|

|

King James
|
1 Toen werd Jezus door de Geest weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden door de duivel. |
1 Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om verzocht te worden door de duivel. |
1 Then was Jesus led up of the Spirit into the wilderness to be tempted of the devil. |
2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger. |
2 En nadat Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, kreeg Hij ten laatste honger. |
2 And when he had fasted forty days and forty nights, he was afterward an hungred. |
3 En de verzoeker kwam bij Hem en zei: Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden. |
3 En de verzoeker kwam en zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan, dat deze stenen broden worden. |
3 And when the tempter came to him, he said, If thou be the Son of God, command that these stones be made bread. |
4 Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt. |
4 Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat. |
4 But he answered and said, It is written, Man shall not live by bread alone, but by every word that proceedeth out of the mouth of God. |
5 Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad en zette Hem op het hoogste gedeelte van de tempel, |
5 Toen nam de duivel Hem mede naar de heilige stad en hij stelde Hem op de rand van het dak des tempels, |
5 Then the devil taketh him up into the holy city, and setteth him on a pinnacle of the temple, |
6 en hij zei tegen Hem: Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot. |
6 En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelf dan naar beneden; er staat immers geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u, en op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. |
6 And saith unto him, If thou be the Son of God, cast thyself down: for it is written, He shall give his angels charge concerning thee: and in [their] hands they shall bear thee up, lest at any time thou dash thy foot against a stone. |
7 Jezus zei tegen hem: Er staat eveneens geschreven: U zult de Heere, uw God, niet verzoeken. |
7 Jezus zeide tot hem: Er staat ook geschreven: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken. |
7 Jesus said unto him, It is written again, Thou shalt not tempt the Lord thy God. |
8 Opnieuw nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en hij liet Hem al de koninkrijken van de wereld zien, met hun heerlijkheid, |
8 Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, |
8 Again, the devil taketh him up into an exceeding high mountain, and sheweth him all the kingdoms of the world, and the glory of them; |
9 en zei tegen Hem: Dit alles zal ik U geven, als U knielt en mij aanbidt. |
9 En zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt. |
9 And saith unto him, All these things will I give thee, if thou wilt fall down and worship me. |
10 Toen zei Jezus tegen hem: Ga weg, satan, want er staat geschreven: De Heere, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen. |
10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga weg, satan! Er staat immers geschreven: De Here, uw God, zult gij aanbidden en Hem alleen dienen. |
10 Then saith Jesus unto him, Get thee hence, Satan: for it is written, Thou shalt worship the Lord thy God, and him only shalt thou serve. |
11 Toen liet de duivel Hem gaan; en zie, engelen kwamen en dienden Hem. |
11 Toen liet de duivel Hem met rust en zie, engelen kwamen en dienden Hem. |
11 Then the devil leaveth him, and, behold, angels came and ministered unto him. |
12 Toen Jezus gehoord had dat Johannes overgeleverd was, keerde Hij terug naar Galilea. |
12 Toen Hij vernam, dat Johannes overgeleverd was, trok Hij Zich terug naar Galilea. |
12 Now when Jesus had heard that John was cast into prison, he departed into Galilee; |
13 Hij verliet Nazareth en ging wonen in Kapernaüm, dat aan de zee lag, in het gebied van Zebulon en Naftali, |
13 En Hij verliet Nazaret en ging wonen te Kafarnaum, aan de zee, in het gebied van Zebulon en Naftali, |
13 And leaving Nazareth, he came and dwelt in Capernaum, which is upon the sea coast, in the borders of Zabulon and Nephthalim: |
14 opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja gesproken werd toen hij zei: |
14 Opdat vervuld zou worden het woord, door de profeet Jesaja gesproken, toen hij zeide: |
14 That it might be fulfilled which was spoken by Esaias the prophet, saying, |
15 Land Zebulon en land Naftali, gebied aan de weg naar de zee en over de Jordaan, Galilea van de volken, |
15 Het land Zebulon en het land Naftali, aan de zeeweg, over de Jordaan, Galilea der heidenen: |
15 The land of Zabulon, and the land of Nephthalim, [by] the way of the sea, beyond Jordan, Galilee of the Gentiles; |
16 het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor hen die zaten in het land en de schaduw van de dood, is een licht opgegaan. |
16 Het volk, dat in duisternis gezeten is, heeft een groot licht gezien, en voor hen, die gezeten zijn in het land en de schaduw des doods, is een licht opgegaan. |
16 The people which sat in darkness saw great light; and to them which sat in the region and shadow of death light is sprung up. |
17 Van toen af begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. |
17 Van toen aan begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. |
17 From that time Jesus began to preach, and to say, Repent: for the kingdom of heaven is at hand. |
18 En Jezus liep langs de zee van Galilea en zag twee broers, namelijk Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, het net in de zee werpen, want zij waren vissers. |
18 Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee broeders, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens broeder, een net in zee werpen; want zij waren vissers. |
18 And Jesus, walking by the sea of Galilee, saw two brethren, Simon called Peter, and Andrew his brother, casting a net into the sea: for they were fishers. |
19 En Hij zei tegen hen: Kom achter Mij, en Ik zal u vissers van mensen maken. |
19 En Hij zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken. |
19 And he saith unto them, Follow me, and I will make you fishers of men. |
20 Zij lieten meteen de netten achter en volgden Hem. |
20 Zij nu lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem. |
20 And they straightway left [their] nets, and followed him. |
21 Hij ging vandaar verder en zag twee andere broers, namelijk Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en Johannes, zijn broer, in het schip met hun vader Zebedeüs, terwijl zij hun netten aan het herstellen waren, en Hij riep hen. |
21 En vandaar verder gegaan zijnde, zag Hij nog twee broeders, Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn broeder, in het schip met hun vader Zebedeus, terwijl ze bezig waren hun netten in orde te brengen, en Hij riep hen. |
21 And going on from thence, he saw other two brethren, James [the son] of Zebedee, and John his brother, in a ship with Zebedee their father, mending their nets; and he called them. |
22 Zij lieten meteen het schip en hun vader achter en volgden Hem. |
22 Zij lieten dan terstond het schip en hun vader achter en volgden Hem. |
22 And they immediately left the ship and their father, and followed him. |
23 En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. |
23 En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk. |
23 And Jesus went about all Galilee, teaching in their synagogues, and preaching the gospel of the kingdom, and healing all manner of sickness and all manner of disease among the people. |
24 En het gerucht over Hem verspreidde zich over heel Syrië; en zij brachten bij Hem allen die er slecht aan toe waren en door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, en die door demonen bezeten waren, en maanzieken en verlamden; en Hij genas hen. |
24 En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrie; en men bracht tot Hem allen, die ernstig ongesteld waren, gekweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden, en Hij genas hen. |
24 And his fame went throughout all Syria: and they brought unto him all sick people that were taken with divers diseases and torments, and those which were possessed with devils, and those which were lunatick, and those that had the palsy; and he healed them. |
25 En grote menigten volgden Hem, uit Galilea en Dekapolis, uit Jeruzalem en Judea, en van over de Jordaan. |
25 En Hem volgden vele scharen uit Galilea en Dekapolis en Jeruzalem en Judea en het Overjordaanse. |
25 And there followed him great multitudes of people from Galilee, and [from] Decapolis, and [from] Jerusalem, and [from] Judaea, and [from] beyond Jordan. |