Leviticus 19
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 De HEERE sprak tot Mozes: 1 De Here sprak tot Mozes: 1 L'Eternel parla à Moïse, et dit:
2 Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, en zeg tegen hen: Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig. 2 Spreek tot de ganse vergadering der Israelieten en zeg tot hen: Heilig zult gij zijn, want Ik, de Here, uw God, ben heilig. 2 Parle à toute l'assemblée des enfants d'Israël, et tu leur diras: Soyez saints, car je suis saint, moi, l'Eternel, votre Dieu.
3 Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader en Mijn sabbatten in acht nemen. Ik ben de HEERE, uw God. 3 Ieder zal voor zijn moeder en zijn vader ontzag hebben en mijn sabbatten houden: Ik ben de Here, uw God. 3 Chacun de vous respectera sa mère et son père, et observera mes sabbats. Je suis l'Eternel, votre Dieu.
4 U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God. 4 Gij zult u niet tot de afgoden wenden en u geen gegoten beelden maken: Ik ben de Here, uw God. 4 Vous ne vous tournerez point vers les idoles, et vous ne vous ferez point des dieux de fonte.
5 Wanneer u nu een dankoffer aan de HEERE brengt, moet u dat zo brengen dat u voor Hem welgevallig bent. 5 En wanneer gij de Here een vredeoffer offert, zult gij het zo offeren, dat gij Hem welgevallig zijt. 5 Quand vous offrirez à l'Eternel un sacrifice d'actions de grâces, vous l'offrirez en sorte qu'il soit agréé.
6 Op de dag van uw offer en op de volgende dag mag het gegeten worden, maar wat tot de derde dag overblijft, moet met vuur verbrand worden. 6 Het zal gegeten worden op de dag dat gij het offert, en op de volgende dag, maar wat tot de derde dag overblijft, zal met vuur verbrand worden. 6 La victime sera mangée le jour où vous la sacrifierez, ou le lendemain; ce qui restera jusqu'au troisième jour sera brûlé au feu.
7 Maar als het toch op de derde dag gegeten wordt, is het onrein vlees. Het zal u niet ten goede komen. 7 Indien het dan toch op de derde dag gegeten wordt, zal het iets verfoeilijks wezen, het zal niet welgevallig zijn. 7 Si l'on en mange le troisième jour, ce sera une chose infecte: le sacrifice ne sera point agréé.
8 Wie het namelijk eet, moet zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige van de HEERE ontheiligd heeft. Daarom moet die persoon van zijn volksgenoten worden afgesneden. 8 Wie het eet, zal zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige des Heren ontwijd heeft; zo iemand zal uit zijn volksgenoten worden uitgeroeid. 8 Celui qui en mangera portera la peine de son péché, car il profane ce qui est consacré à l'Eternel: cette personne-là sera retranchée de son peuple.
9 Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. 9 Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, zult gij de rand van uw veld niet geheel afmaaien, en wat nog is blijven liggen van uw oogst, zult gij niet oplezen. 9 Quand vous ferez la moisson dans votre pays, tu laisseras un coin de ton champ sans le moissonner, et tu ne ramasseras pas ce qui reste à glaner.
10 U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God. 10 Ook zult gij uw wijngaard niet afzoeken en het afgevallene van uw wijngaard niet oplezen; dit zult gij voor de armen en de vreemdelingen laten liggen: Ik ben de Here, uw God. 10 Tu ne cueilleras pas non plus les grappes restées dans ta vigne, et tu ne ramasseras pas les grains qui en seront tombés. Tu abandonneras cela au pauvre et à l'étranger. Je suis l'Eternel, votre Dieu.
11 U mag niet stelen, u mag niet liegen of iemand zijn naaste bedriegen. 11 Gij zult niet stelen, gij zult niet liegen en gij zult elkander niet bedriegen. 11 Vous ne déroberez point, et vous n'userez ni de mensonge ni de tromperie les uns envers les autres.
12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE. 12 Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de Here. 12 Vous ne jurerez point faussement par mon nom, car tu profanerais le nom de ton Dieu. Je suis l'Eternel.
13 U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven. Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven tot de volgende morgen. 13 Gij zult uw naaste niet afpersen en gij zult niet roven; het loon van een dagloner zal niet de nacht bij u overblijven tot de morgen. 13 Tu n'opprimeras point ton prochain, et tu ne raviras rien par violence. Tu ne retiendras point jusqu'au lendemain le salaire du mercenaire.
14 U mag een dove niet vervloeken en vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE. 14 Een dove zult gij niet vloeken en voor een blinde zult gij geen struikelblok leggen, maar gij zult voor uw God vrezen: Ik ben de Here. 14 Tu ne maudiras point un sourd, et tu ne mettras devant un aveugle rien qui puisse le faire tomber; car tu auras la crainte de ton Dieu. Je suis l'Eternel.
15 U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen. 15 Gij zult bij het rechtspreken geen onrecht doen; gij zult de arme niet begunstigen en de aanzienlijke niet voortrekken: op rechtvaardige wijze zult gij uw naaste berechten. 15 Tu ne commettras point d'iniquité dans tes jugements: tu n'auras point égard à la personne du pauvre, et tu ne favoriseras point la personne du grand, mais tu jugeras ton prochain selon la justice.
16 U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE. 16 Gij zult onder uw volksgenoten niet als een lasteraar rondgaan; gij zult uw naaste niet naar het leven staan: Ik ben de Here. 16 Tu ne répandras point de calomnies parmi ton peuple. Tu ne t'élèveras point contre le sang de ton prochain. Je suis l'Eternel.
17 U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. 17 Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; openlijk zult gij uw volksgenoot terechtwijzen en niet ter wille van hem zonde op u laden. 17 Tu ne haïras point ton frère dans ton coeur; tu auras soin de reprendre ton prochain, mais tu ne te chargeras point d'un péché à cause de lui.
18 U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE. 18 Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here. 18 Tu ne te vengeras point, et tu ne garderas point de rancune contre les enfants de ton peuple. Tu aimeras ton prochain comme toi-même. Je suis l'Eternel.
19 U moet Mijn verordeningen in acht nemen. Van uw dieren mag u niet twee verschillende soorten laten paren, uw akker mag u niet met twee verschillende soorten zaad inzaaien, en een bovenkleed uit twee verschillende soorten stof vervaardigd, mag u niet dragen. 19 Mijn inzettingen zult gij bewaren, gij zult van uw vee niet twee verschillende soorten laten paren, uw akker zult gij niet met tweeerlei zaad bezaaien, en een kleed, uit tweeerlei stof vervaardigd, zult gij niet dragen. 19 Vous observerez mes lois. Tu n'accoupleras point des bestiaux de deux espèces différentes; tu n'ensemenceras point ton champ de deux espèces de semences; et tu ne porteras pas un vêtement tissé de deux espèces de fils.
20 En wanneer een man met een vrouw geslapen heeft en gemeenschap met haar gehad heeft, terwijl zij als slavin voor een andere man bestemd is en nog niet daadwerkelijk vrijgekocht of vrijgelaten is, dan moet er straf komen. Zij mogen niet gedood worden, want zij was nog niet in vrijheid gesteld. 20 Wanneer iemand geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw, terwijl zij, als slavin, aan een man ondergeschikt is, maar niet losgekocht, noch haar een vrijbrief is gegeven, dan zal een straf toegepast worden; zij zullen niet ter dood gebracht worden, omdat zij niet vrijgelaten was. 20 Lorsqu'un homme couchera et aura commerce avec une femme, si c'est une esclave fiancée à un autre homme, et qui n'a pas été rachetée ou affranchie, ils seront châtiés, mais non punis de mort, parce qu'elle n'a pas été affranchie.
21 Hij moet dan zijn schuldoffer voor de HEERE bij de ingang van de tent van ontmoeting brengen, een ram als schuldoffer. 21 Hij zal zijn schuldoffer voor de Here bij de ingang van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer. 21 L'homme amènera pour sa faute à l'Eternel, à l'entrée de la tente d'assignation, un bélier en sacrifice de culpabilité.
22 Dan zal de priester met de ram van het schuldoffer verzoening voor hem doen voor het aangezicht van de HEERE over zijn zonde, die hij begaan heeft, en hem zal vergeving worden geschonken van zijn zonde, die hij begaan heeft. 22 En de priester zal door de ram van het schuldoffer verzoening over hem doen voor het aangezicht des Heren, voor de zonde die hij begaan heeft, en hem zal vergiffenis geschonken worden voor de zonde die hij begaan heeft. 22 Le sacrificateur fera pour lui l'expiation devant l'Eternel, pour le péché qu'il a commis, avec le bélier offert en sacrifice de culpabilité, et le péché qu'il a commis lui sera pardonné.
23 Wanneer u in het land komt en allerlei vruchtbomen plant, moet u de vruchten ervan als verboden beschouwen. Drie jaar lang zullen ze voor u verboden zijn, er mag niet van gegeten worden. 23 Wanneer gij komt in het land en allerlei vruchtbomen plant, dan zult gij de vrucht daarvan als verboden beschouwen; drie jaar lang zal zij u verboden zijn, zij zal niet gegeten worden. 23 Quand vous serez entrés dans le pays, et que vous y aurez planté toutes sortes d'arbres fruitiers, vous en regarderez les fruits comme incirconcis; pendant trois ans, ils seront pour vous incirconcis; on n'en mangera point.
24 Maar in het vierde jaar zullen alle vruchten ervan heilig zijn, tot lofzegging voor de HEERE. 24 In het vierde jaar echter zullen alle vruchten daarvan tot een lofprijzing de Here geheiligd zijn. 24 La quatrième année, tous leurs fruits seront consacrés à l'Eternel au milieu des réjouissances.
25 En in het vijfde jaar mag u de vruchten ervan eten om de opbrengst ervan voor u te vermeerderen. Ik ben de HEERE, uw God. 25 In het vijfde jaar zult gij dan de vrucht daarvan eten, opdat zij u een grotere opbrengst geven: Ik ben de Here, uw God. 25 La cinquième année, vous en mangerez les fruits, et vous continuerez à les récolter. Je suis l'Eternel, votre Dieu.
26 U mag niets eten waar nog bloed in zit. U mag niet aan wichelarij doen en u mag geen wolken duiden. 26 Gij zult niets met het bloed eten; gij zult niet aan waarzeggerij of toverij doen. 26 Vous ne mangerez rien avec du sang. Vous n'observerez ni les serpents ni les nuages pour en tirer des pronostics.
27 U mag de zijkanten van uw hoofd niet afscheren en de randen van uw baard mag u niet weghalen. 27 Gij zult de rand van uw hoofdhaar niet rond afscheren, en gij zult de rand van uw baard niet afsnijden. 27 Vous ne couperez point en rond les coins de votre chevelure, et tu ne raseras point les coins de ta barbe.
28 U mag vanwege een dode geen inkerving in uw lichaam maken en geen tatoeages bij uzelf aanbrengen. Ik ben de HEERE. 28 Gij zult geen insnijding voor een dode in uw lichaam maken en geen tekens in uw huid laten prikken: Ik ben de Here. 28 Vous ne ferez point d'incisions dans votre chair pour un mort, et vous n'imprimerez point de figures sur vous. Je suis l'Eternel.
29 U mag uw dochter niet schenden door haar hoererij te laten bedrijven, zodat het land geen hoererij bedrijft en het land niet met schandelijk gedrag vervuld wordt. 29 Gij zult uw dochter niet ontwijden door haar aan ontucht over te geven, opdat het land geen ontucht bedrijve en het land niet van schanddaden vol worde. 29 Tu ne profaneras point ta fille en la livrant à la prostitution, de peur que le pays ne se prostitue et ne se remplisse de crimes.
30 U moet Mijn sabbatten in acht nemen en eerbied hebben voor Mijn heiligdom. Ik ben de HEERE. 30 Mijn sabbatten zult gij houden en voor mijn heiligdom eerbied hebben: Ik ben de Here. 30 Vous observerez mes sabbats, et vous révérerez mon sanctuaire. Je suis l'Eternel.
31 U mag u niet wenden tot de dodenbezweerders en tot de waarzeggers. U mag hen niet raadplegen, zodat u zich met hen verontreinigt. Ik ben de HEERE, uw God. 31 Gij zult u niet wenden tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten, gij zult hen niet zoeken, om u met hen te verontreinigen: Ik ben de Here, uw God. 31 Ne vous tournez point vers ceux qui évoquent les esprits, ni vers les devins; ne les recherchez point, de peur de vous souiller avec eux. Je suis l'Eternel, votre Dieu.
32 U moet opstaan voor iemand met grijze haren en eer bewijzen aan een oudere. Uw God moet u vrezen. Ik ben de HEERE. 32 Voor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzen en voor uw God zult gij vrezen: Ik ben de Here. 32 Tu te lèveras devant les cheveux blancs, et tu honoreras la personne du vieillard. Tu craindras ton Dieu. Je suis l'Eternel.
33 Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten. 33 En wanneer een vreemdeling bij u in uw land vertoeft, zult gij hem niet onderdrukken. 33 Si un étranger vient séjourner avec vous dans votre pays, vous ne l'opprimerez point.
34 De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God. 34 Als een onder u geboren Israeliet zal u de vreemdeling gelden, die bij u vertoeft; gij zult hem liefhebben als uzelf, want gij zijt vreemdeling geweest in het land Egypte: Ik ben de Here, uw God. 34 Vous traiterez l'étranger en séjour parmi vous comme un indigène du milieu de vous; vous l'aimerez comme vous-mêmes, car vous avez été étrangers dans le pays d'Egypte. Je suis l'Eternel, votre Dieu.
35 U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, met de lengtemaat, met het gewicht en met de inhoudsmaat. 35 Gij zult geen onrecht doen bij het rechtspreken, bij lengtemaat, gewicht of inhoudsmaat. 35 Vous ne commettrez point d'iniquité ni dans les jugements, ni dans les mesures de dimension, ni dans les poids, ni dans les mesures de capacité.
36 U moet een zuivere weegschaal hebben, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte geleid heeft. 36 Een zuivere weegschaal, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin zult gij gebruiken: Ik ben de Here, uw God, die u uit het land Egypte geleid heb. 36 Vous aurez des balances justes, des poids justes, des épha justes et des hin justes. Je suis l'Eternel, votre Dieu, qui vous ai fait sortir du pays d'Egypte.
37 U moet al Mijn verordeningen en al Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden. Ik ben de HEERE. 37 Zo zult gij al mijn inzettingen en al mijn verordeningen nauwgezet in acht nemen: Ik ben de Here. 37 Vous observerez toutes mes lois et toutes mes ordonnances, et vous les mettrez en pratique. Je suis l'Eternel.