|
1 De HEERE sprak tot Mozes: |
1 De Here sprak tot Mozes: |
1 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
2 Dit is de wet voor de melaatse op de dag van zijn reiniging. Hij moet naar de priester gebracht worden, |
2 Dit zal de wet voor de melaatse zijn ten dage van zijn reiniging: hij zal tot de priester gebracht worden, |
2 Voici quelle sera la loi sur le lépreux, pour le jour de sa purification. On l'amènera devant le sacrificateur. |
3 en de priester moet buiten het kamp gaan. Heeft de priester vervolgens gezien dat – zie! – de ziekte van de melaatsheid bij de melaatse genezen is, |
3 En de priester zal uitgaan buiten de legerplaats; wanneer de priester hem beziet en het blijkt, dat de plaag der melaatsheid genezen is, van de melaatse is geweken, |
3 Le sacrificateur sortira du camp, et il examinera le lépreux. Si le lépreux est guéri de la plaie de la lèpre, |
4 dan moet de priester opdracht geven dat men voor hem die gereinigd wordt, twee levende reine vogels neemt, cederhout, karmozijn en hysop. |
4 Dan zal de priester gebieden voor hem die gereinigd moet worden, twee levende, reine vogels te nemen, ook cederhout, scharlaken en hysop. |
4 le sacrificateur ordonnera que l'on prenne, pour celui qui doit être purifié, deux oiseaux vivants et purs, du bois de cèdre, du cramoisi et de l'hysope. |
5 De priester moet dan opdracht geven dat men de ene vogel slacht boven een aarden pot met bronwater. |
5 De priester zal gebieden de ene vogel te slachten boven een aarden pot met levend water. |
5 Le sacrificateur ordonnera qu'on égorge l'un des oiseaux sur un vase de terre, sur de l'eau vive. |
6 Dan moet hij de levende vogel nemen, met het cederhout, het karmozijn en de hysop. Hij moet dat alles mét de levende vogel dopen in het bloed van de vogel die boven het bronwater geslacht is. |
6 De levende vogel echter zal hij nemen benevens het cederhout, het scharlaken en de hysop, en hij zal die met de levende vogel dopen in het bloed van de vogel die boven het levende water geslacht is. |
6 Il prendra l'oiseau vivant, le bois de cèdre, le cramoisi et l'hysope; et il les trempera, avec l'oiseau vivant, dans le sang de l'oiseau égorgé sur l'eau vive. |
7 En hij moet hiermee zevenmaal sprenkelen op hem die van de melaatsheid gereinigd wordt. Daarna moet hij hem rein verklaren, en de levende vogel in het open veld weg laten vliegen. |
7 En hij zal hem die van de melaatsheid gereinigd moet worden, zevenmaal besprenkelen en hem reinigen, en de levende vogel zal hij in het open veld laten wegvliegen. |
7 Il en fera sept fois l'aspersion sur celui qui doit être purifié de la lèpre. Puis il le déclarera pur, et il lâchera dans les champs l'oiseau vivant. |
8 Wie gereinigd wordt, moet zijn kleren wassen, al zijn haar afscheren en zich met water wassen. Dan is hij rein. Daarna mag hij in het kamp komen, maar hij moet zeven dagen buiten zijn tent blijven. |
8 En hij die gereinigd moet worden, zal zijn klederen wassen, al zijn haar afscheren en zich in water baden, en hij zal rein zijn: daarna zal hij in de legerplaats komen, maar zeven dagen buiten zijn tent blijven. |
8 Celui qui se purifie lavera ses vêtements, rasera tout son poil, et se baignera dans l'eau; et il sera pur. Ensuite il pourra entrer dans le camp, mais il restera sept jours hors de sa tente. |
9 Op de zevende dag zal het zo zijn, dat hij al zijn haar afscheert: zijn hoofd, zijn baard en de wenkbrauwen van zijn ogen. Ja, al zijn haar moet hij afscheren, zijn kleren wassen en zijn lichaam met water wassen. Dan is hij rein. |
9 Op de zevende dag zal hij al zijn haar afscheren: zijn hoofd, zijn baard en zijn wenkbrauwen, al zijn haar zal hij afscheren, zijn klederen wassen en zijn lichaam in water baden; en hij zal rein zijn. |
9 Le septième jour, il rasera tout son poil, sa tête, sa barbe, ses sourcils, il rasera tout son poil; il lavera ses vêtements, et baignera son corps dans l'eau, et il sera pur. |
10 En op de achtste dag moet hij twee lammeren zonder enig gebrek nemen en een ooilam zonder enig gebrek van een jaar oud, en ook drie tiende efa bloem als graanoffer, met olie gemengd, en een log olie. |
10 En op de achtste dag zal hij twee gave schapen nemen, en een eenjarige gave ooi en drie tienden efa fijn meel als spijsoffer, aangemaakt met olie, en een log olie. |
10 Le huitième jour, il prendra deux agneaux sans défaut et une brebis d'un an sans défaut, trois dixièmes d'un épha de fleur de farine en offrande pétrie à l'huile, et un log d'huile. |
11 De priester die de reiniging voltrekt, moet de man die gereinigd wordt, mét die dingen plaatsen voor het aangezicht van de HEERE, bij de ingang van de tent van ontmoeting. |
11 En de priester die de reiniging voltrekt, zal de man die gereinigd moet worden, met dit alles stellen voor het aangezicht des Heren, bij de ingang van de tent der samenkomst. |
11 Le sacrificateur qui fait la purification présentera l'homme qui se purifie et toutes ces choses devant l'Eternel, à l'entrée de la tente d'assignation. |
12 Dan moet de priester het ene lam nemen en het als schuldoffer aanbieden met de log olie. Hij moet die als beweegoffer voor het aangezicht van de HEERE bewegen. |
12 De priester zal het ene schaap nemen en het tot een schuldoffer offeren met het log olie, en hij zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des Heren. |
12 Le sacrificateur prendra l'un des agneaux, et il l'offrira en sacrifice de culpabilité, avec le log d'huile; il les agitera de côté et d'autre devant l'Eternel. |
13 Daarna moet hij het lam slachten op de plaats waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats. Want het schuldoffer, evenals het zondoffer, is voor de priester. Het is allerheiligst. |
13 Hij zal het schaap slachten op de plaats, waar men het zondoffer en het brandoffer slacht, op de heilige plaats, want evenals het zondoffer komt ook het schuldoffer de priester toe; het is allerheiligst. |
13 Il égorgera l'agneau dans le lieu où l'on égorge les victimes expiatoires et les holocaustes, dans le lieu saint; car, dans le sacrifice de culpabilité, comme dans le sacrifice d'expiation, la victime est pour le sacrificateur; c'est une chose très sainte. |
14 De priester moet dan een deel van het bloed van het schuldoffer nemen, en de priester moet dat strijken op de rechteroorlel van hem die gereinigd wordt, op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet. |
14 De priester zal een deel van het bloed van het schuldoffer nemen en dit strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen. |
14 Le sacrificateur prendra du sang de la victime de culpabilité; il en mettra sur le lobe de l'oreille droite de celui qui se purifie, sur le pouce de sa main droite et sur le gros orteil de son pied droit. |
15 De priester moet ook een deel van de log olie nemen en het in de linkerhand van de priester gieten. |
15 En de priester zal een deel van het log olie nemen en op zijn eigen linkerhand gieten; |
15 Le sacrificateur prendra du log d'huile, et il en versera dans le creux de sa main gauche. |
16 Dan moet de priester zijn rechtervinger dopen in een deel van de olie die in zijn linkerhand is, en een deel van die olie met zijn vinger zeven keer sprenkelen voor het aangezicht van de HEERE. |
16 De priester zal zijn rechtervinger dopen in de olie die in zijn linkerhand is, en van die olie met zijn vinger zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des Heren. |
16 Le sacrificateur trempera le doigt de sa main droite dans l'huile qui est dans le creux de sa main gauche, et il fera avec le doigt sept fois l'aspersion de l'huile devant l'Eternel. |
17 En van het overige van de olie die op zijn hand is, moet de priester op de rechteroorlel strijken van hem die gereinigd wordt, op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet, boven op het bloed van het schuldoffer. |
17 Van de rest van de olie die in zijn hand is, zal de priester iets strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen, boven op het bloed van het schuldoffer. |
17 Le sacrificateur mettra de l'huile qui lui reste dans la main sur le lobe de l'oreille droite de celui qui se purifie, sur le pouce de sa main droite et sur le gros orteil de son pied droit, par-dessus le sang de la victime de culpabilité. |
18 Wat dan nog overgebleven is van de olie die in de hand van de priester is, moet hij op het hoofd strijken van hem die gereinigd wordt. Zo doet de priester voor hem verzoening voor het aangezicht van de HEERE. |
18 En wat van de olie in zijn hand is overgebleven, zal de priester doen op het hoofd van hem die gereinigd moet worden; zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des Heren. |
18 Le sacrificateur mettra ce qui lui reste d'huile dans la main sur la tête de celui qui se purifie; et le sacrificateur fera pour lui l'expiation devant l'Eternel. |
19 Daarna moet de priester het zondoffer bereiden en verzoening doen voor hem die van zijn onreinheid gereinigd wordt. Daarna moet hij het brandoffer slachten. |
19 En de priester zal het zondoffer bereiden en verzoening doen over hem die gereinigd moet worden van zijn onreinheid, en daarna zal hij het brandoffer slachten. |
19 Puis le sacrificateur offrira le sacrifice d'expiation; et il fera l'expiation pour celui qui se purifie de sa souillure. Ensuite il égorgera l'holocauste. |
20 De priester moet het brandoffer en het graanoffer op het altaar offeren. De priester zal verzoening voor hem doen. Dan is hij rein. |
20 De priester zal het brandoffer en het spijsoffer op het altaar offeren. En de priester zal verzoening over hem doen, en hij zal rein zijn. |
20 Le sacrificateur offrira sur l'autel l'holocauste et l'offrande; et il fera pour cet homme l'expiation, et il sera pur. |
21 Maar als iemand arm is en zijn vermogen is niet toereikend, dan moet hij een lam nemen als schuldoffer tot beweegoffer, om verzoening voor hem te doen, met daarbij een tiende efa meelbloem met olie gemengd als graanoffer, een log olie, |
21 Maar indien hij arm is en zijn vermogen niet toereikend is, dan zal hij nemen een schaap als schuldoffer, tot een beweegoffer, om verzoening over hem te doen, met een tiende efa fijn meel, aangemaakt met olie, tot een spijsoffer, en een log olie. |
21 S'il est pauvre et que ses ressources soient insuffisantes, il prendra un seul agneau, qui sera offert en sacrifice de culpabilité, après avoir été agité de côté et d'autre, et avec lequel on fera pour lui l'expiation. Il prendra un seul dixième de fleur de farine pétrie à l'huile pour l'offrande, et un log d'huile. |
22 en twee tortelduiven of twee jonge duiven – al naargelang zijn vermogen reikt – waarvan de ene een zondoffer en de andere een brandoffer is. |
22 Ook twee tortelduiven of twee jonge duiven, naar dat zijn vermogen toereikend is, en de ene zal zondoffer en de andere brandoffer zijn. |
22 Il prendra aussi deux tourterelles ou deux jeunes pigeons, selon ses ressources, l'un pour le sacrifice d'expiation, l'autre pour l'holocauste. |
23 Hij moet die op de achtste dag van zijn reiniging bij de priester brengen, bij de ingang van de tent van ontmoeting, voor het aangezicht van de HEERE. |
23 Hij zal ze tot zijn reiniging op de achtste dag tot de priester brengen, bij de ingang van de tent der samenkomst voor het aangezicht des Heren. |
23 Le huitième jour, il apportera pour sa purification toutes ces choses au sacrificateur, à l'entrée de la tente d'assignation, devant l'Eternel. |
24 De priester moet dan het lam van het schuldoffer en de log olie nemen, en de priester moet die als beweegoffer voor het aangezicht van de HEERE bewegen. |
24 De priester zal het schaap voor het schuldoffer nemen en het log olie, en de priester zal ze bewegen als beweegoffer voor het aangezicht des Heren. |
24 Le sacrificateur prendra l'agneau pour le sacrifice de culpabilité, et le log d'huile; et il les agitera de côté et d'autre devant l'Eternel. |
25 Daarna moet hij het lam van het schuldoffer slachten, en de priester moet een deel van het bloed van het schuldoffer nemen en op de rechteroorlel strijken van hem die gereinigd wordt, op de duim van zijn rechterhand en op de grote teen van zijn rechtervoet. |
25 Hij zal het schaap voor het schuldoffer slachten en de priester zal van het bloed van het schuldoffer nemen en dat strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen. |
25 Il égorgera l'agneau du sacrifice de culpabilité. Le sacrificateur prendra du sang de la victime de culpabilité; il en mettra sur le lobe de l'oreille droite de celui qui se purifie, sur le pouce de sa main droite et sur le gros orteil de son pied droit. |
26 Dan moet de priester een deel van de olie in de linkerhand van de priester gieten. |
26 En een deel van de olie zal de priester in zijn eigen linkerhand gieten, |
26 Le sacrificateur versera de l'huile dans le creux de sa main gauche. |
27 Daarna moet de priester een deel van de olie die in zijn linkerhand is, met zijn rechtervinger zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht van de HEERE. |
27 En de priester zal met zijn rechtervinger van de olie die in zijn linkerhand is, zevenmaal sprenkelen voor het aangezicht des Heren. |
27 Le sacrificateur fera avec le doigt de sa main droite sept fois l'aspersion de l'huile qui est dans sa main gauche, devant l'Eternel. |
28 En de priester moet een deel van de olie die in zijn hand is, aan de rechteroorlel strijken van hem die gereinigd wordt, aan de duim van zijn rechterhand en aan de grote teen van zijn rechtervoet, boven op dezelfde plaats als het bloed van het schuldoffer. |
28 En de priester zal iets van de olie die in zijn hand is, strijken aan de rechter oorlel van hem die gereinigd moet worden, en aan zijn rechterduim en zijn rechter grote teen, boven op de plaats van het bloed van het schuldoffer. |
28 Le sacrificateur mettra de l'huile qui est dans sa main sur le lobe de l'oreille droite de celui qui se purifie, sur le pouce de sa main droite et sur le gros orteil de son pied droit, à la place où il a mis du sang de la victime de culpabilité. |
29 En het overige van de olie die in de hand van de priester is, moet hij op het hoofd strijken van hem die gereinigd wordt, om verzoening voor hem te doen voor het aangezicht van de HEERE. |
29 En wat van de olie in zijn hand is overgebleven, zal de priester doen op het hoofd van hem die gereinigd moet worden, om over hem verzoening te doen voor het aangezicht des Heren. |
29 Le sacrificateur mettra ce qui lui reste d'huile dans la main sur la tête de celui qui se purifie, afin de faire pour lui l'expiation devant l'Eternel. |
30 Dan moet hij – al naargelang zijn vermogen reikt – een van de tortelduiven of van de jonge duiven bereiden. |
30 En hij zal een van de tortelduiven of van de jonge duiven, hetgeen waartoe zijn vermogen toereikend is, bereiden, |
30 Puis il offrira l'une des tourterelles ou l'un des jeunes pigeons qu'il a pu se procurer, |
31 Al naargelang zijn vermogen reikt, moet het ene als zondoffer en het andere als brandoffer zijn, naast het graanoffer. Zo moet de priester voor hem die gereinigd wordt, verzoening doen voor het aangezicht van de HEERE. |
31 Hetgeen waartoe zijn vermogen toereikend is: de ene als zondoffer en de andere als brandoffer, benevens het spijsoffer; en de priester zal verzoening doen over hem, die gereinigd moet worden, voor het aangezicht des Heren. |
31 l'un en sacrifice d'expiation, l'autre en holocauste, avec l'offrande; et le sacrificateur fera pour celui qui se purifie l'expiation devant l'Eternel. |
32 Dit is de wet voor hem die de ziekte van de melaatsheid heeft en van wie het vermogen niet toereikend is om zijn reiniging te betalen. |
32 Dit is de wet aangaande hem die de plaag der melaatsheid heeft, wiens vermogen niet toereikend is voor zijn reiniging. |
32 Telle est la loi pour la purification de celui qui a une plaie de lèpre, et dont les ressources sont insuffisantes. |
33 De HEERE sprak tot Mozes en tot Aäron: |
33 En de Here sprak tot Mozes en Aaron: |
33 L'Eternel parla à Moïse et à Aaron, et dit: |
34 Wanneer u komt in het land Kanaän, dat Ik u tot bezit geef, en Ik de ziekte van de melaatsheid toedeel aan een huis in het land dat u bezit, |
34 Wanneer gij komt in het land Kanaan, dat Ik u ten bezit geef, en Ik de plaag der melaatsheid doe ontstaan in een huis in het land dat gij bezit, |
34 Lorsque vous serez entrés dans le pays de Canaan, dont je vous donne la possession; si je mets une plaie de lèpre sur une maison du pays que vous posséderez, |
35 dan moet hij van wie het huis is, komen en de priester vertellen: Er lijkt een ziekte aan het huis te zijn. |
35 Dan zal hij, van wie dat huis is, het de priester komen meedelen en zeggen: bij mij aan huis vertoont zich iets als de plaag. |
35 celui à qui appartiendra la maison ira le déclarer au sacrificateur, et dira: J'aperçois comme une plaie dans ma maison. |
36 De priester moet dan opdracht geven dat zij het huis ontruimen vóór de priester komt, om die ziekte te bezien, zodat niet alles wat in het huis is, onrein wordt. Daarna moet de priester komen om het huis te bezien. |
36 Dan zal de priester gebieden het huis te ontruimen, voordat de priester komt om de plaag te bezien, opdat niet alles wat in het huis is, onrein zij; daarna zal de priester komen om het huis te bezien. |
36 Le sacrificateur, avant d'y entrer pour examiner la plaie, ordonnera qu'on vide la maison, afin que tout ce qui y est ne devienne pas impur. Après cela, le sacrificateur entrera pour examiner la maison. |
37 Heeft hij de ziekte vervolgens bezien, en zie, de ziekte aan de muren van dat huis bestaat uit groenachtige of roodachtige kuiltjes, die zichtbaar dieper liggen dan de wand, |
37 En hij zal de plaag bezien; wanneer dan blijkt, dat de plaag op de wanden van het huis zit als groenachtige of roodachtige kuiltjes, die dieper schijnen te zitten dan de wand, |
37 Le sacrificateur examinera la plaie. S'il voit qu'elle offre sur les murs de la maison des cavités verdâtres ou rougeâtres, paraissant plus enfoncées que le mur, |
38 dan moet de priester uit het huis, door de deuropening van het huis, vertrekken en het huis zeven dagen laten afsluiten. |
38 Dan zal de priester uit het huis gaan, naar de ingang van het huis en het huis zeven dagen sluiten. |
38 il sortira de la maison, et, quand il sera à la porte, il fera fermer la maison pour sept jours. |
39 Daarna moet de priester op de zevende dag terugkeren. Wanneer hij ziet dat – zie! – de ziekte zich op de muren van het huis heeft uitgebreid, |
39 Op de zevende dag zal de priester terugkomen; wanneer hij het dan beziet en het blijkt, dat de plaag zich op de wanden van het huis heeft uitgebreid, |
39 Le sacrificateur y retournera le septième jour. S'il voit que la plaie s'est étendue sur les murs de la maison, |
40 dan moet de priester opdracht geven om de stenen waaraan die ziekte zich bevindt, eruit te breken, en ze buiten de stad te werpen, op een onreine plaats. |
40 Dan zal de priester gebieden, de stenen waarop de plaag zit, eruit te halen en ze buiten de stad op een onreine plaats te werpen. |
40 il ordonnera qu'on ôte les pierres attaquées de la plaie, et qu'on les jette hors de la ville, dans un lieu impur. |
41 Het huis moet hij vanbinnen rondom laten afschrappen, en zij moeten het leem dat zij afgeschrapt hebben, buiten de stad op een onreine plaats storten. |
41 Het huis zal hij van binnen rondom laten afschrappen, en men zal het leem dat men afgeschrapt heeft, buiten de stad op een onreine plaats storten. |
41 Il fera râcler tout l'intérieur de la maison; et l'on jettera hors de la ville, dans un lieu impur, la poussière qu'on aura râclée. |
42 Daarna moeten zij andere stenen nemen en invoegen op de plaats van de eerste stenen, en men moet ander leem nemen en het huis bepleisteren. |
42 En men zal andere stenen nemen en die in de plaats van de vorige aanbrengen; men zal ook ander leem nemen en het huis bepleisteren. |
42 On prendra d'autres pierres, que l'on mettra à la place des premières; et l'on prendra d'autre mortier, pour recrépir la maison. |
43 Maar als die ziekte terugkeert en in het huis uitbreekt nadat men de stenen eruit gebroken heeft, na het afschrappen van het huis en na het bepleisteren, |
43 Maar indien de plaag opnieuw in het huis uitbreekt, nadat men de stenen uitgebroken en het huis afgeschrapt heeft en nadat het bepleisterd is, |
43 Si la plaie revient et fait éruption dans la maison, après qu'on a ôté les pierres, râclé et recrépi la maison, |
44 dan moet de priester komen. Als hij ziet dat – zie! – de ziekte aan het huis zich heeft uitgebreid, dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis; het is onrein. |
44 En de priester komt en beziet het en het blijkt, dat de plaag zich in het huis heeft uitgebreid, dan is het een kwaadaardige melaatsheid in het huis: het is onrein. |
44 le sacrificateur y retournera. S'il voit que la plaie s'est étendue dans la maison, c'est une lèpre invétérée dans la maison: elle est impure. |
45 Dan moet men het huis, de stenen en het hout ervan afbreken, en ook al het leem van het huis, en men moet het buiten de stad brengen, naar een onreine plaats. |
45 Dan zal men het huis omverhalen, zijn stenen en zijn houtwerk en al het leem van het huis, en men zal het buiten de stad brengen op een onreine plaats. |
45 On abattra la maison, les pierres, le bois, et tout le mortier de la maison; et l'on portera ces choses hors de la ville dans un lieu impur. |
46 Wie het huis binnengaat gedurende de dagen dat men het afgesloten heeft, is onrein tot de avond. |
46 En hij die in het huis komt gedurende al de dagen dat men het afgesloten heeft, zal onrein zijn tot de avond. |
46 Celui qui sera entré dans la maison pendant tout le temps qu'elle était fermée sera impur jusqu'au soir. |
47 En wie in het huis slaapt, moet zijn kleren wassen; en wie in dat huis eet, moet zijn kleren wassen. |
47 En hij die zich te slapen legt in dat huis, zal zijn klederen wassen; ook hij die in dat huis eet, zal zijn klederen wassen. |
47 Celui qui aura couché dans la maison lavera ses vêtements. Celui qui aura mangé dans la maison lavera aussi ses vêtements. |
48 Maar als de priester weer naar binnen gegaan is en hij heeft gezien dat – zie! – die ziekte aan het huis zich niet heeft uitgebreid nadat het huis bepleisterd is, dan moet de priester het huis rein verklaren, omdat de ziekte genezen is. |
48 Maar wanneer de priester komt en het beziet en het blijkt, dat de plaag zich niet heeft uitgebreid in het huis, nadat het huis bepleisterd was, dan zal de priester het huis rein verklaren, omdat de plaag genezen is. |
48 Si le sacrificateur, qui est retourné dans la maison, voit que la plaie ne s'est pas étendue, après que la maison a été recrépie, il déclarera la maison pure, car la plaie est guérie. |
49 Vervolgens moet hij, om het huis te reinigen van zonde, twee vogels nemen, cederhout, karmozijn en hysop. |
49 Dan zal hij, om het huis te ontzondigen, twee vogels, cederhout, scharlaken en hysop nemen. |
49 Il prendra, pour purifier la maison, deux oiseaux, du bois de cèdre, du cramoisi et de l'hysope. |
50 Hij moet verder de ene vogel slachten boven een aarden pot met bronwater. |
50 Hij zal de ene vogel slachten boven een aarden pot met levend water. |
50 Il égorgera l'un des oiseaux sur un vase de terre, sur de l'eau vive. |
51 Dan moet hij het cederhout, de hysop, het karmozijn en de levende vogel nemen, en in het bloed van de geslachte vogel en in het bronwater dopen, en hij moet het huis zeven keer besprenkelen. |
51 Het cederhout, de hysop, het scharlaken en de levende vogel zal hij nemen en ze dopen in het bloed van de geslachte vogel en het levende water, en zevenmaal dat huis besprenkelen. |
51 Il prendra le bois de cèdre, l'hysope, le cramoisi et l'oiseau vivant; il les trempera dans le sang de l'oiseau égorgé et dans l'eau vive, et il en fera sept fois l'aspersion sur la maison. |
52 Daarna moet hij het huis ontzondigen met het bloed van de vogel, het bronwater, de levende vogel, het cederhout, de hysop en het karmozijn. |
52 Zo zal hij het huis ontzondigen met het bloed van de vogel, het levende water, de levende vogel, het cederhout, de hysop en het scharlaken. |
52 Il purifiera la maison avec le sang de l'oiseau, avec de l'eau vive, avec l'oiseau vivant, avec le bois de cèdre, l'hysope et le cramoisi. |
53 De levende vogel moet hij buiten de stad, in het open veld, weg laten vliegen. Zo doet hij voor het huis verzoening, en is het rein. |
53 En de levende vogel zal hij buiten de stad in het open veld laten wegvliegen; zo zal hij verzoening doen over dat huis, en het zal rein zijn. |
53 Il lâchera l'oiseau vivant hors de la ville, dans les champs. C'est ainsi qu'il fera pour la maison l'expiation, et elle sera pure. |
54 Dit is de wet voor elke vorm van de ziekte van de melaatsheid: voor schurft, |
54 Dit is de wet op allerlei plaag van melaatsheid, op haaruitslag, |
54 Telle est la loi pour toute plaie de lèpre et pour la teigne, |
55 voor melaatsheid aan de kleding en aan het huis, |
55 Melaatsheid van kleed en huis, |
55 pour la lèpre des vêtements et des maisons, |
56 en voor zwellingen, voor zweren en voor vlekken, |
56 Zwelling, uitslag en lichte plek; |
56 pour les tumeurs, les dartres et les taches: |
57 om te onderwijzen op welke dag iets onrein en op welke dag iets rein is. Dit is de wet voor de melaatsheid. |
57 Om aan te wijzen, wanneer iets onrein of wanneer iets rein is; dit is de wet op de melaatsheid. |
57 elle enseigne quand une chose est impure, et quand elle est pure. Telle est la loi sur la lèpre. |