Zacharia 2
© Herziene Statenvertaling
© NBG
New International Version
1 Opnieuw sloeg ik mijn ogen op en zag, en zie, er was een Man met een meetsnoer in Zijn hand. 1 En ik sloeg mijn ogen op en ik zag toe, en zie, een man met een meetsnoer in de hand. 1 Then I looked up, and there before me was a man with a measuring line in his hand.
2 Toen zei ik: Waar gaat U heen? Hij zei tegen mij: Ik ga Jeruzalem opmeten om te zien hoe groot zijn breedte en hoe groot zijn lengte zal zijn. 2 Toen vroeg ik: Waar gaat gij heen? En hij antwoordde mij: Ik ga Jeruzalem opmeten en zien hoe groot zijn breedte en lengte zal zijn. 2 I asked, “Where are you going?” He answered me, “To measure Jerusalem, to find out how wide and how long it is.”
3 En zie, de Engel Die met mij sprak, trad naar voren en een andere engel trad Hem tegemoet. 3 En zie, toen de engel die met mij sprak, naar voren trad, ging een andere engel hem tegemoet, tot wie hij zeide: 3 While the angel who was speaking to me was leaving, another angel came to meet him
4 En Hij zei tegen hem: Loop snel, spreek tot die jongeman en zeg: Jeruzalem zal niet ommuurd blijven, vanwege de veelheid aan mensen en dieren in haar midden. 4 Snel heen, spreek tot die jongeling: als een open plaats zal Jeruzalem daar liggen vanwege de menigte van mensen en vee daarin. 4 and said to him: “Run, tell that young man, ‘Jerusalem will be a city without walls because of the great number of people and animals in it.
5 En Ík zal voor haar zijn, spreekt de HEERE, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn. 5 En Ik zelf, luidt het woord des Heren, zal haar een vurige muur zijn rondom en heerlijkheid binnen in haar. 5 And I myself will be a wall of fire around it,’ declares the Lord , ‘and I will be its glory within.’
6 O, o, vlucht dan uit het land van het noorden! spreekt de HEERE, want Ik heb u verspreid over de vier windstreken van de hemel, spreekt de HEERE. 6 Op, Op! Vlucht uit het Noorderland! luidt het woord des Heren, want naar de vier windstreken des hemels heb Ik u uiteengedreven, luidt het woord des Heren. 6 “Come! Come! Flee from the land of the north,” declares the Lord , “for I have scattered you to the four winds of heaven,” declares the Lord.
7 O, Sion! Zie te ontkomen, u die woont bij de dochter van Babel! 7 Op, redt u naar Sion, gij die woont bij de dochter van Babel. 7 “Come, Zion! Escape, you who live in Daughter Babylon!”
8 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nadat Hij heerlijkheid heeft beloofd, heeft Hij Mij gezonden tot die heidenvolken die u beroven, want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. 8 Want, zo zegt de Here der heerscharen, wiens heerlijkheid mij gezonden heeft, aangaande de volken die u uitgeplunderd hebben (want wie u aanraakt, raakt zijn oogappel aan): 8 For this is what the Lord Almighty says: “After the Glorious One has sent me against the nations that have plundered you—for whoever touches you touches the apple of his eye—
9 Want, zie, Ik beweeg Mijn hand over hen en zij zullen hun dienaren tot buit worden. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij gezonden heeft. 9 Voorwaar, zie, Ik beweeg mijn hand tegen hen, en zij zullen hun knechten ten buit worden. Dan zult gij weten, dat de Here der heerscharen mij gezonden heeft. 9 I will surely raise my hand against them so that their slaves will plunder them. Then you will know that the Lord Almighty has sent me.
10 Juich en verblijd u, dochter van Sion, want, zie, Ik kom, en zal in uw midden wonen, spreekt de HEERE. 10 Jubel en verheug u, gij dochter van Sion! want zie, Ik kom in uw midden wonen, luidt het woord des Heren, 10 “Shout and be glad, Daughter Zion. For I am coming, and I will live among you,” declares the Lord.
11 Veel heidenvolken zullen op die dag bij de HEERE gevoegd worden en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft. 11 En vele volken zullen te dien dage gemeenschap zoeken met de Here en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal in uw midden wonen. Dan zult gij weten, dat de Here der heerscharen mij tot u gezonden heeft. 11 “Many nations will be joined with the Lord in that day and will become my people. I will live among you and you will know that the Lord Almighty has sent me to you.
12 De HEERE zal Juda in eigendom nemen als Zijn deel in het heilige land. Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. 12 En de Here zal Juda op de heilige bodem als zijn erfdeel in bezit nemen en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. 12 The Lord will inherit Judah as his portion in the holy land and will again choose Jerusalem.
13 Wees stil voor het aangezicht van de HEERE, alle vlees, want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning. 13 Zwijg, al wat leeft, voor het aangezicht des Heren, want Hij maakt Zich op uit zijn heilige woning. 13 Be still before the Lord , all mankind, because he has roused himself from his holy dwelling.”