Mattheüs 3
© Herziene Statenvertaling
© NBG
© NBV 2021
1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 1 In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, 1 In die tijd trad Johannes de Doper op in de woestijn van Judea. Hij verkondigde:
2 en zei: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 2 En zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. 2 ‘Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!’
3 Want deze is het over wie gesproken werd door de profeet Jesaja toen hij zei: De stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht. 3 Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden. 3 Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Een stem roept in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.”’
4 Deze Johannes had kleding van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel; zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing. 4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. 4 Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel; hij voedde zich met sprinkhanen en wilde honing.
5 Toen liep Jeruzalem, heel Judea en heel het land rondom de Jordaan naar hem uit, 5 Toen liep Jeruzalem en heel Judea en de gehele Jordaanstreek tot hem uit, 5 Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe
6 en zij werden door hem gedoopt in de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden. 6 En zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen, onder belijdenis van hun zonden. 6 en ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, waarbij ze hun zonden beleden.
7 Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? 7 Toen hij nu zag, dat vele van de Farizeeen en Sadduceeen tot de doop kwamen, zeide hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? 7 Toen hij zag dat veel farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je het komende oordeel kunt ontlopen?
8 Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering, 8 Brengt dan vrucht voort, die aan de bekering beantwoordt; 8 Breng liever vruchten voort die tonen dat jullie tot inkeer gekomen zijn.
9 en denk niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader; want ik zeg u dat God zelfs uit deze stenen voor Abraham kinderen kan verwekken. 9 En beeldt u niet in, dat gij bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader, want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. 9 En denk niet dat je bij jezelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken!
10 De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 10 Reeds ligt de bijl aan de wortel der bomen: iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 10 De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
11 Ik doop u wel met water tot bekering, maar Hij Die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben het niet waard Hem Zijn sandalen na te dragen. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur. 11 Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik; ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. 11 Ik doop jullie met water als teken van jullie inkeer, maar na mij komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om zijn sandalen voor Hem te dragen. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur;
12 Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden. 12 De wan is in zijn hand en Hij zal zijn dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. 12 Hij houdt de wan in zijn hand, Hij zal zijn dorsvloer reinigen en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’
13 Toen kwam Jezus van Galilea naar de Jordaan, naar Johannes, om door hem gedoopt te worden. 13 Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om Zich door hem te laten dopen. 13 Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan om door Johannes gedoopt te worden.
14 Maar Johannes wilde Hem hiervan weerhouden en zei: Ik heb het nodig door U gedoopt te worden, en komt U naar mij? 14 Maar deze trachtte Hem daarvan terug te houden en zeide: Ik heb nodig door U gedoopt te worden en komt Gij tot mij? 14 Johannes probeerde Hem tegen te houden met de woorden: ‘Ik zou door U gedoopt moeten worden, en dan komt U naar mij?’
15 Maar Jezus antwoordde hem en zei: Laat het nu gebeuren, want op deze wijze past het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij het Hem toe. 15 Jezus echter antwoordde en zeide tot hem: Laat Mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij Hem geworden. 15 Maar Jezus antwoordde: ‘Toch moet je het doen, want zo dienen wij de gerechtigheid geheel en al tot vervulling te brengen.’ Toen deed Johannes het.
16 En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. 16 Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water. En zie, de hemelen openden zich, en hij zag de Geest Gods nederdalen als een duif en op Hem komen. 16 Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor Hem en zag Hij hoe de Geest van God als een duif op Hem neerdaalde.
17 En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! 17 En zie, een stem uit de hemelen zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. 17 En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’