaume, et il y aura, en divers lieux, des famines et des tremblements de terre. |
8 Maar al die dingen zijn nog maar een begin van de weeën. |
8 Dan zal de nood eerst beginnen. |
8 dat alles is het begin der weeen. |
8 Doch dat alles is het begin der weeen. |
8 Tout cela ne sera que le commencement des douleurs. |
9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en u doden, en u zult door alle volken gehaat worden omwille van Mijn Naam. |
9 Alsdan zullen zij u overleveren tot verdrukking, en zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. |
9 Dan zal men u overleveren aan mishandeling en u doden; gij zult door alle volken gehaat worden, omdat gij mijn naam draagt. |
9 Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. |
9 Alors on vous livrera aux tourments, et l'on vous fera mourir; et vous serez haïs de toutes les nations, à cause de mon nom. |
10 En dan zullen er velen struikelen en zij zullen elkaar overleveren en elkaar haten. |
10 Dan zullen velen zich ergeren, en elkander verraden en elkander haten. |
10 En dan zullen velen ten val komen, elkander overleveren en haten. |
10 En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten. |
10 Alors aussi plusieurs succomberont, et ils se trahiront, se haïront les uns les autres. |
11 En er zullen veel valse profeten opstaan en die zullen er velen misleiden. |
11 En vele valse profeten zullen opstaan, en zullen velen verleiden. |
11 Ook zullen vele valse profeten opstaan en menig een verleiden. |
11 En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. |
11 Plusieurs faux prophètes s'élèveront, et ils séduiront beaucoup de gens. |
12 En doordat de wetteloosheid zal toenemen, zal de liefde van velen verkillen. |
12 En dewijl de ongerechtigheid de overhand nemen zal, zal de liefde bij velen verkoelen. |
12 En doordat de ongerechtigheid toeneemt zal de liefde der meesten verkoelen; |
12 En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. |
12 Et, parce que l'iniquité se sera accrue, la charité du plus grand nombre se refroidira. |
13 Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. |
13 Maar wie volhardt tot aan het einde, die zal behouden worden. |
13 maar wie volhardt tot het eind, die zal gered worden. |
13 Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. |
13 Mais celui qui persévérera jusqu'à la fin sera sauvé. |
14 En dit Evangelie van het Koninkrijk zal in heel de wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. |
14 En het evangelie van het rijk zal gepredikt worden in de gehele wereld, tot ene getuigenis voor alle volken; en dan zal het einde komen. |
14 Eerst zal deze Blijmare, de Blijmare van het Koninkrijk, in geheel de wereld verkondigd worden, tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen. |
14 En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn. |
14 Cette bonne nouvelle du royaume sera prêchée dans le monde entier, pour servir de témoignage à toutes les nations. Alors viendra la fin. |
15 Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – |
15 Wanneer gij nu den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door den profeet Daniël wie het leest, lette daarop, zult zien staan in de heilige plaats, |
15 Wanneer gij dan den Gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door den profeet Daniël, in de heilige plaats ziet staan, wie dit leest lette er op! |
15 Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniel gesproken is, op de heilige plaats ziet staan (wie het leest, geve er acht op) laten dan wie in Judea zijn, |
15 C'est pourquoi, lorsque vous verrez l'abomination de la désolation, dont a parlé le prophète Daniel, établie en lieu saint, -que celui qui lit fasse attention! - |
16 laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. |
16 alsdan vliede op de bergen, wie in Judéa is; |
16 dat dan zij die in Judea zijn naar het gebergte vluchten; |
16 Vluchten naar de bergen. |
16 alors, que ceux qui seront en Judée fuient dans les montagnes; |
17 Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, |
17 en wie op het dak is, die kome niet af, om iets uit zijn huis te halen; |
17 wie op het dak is kome er niet af om zijn goed uit zijn huis mee te nemen; |
17 Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen, en wie in het veld is, |
17 que celui qui sera sur le toit ne descende pas pour prendre ce qui est dans sa maison; |
18 en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. |
18 en wie op het veld is, die kere niet weder terug, om zijne klederen te halen. |
18 wie op den akker is kere niet terug om zijn mantel te halen. |
18 Kere niet terug om zijn kleed mede te neme. |
18 et que celui qui sera dans les champs ne retourne pas en arrière pour prendre son manteau. |
19 Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! |
19 Maar wee den zwangeren en zogenden in dien tijd! |
19 Wee in die dagen de zwangere en de zoogende vrouwen! |
19 Wee de zwangeren en de zogenden in die dagen. |
19 Malheur aux femmes qui seront enceintes et à celles qui allaiteront en ces jours-là! |
20 En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat. |
20 Doch bidt, dat uwe vlucht niet geschiede in den winter of op een sabbat. |
20 Bidt toch dat uw vlucht niet plaats hebbe in den winter of op een sabbat; |
20 Bid, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat. |
20 Priez pour que votre fuite n'arrive pas en hiver, ni un jour de sabbat. |
21 Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. |
21 Want alsdan zal er ene grote verdrukking zijn, hoedanige er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet wezen zal. |
21 want dan zal er een zo grote nood zijn als er nooit geweest is van den aanvang der wereld tot nu toe en er ook nooit meer zijn zal. |
21 Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. |
21 Car alors, la détresse sera si grande qu'il n'y en a point eu de pareille depuis le commencement du monde jusqu'à présent, et qu'il n'y en aura jamais. |
22 En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden. |
22 En indien deze dagen niet verkort werden, zou er geen mens behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden. |
22 Indien die dagen niet verkort werden, zou niets dat leeft behouden blijven; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen verkort worden. |
22 En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort. |
22 Et, si ces jours n'étaient abrégés, personne ne serait sauvé; mais, à cause des élus, ces jours seront abrégés. |
23 Als iemand dan tegen u zegt: Zie, hier is de Christus of daar, geloof het niet; |
23 Zo iemand alsdan tot u zeggen zal: Ziet, hier is de Christus, of daar, zo gelooft het niet. |
23 Wanneer dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus! of: Daar is hij! gelooft het niet; |
23 Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. |
23 Si quelqu'un vous dit alors: Le Christ est ici, ou: Il est là, ne le croyez pas. |
24 want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zó dat zij – als het mogelijk zou zijn – ook de uitverkorenen zouden misleiden. |
24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en grote tekenen en wonderen doen, om, ware het mogelijk, zelfs de uitverkorenen tot dwaling te verleiden. |
24 want valse Christussen en valse profeten zullen opstaan en zo grote wonderen en tekenen doen dat zij, zo mogelijk, zelfs de uitverkorenen zouden verleiden. |
24 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. |
24 Car il s'élèvera de faux Christs et de faux prophètes; ils feront de grands prodiges et des miracles, au point de séduire, s'il était possible, même les élus. |
25 Zie, Ik heb het u van tevoren gezegd! |
25 Ziet, ik heb het u te voren gezegd. |
25 Zie, ik heb het u voorzegd, |
25 Zie, Ik heb het u voorzegd. |
25 Voici, je vous l'ai annoncé d'avance. |
26 Als men dan tegen u zal zeggen: Zie, Hij is in de woestijn; ga er niet opuit; zie, Hij is in de binnenkamers, geloof het niet, |
26 Daarom, als zij tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn, zo gaat niet uit; --ziet, hij is in ene binnenkamer, zo gelooft het niet. |
26 Zegt men dan tot u: Zie, hij is in de woestijn! gaat er niet heen; Zie, hij is in de binnenkamers! gelooft het niet. |
26 Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet. |
26 Si donc on vous dit: Voici, il est dans le désert, n'y allez pas; voici, il est dans les chambres, ne le croyez pas. |
27 want zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. |
27 Want gelijk de bliksem uitschiet van het Oosten en schijnt tot het Westen, zo zal ook de toekomst zijn van des Mensen Zoon. |
27 Want zoals de bliksem uitschiet van het Oosten en licht tot het Westen, zo zal de komst van den Mensenzoon zijn. |
27 Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. |
27 Car, comme l'éclair part de l'orient et se montre jusqu'en occident, ainsi sera l'avènement du Fils de l'homme. |
28 Want waar het dode lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen. |
28 Want waar het aas is, daar zullen zich de arenden vergaderen. |
28 Waar het aas ligt verzamelen zich de gieren. |
28 Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen. |
28 En quelque lieu que soit le cadavre, là s'assembleront les aigles. |
29 En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen heftig bewogen worden. |
29 En terstond na de verdrukking van dien tijd zal de zon verduisterd worden, en de maan haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen hevig bewogen worden. |
29 Aanstonds na den nood dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan ophouden te schijnen, zullen de sterren van den hemel vallen en de hemelmachten wankelen. |
29 Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen. |
29 Aussitôt après ces jours de détresse, le soleil s'obscurcira, la lune ne donnera plus sa lumière, les étoiles tomberont du ciel, et les puissances des cieux seront ébranlées. |
30 En dan zal aan de hemel het teken van de Zoon des mensen verschijnen; en dan zullen al de stammen van de aarde rouw bedrijven en zij zullen de Zoon des mensen zien, als Hij op de wolken van de hemel komt met grote kracht en heerlijkheid. |
30 En alsdan zal aan den hemel verschijnen het teken van des Mensen Zoon; en dan zullen al de geslachten der aarde weeklagen, en zullen des Mensen Zoon zien komen op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid. |
30 En dan zal het teken van den Mensenzoon zich aan den hemel vertonen; alle geslachten der aarde zullen zich op de borst slaan en den Mensenzoon zien komen op de wolken des hemels met grote macht en luister. |
30 En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid. |
30 Alors le signe du Fils de l'homme paraîtra dans le ciel, toutes les tribus de la terre se lamenteront, et elles verront le Fils de l'homme venant sur les nuées du ciel avec puissance et une grande gloire. |
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan. |
31 En hij zal zijne Engelen uitzenden met schelklinkende bazuinen, en zij zullen zijne uitverkorenen vergaderen uit de vier winden, van het ene einde des hemels tot het andere. |
31 Hij zal zijn engelen met luid bazuingeschal uitzenden, en zij zullen al zijn uitverkorenen van de vier hemelstreken, van het ene eind der hemelen tot het andere, verzamelen. |
31 En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere. |
31 Il enverra ses anges avec la trompette retentissante, et ils rassembleront ses élus des quatre vents, depuis une extrémité des cieux jusqu'à l'autre. |
32 Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. |
32 Leert van den vijgeboom ene gelijkenis: wanneer zijn tak sappig wordt en bladeren krijgt, zo weet gij dat de zomer nabij is; |
32 Leert van den vijgeboom deze gelijkenis: Wanneer zijn takken zacht worden en zijn bladeren uitspruiten, dan weet gij dat de zomer nabij is; |
32 Leert dan van de vijgeboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. |
32 Instruisez-vous par une comparaison tirée du figuier. Dès que ses branches deviennent tendres, et que les feuilles poussent, vous connaissez que l'été est proche. |
33 Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. |
33 alzo ook gij, wanneer gij dit alles ziet, zo weet, dat het nabij is, voor de deur. |
33 zo ook, wanneer gij dat alles ziet, weet dan dat hij nabij is, voor de deur staat. |
33 Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur. |
33 De même, quand vous verrez toutes ces choses, sachez que le Fils de l'homme est proche, à la porte. |
34 Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn. |
34 Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal niet vergaan, totdat dit alles zal geschied zijn. |
34 Voorwaar, ik zeg u, dit geslacht gaat niet voorbij voordat dit alles is geschied. |
34 Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat dit alles geschiedt. |
34 Je vous le dis en vérité, cette génération ne passera point, que tout cela n'arrive. |
35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen zeker niet voorbijgaan. |
35 Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijne woorden zullen niet vergaan. |
35 Hemel en aarde zullen voorbijgaan, mijn woorden niet. |
35 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. |
35 Le ciel et la terre passeront, mais mes paroles ne passeront point. |
36 Maar die dag en dat uur is aan niemand bekend, ook aan de engelen in de hemel niet, maar alleen aan Mijn Vader. |
36 Doch van dien dag en van die ure weet niemand, zelfs de Engelen in den hemel niet, dan mijn Vader alleen. |
36 Maar van dien dag en dat uur weet niemand iets; zelfs de engelen der hemelen of de Zoon niet; de Vader alleen weet het. |
36 Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen. |
36 Pour ce qui est du jour et de l'heure, personne ne le sait, ni les anges des cieux, ni le Fils, mais le Père seul. |
37 Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. |
37 Maar gelijk het in de dagen van Noach was, zo zal ook zijn de toekomst van des Mensen Zoon. |
37 Want evenals het ging in de dagen van Noach, zo zal de Mensenzoon verschijnen. |
37 Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. |
37 Ce qui arriva du temps de Noé arrivera de même à l'avènement du Fils de l'homme. |
38 Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, |
38 Want gelijk zij waren in de dagen Vóór den zondvloed, zij aten en zij dronken, zij trouwden, en zij lieten zich trouwen, tot den dag toe, dat Noach in de ark ging, |
38 Gelijk men in de dagen voor den Zondvloed at en dronk, huwde en ten huwelijk gaf, tot op den dag waarop Noach in de ark ging, |
38 Want zoals zij in die dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, |
38 Car, dans les jours qui précédèrent le déluge, les hommes mangeaient et buvaient, se mariaient et mariaient leurs enfants, jusqu'au jour où Noé entra dans l'arche; |
39 en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. |
39 en zij zagen het niet in, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam; --zo zal ook de toekomst zijn van des Mensen Zoon. |
39 en zij er niets van begrepen voordat de Zondvloed kwam en allen wegrukte, zo zal het bij de komst van den Mensenzoon gaan. |
39 En zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. |
39 et ils ne se doutèrent de rien, jusqu'à ce que le déluge vînt et les emportât tous: il en sera de même à l'avènement du Fils de l'homme. |
40 Dan zullen er twee op de akker zijn; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. |
40 Dan zullen er twee op het veld zijn: de een zal aangenomen en de ander verlaten worden; |
40 Dan zullen twee op den akker zijn; de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten; |
40 Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal aangenomen worden en een achtergelaten worden; |
40 Alors, de deux hommes qui seront dans un champ, l'un sera pris et l'autre laissé; |
41 Er zullen twee vrouwen malen met de molen; de één zal aangenomen en de ander zal achtergelaten worden. |
41 twee zullen er malen in den molen: de ene zal aangenomen en de andere verlaten worden. |
41 twee vrouwen malen aan den handmolen; de ene wordt meegenomen, de andere achtergelaten. |
41 Twee vrouwen zullen aan het malen zijn met de molen, een zal aangenomen worden, en een achtergelaten worden. |
41 de deux femmes qui moudront à la meule, l'une sera prise et l'autre laissée. |
42 Wees dan waakzaam, want u weet niet op welk moment uw Heere komen zal. |
42 Daarom waakt; want gij weet niet in welke ure uw Heer komen zal. |
42 Waakt dan; want gij weet niet, op welken dag uw Heer komt. |
42 Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. |
42 Veillez donc, puisque vous ne savez pas quel jour votre Seigneur viendra. |
43 Maar weet dit, dat als de heer des huizes geweten had in welke nachtwake de dief komen zou, hij waakzaam geweest zou zijn, en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. |
43 Maar weet dit: Indien een huisvader wist in welke ure de dief komen zou, hij zou immers waken en niet in zijn huis laten inbreken. |
43 Gij begrijpt toch, als de huisbewoner geweten had, in welke nachtwake de dief zou komen, dan zou hij wel wakker zijn gebleven en niet hebben toegelaten dat in zijn huis ingebroken werd. |
43 Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. |
43 Sachez-le bien, si le maître de la maison savait à quelle veille de la nuit le voleur doit venir, il veillerait et ne laisserait pas percer sa maison. |
44 Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen. |
44 Daarom weest ook gij bereid; want des Mensen Zoon zal komen in ene ure, waarin gij het niet denkt. |
44 Daarom weest ook gij bereid; want op een uur waarvan gij het niet vermoedt komt de Mensenzoon. |
44 Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. |
44 C'est pourquoi, vous aussi, tenez-vous prêts, car le Fils de l'homme viendra à l'heure où vous n'y penserez pas. |
45 Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die zijn heer over zijn personeel aangesteld heeft om hun het voedsel op de juiste tijd te geven? |
45 En wie is nu de getrouwe en verstandige knecht, dien zijn heer gesteld heeft over zijn huisgezin, om hun spijs te geven ter rechter tijd? |
45 Wie is nu de getrouwe en verstandige slaaf, dien zijn heer heeft gesteld over zijn onderhorigen om hun te rechter tijd spijs te geven? |
45 Wie is dan de trouwe en verstandige slaaf, die de heer over zijn dienstvolk gesteld heeft om hun op tijd hun voedsel te geven? |
45 Quel est donc le serviteur fidèle et prudent, que son maître a établi sur ses gens, pour leur donner la nourriture au temps convenable? |
46 Zalig die slaaf die door zijn heer bij zijn komst zo handelend aangetroffen zal worden. |
46 Zalig is die knecht, dien zijn heer, als hij komt, Zó doende vindt: |
46 Zalig de slaaf dien zijn heer, wanneer hij komt, daarmee bezig vindt; |
46 Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. |
46 Heureux ce serviteur, que son maître, à son arrivée, trouvera faisant ainsi! |
47 Voorwaar, Ik zeg u dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen. |
47 voorwaar, ik zeg u: hij zal hem over al zijne goederen stellen. |
47 voorwaar, ik zeg u, hij zal hem het beheer over al zijn goederen geven. |
47 Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen. |
47 Je vous le dis en vérité, il l'établira sur tous ses biens. |
48 Maar als die slechte slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft nog lang weg, |
48 Maar zo gene, de ontrouwe knecht, in zijn hart zal zeggen: Mijn heer komt nog lang niet, |
48 Maar als die slaaf slecht is en bij zichzelf zegt: Mijn heer blijft nog lang uit! |
48 Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen: |
48 Mais, si c'est un méchant serviteur, qui dise en lui-même: Mon maître tarde à venir, |
49 en zou beginnen zijn medeslaven te slaan en te eten en te drinken met de dronkaards, |
49 en beginnen zal zijne medeknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards, |
49 en zijn medeslaven begint te slaan, terwijl hijzelf eet en drinkt met dronkaards, |
49 Mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en drinken, |
49 s'il se met à battre ses compagnons, s'il mange et boit avec les ivrognes, |
50 dan zal de heer van deze slaaf komen op een dag waarop hij hem niet verwacht en op een uur dat hij niet weet; |
50 zo zal de heer van dien knecht komen ten dage op welken hij het niet vermoedt, en ter ure die hij niet denkt, en hij zal hem in stukken houwen, |
50 dan zal de heer van dien slaaf komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een uur waarvan hij niets weet, |
50 Dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur, |
50 le maître de ce serviteur viendra le jour où il ne s'y attend pas et à l'heure qu'il ne connaît pas, |
51 en hij zal hem in stukken houwen en hem doen delen in het lot van de huichelaars; daar zal gejammer zijn en tandengeknars. |
51 en zal hem zijn loon geven met de huichelaars: Dáár zal geween zijn en geknars der tanden. |
51 en zal het in stukken houwen en hem het lot der huichelaars doen delen; daar zal het geween en het tandengeknars zijn. |
51 Dat hij het niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der huichelaars doen delen. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. |
51 il le mettra en pièces, et lui donnera sa part avec les hypocrites: c'est là qu'il y aura des pleurs et des grincements de dents. |