|
1 En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af. |
1 Nu moogt gij u in benden scharen, gij bendegenoten. Een belegeringswal heeft men tegen ons opgeworpen. Met de roede zal men de richter Israels op het kinnebakken slaan. |
1 Maintenant, fille de troupes, rassemble tes troupes! On nous assiège; Avec la verge on frappe sur la joue le juge d'Israël. |
2 Daarom zal Hij hen overgeven tot de tijd dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal de rest van Zijn broeders zich bekeren, met de Israëlieten. |
2 En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israel en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid. |
2 Et toi, Bethléhem Ephrata, Petite entre les milliers de Juda, De toi sortira pour moi Celui qui dominera sur Israël, Et dont l'origine remonte aux temps anciens, Aux jours de l'éternité. |
3 Hij zal staan en hen weiden in de kracht van de HEERE, in de majesteit van de Naam van de HEERE, Zijn God. Zij zullen veilig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden van de aarde. |
3 Daarom zal Hij hen prijsgeven tot de tijd, dat zij die baren zal, gebaard heeft. Dan zal het overblijfsel zijner broederen terugkeren met de Israelieten. |
3 C'est pourquoi il les livrera Jusqu'au temps où enfantera celle qui doit enfanter, Et le reste de ses frères Reviendra auprès des enfants d'Israël. |
4 Hij zal Vrede zijn. Wanneer Assur in ons land zal komen en wanneer hij onze paleizen zal betreden, zullen wij tegen hem zeven herders doen opstaan en acht vorsten uit de mensen. |
4 Dan zal Hij staan en hen weiden in de kracht des Heren, in de majesteit van de naam des Heren, zijns Gods; en zij zullen rustig wonen, want nu zal Hij groot zijn tot aan de einden der aarde, |
4 Il se présentera, et il gouvernera avec la force de l'Eternel, Avec la majesté du nom de l'Eternel, son Dieu: Et ils auront une demeure assurée, Car il sera glorifié jusqu'aux extrémités de la terre. |
5 Zij zullen het land van Assur weiden met het zwaard, het land van Nimrod met getrokken zwaarden. Zo zal Hij ons redden van Assur, wanneer die in ons land zal komen en wanneer die ons gebied zal betreden. |
5 En Hij zal vrede zijn. Wanneer Assur in ons land komt, en wanneer hij onze paleizen betreedt, dan zullen wij tegen hem zeven herders stellen en acht vorsten uit de mensen, |
5 C'est lui qui ramènera la paix. Lorsque l'Assyrien viendra dans notre pays, Et qu'il pénétrera dans nos palais, Nous ferons lever contre lui sept pasteurs Et huit princes du peuple. |
6 Het overblijfsel van Jakob zal zijn te midden van vele volken als dauw van de HEERE, als regendruppels op het gewas, dat niet uitziet naar iemand en niet hoopt op mensenkinderen. |
6 Die het land Assur zullen weiden met het zwaard en het land van Nimrod in zijn poorten. En Hij zal bevrijden van Assur, wanneer die in ons land komt en wanneer hij ons gebied betreedt. |
6 Ils feront avec l'épée leur pâture du pays d'Assyrie Et du pays de Nimrod au dedans de ses portes. Il nous délivrera ainsi de l'Assyrien, Lorsqu'il viendra dans notre pays, Et qu'il pénétrera sur notre territoire. |
7 Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn, te midden van veel volken, als een leeuw onder de dieren van het woud, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt, en er is niemand die redt. |
7 En het overblijfsel van Jakob zal te midden van vele volkeren zijn als dauw van de Here, als regenstromen op het groene kruid, dat niet wacht op de mens, noch mensenkinderen verbeidt. |
7 Le reste de Jacob sera au milieu des peuples nombreux Comme une rosée qui vient de l'Eternel, Comme des gouttes d'eau sur l'herbe: Elles ne comptent pas sur l'homme, Elles ne dépendent pas des enfants des hommes. |
8 Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden. |
8 En het overblijfsel van Jakob zal zijn onder de natien, te midden van vele volkeren als een leeuw onder de dieren des wouds, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij er binnendringt, neerslaat en verscheurt, zonder dat iemand redt. |
8 Le reste de Jacob sera parmi les nations, Au milieu des peuples nombreux, Comme un lion parmi les bêtes de la forêt, Comme un lionceau parmi les troupeaux de brebis: Lorsqu'il passe, il foule et déchire, Et personne ne délivre. |
9 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat Ik uw paarden uit uw midden zal uitroeien en dat Ik uw wagens zal doen vergaan. |
9 Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid. |
9 Que ta main se lève sur tes adversaires, Et que tous tes ennemis soient exterminés! |
10 Ik zal de steden van uw land uitroeien en Ik zal al uw vestingen afbreken. |
10 Te dien dage zal het geschieden, luidt het woord des Heren, dat Ik uw paarden uit uw midden zal uitroeien en dat Ik uw strijdwagens zal vernietigen. |
10 En ce jour-là, dit l'Eternel, J'exterminerai du milieu de toi tes chevaux, Et je détruirai tes chars; |
11 Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien en u zult geen wolkenduiders meer hebben. |
11 Ik zal de steden van uw land uitroeien en al uw vestingen afbreken. |
11 J'exterminerai les villes de ton pays, Et je renverserai toutes tes forteresses; |
12 Ik zal uw afgodsbeelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien, zodat u zich niet meer zult neerbuigen voor het werk van uw handen. |
12 Ook zal Ik de toverijen uit uw hand uitroeien, en gij zult geen waarzeggers meer hebben. |
12 J'exterminerai de ta main les enchantements, Et tu n'auras plus de magiciens; |
13 Ik zal uw gewijde palen uit uw midden wegrukken en uw steden wegvagen. |
13 Ik zal uw gesneden beelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien, en gij zult u niet meer nederbuigen voor het werk uwer handen. |
13 J'exterminerai du milieu de toi tes idoles et tes statues, Et tu ne te prosterneras plus devant l'ouvrage de tes mains; |
14 Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen aan de heidenvolken die niet willen luisteren. |
14 Ook zal Ik uw gewijde palen uit uw midden uitrukken en uw steden verwoesten. |
14 J'exterminerai du milieu de toi tes idoles d'Astarté, Et je détruirai tes villes. |
|
15 En Ik zal in toorn en gramschap wraak oefenen over de volkeren die geen gehoor gegeven hebben. |
15 J'exercerai ma vengeance avec colère, avec fureur, sur les nations Qui n'ont pas écouté. |