Zacharia 3
© Herziene Statenvertaling
© NBG
© NBV 2021
1 Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die voor het aangezicht van de Engel van de HEERE stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. 1 Vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, staande voor de Engel des Heren, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen. 1 Vervolgens liet Hij me de hogepriester Jozua zien. Deze stond voor de engel van de HEER, met aan zijn rechterhand de satan, die tegen hem pleitte.
2 De HEERE zei echter tegen de satan: De HEERE zal u bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruzalem verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is? 2 De Here echter zeide tot de satan: De Here bestraffe u, satan, ja de Here, die Jeruzalem verkiest, bestraffe u; is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt? 2 De HEER zei tegen de satan: ‘De HEER zal je het zwijgen opleggen. De HEER, die Jeruzalem heeft uitverkozen, zal jou het zwijgen opleggen. Is deze Jozua niet een stuk zwartgeblakerd hout dat uit het vuur is weggerukt?’
3 Nu was Jozua in vuile kleren gekleed, terwijl hij voor het aangezicht van de Engel stond. 3 Jozua nu was met vuile klederen bekleed, terwijl hij voor de Engel stond. 3 Nu was Jozua in vuile kleren voor de engel verschenen.
4 Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor Zijn aangezicht stonden: Trek hem de vuile kleren uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u weggenomen en zal u feestkleren aantrekken. 4 Toen nam deze het woord en zeide tot hen die voor Hem stonden: Doet hem de vuile klederen uit. Hij zeide tot hem: Zie, Ik neem uw ongerechtigheid van u weg, Ik trek u feestklederen aan. 4 Deze zei tegen degenen die voor Hem stonden: ‘Trek hem die vuile kleren uit.’ En tegen Jozua zei Hij: ‘Hierbij reinig Ik je van alle schuld en kleed Ik je in een feestelijk gewaad.’
5 Vervolgens zei Ik: Laat hen een reine tulband op zijn hoofd zetten. Daarop zetten zij de reine tulband op zijn hoofd en trokken hem feestkleren aan, terwijl de Engel van de HEERE erbij stond. 5 Ik nu zeide: Laat ze een reine tulband op zijn hoofd zetten. Toen zetten zij een reine tulband op zijn hoofd en trokken hem een staatsiegewaad aan, terwijl de Engel des Heren erbij stond. 5 Ik zei: ‘Ze zouden hem een schone tulband moeten omdoen.’ Ze deden hem een schone tulband om en kleedden hem aan in het bijzijn van de engel van de HEER.
6 Toen verzekerde de Engel van de HEERE Jozua: 6 Hierop vermaande de Engel des Heren Jozua: 6 De engel verzekerde Jozua:
7 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Als u in Mijn wegen gaat en als u uw taak ten behoeve van Mij vervult, dan zult ú ook Mijn huis besturen, en ook Mijn voorhoven bewaken, en zal Ik u omgang geven met hen die hier staan. 7 Zo zegt de Here der heerscharen: Indien gij in mijn wegen wandelt en de door Mij opgedragen taak waarneemt, dan zult gij zowel mijn huis richten als mijn voorhoven bewaken, en Ik zal u doen verkeren onder hen die hier staan. 7 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Indien je Mij gehoorzaamt en mijn voorschriften in acht neemt, indien je mijn tempel beheert en mijn voorhoven bewaakt, zal Ik je opnemen in deze kring.
8 Luister toch, hogepriester Jozua, u en uw vrienden die vóór u zitten, – zij zijn immers een wonderteken – want zie, Ik ga Mijn Knecht, de SPRUIT, doen komen. 8 Hoor toch, gij hogepriester Jozua, gij en uw gezellen die voor u zitten (zij zijn immers mannen die ten wonderteken dienen) voorwaar, zie, Ik zal mijn knecht, de Spruit, doen komen; 8 Luister, hogepriester Jozua, jij en je priesters, die voor je zitten en die in staat zijn om tekenen uit te leggen. Ik zal mijn dienaar sturen, de nieuwe telg.
9 Want zie, wat betreft de steen die Ik voor Jozua neergelegd heb, op die ene steen zullen zeven ogen zijn. Zie, Ik zal er Zijn gravering in aanbrengen, spreekt de HEERE van de legermachten. Ik zal de ongerechtigheid van dit land op één dag wegnemen. 9 Voorwaar zie, van de steen die Ik voor Jozua neerleg (op die ene steen zijn zeven ogen) zal Ik zelf het graveersel graveren, luidt het woord van de Here der heerscharen, en Ik zal op een dag de ongerechtigheid van dit land wegdoen. 9 Voor je ligt een steen, Jozua, die Ik heb neergelegd, één steen waarop zeven ogen rusten. Ikzelf zal daarin een inscriptie graveren – spreekt de HEER van de hemelse machten – en in één enkele dag zal Ik dit land reinigen van alle schuld.
10 Op die dag, spreekt de HEERE van de legermachten, zal ieder zijn naaste uitnodigen onder de wijnstok en onder de vijgenboom. 10 Te dien dage, luidt het woord van de Here der heerscharen, zult gij elkander nodigen onder de wijnstok en onder de vijgeboom. 10 Op die dag – spreekt de HEER van de hemelse machten – zullen jullie elkaar uitnodigen onder de wijnrank en onder de vijgenboom.’