|
1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
1 En de Heer sprak tot Mozes zeggende: |
1 De Heer zeide tot Mozes: |
1 De Here sprak tot Mozes: |
1 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De gezette hoogtijden des HEEREN, welke gijlieden uitroepen zult, zullen heilige samenroepingen zijn; deze zijn Mijn gezette hoogtijden. |
2 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Dit zijn de feesten des Heren, welke gij als heilig en als mijne feesten zult uitroepen, en op welke gij zult samenkomen. |
2 Spreek tot de Israelieten en zeg hun: De feestgetijden des Heeren, die gij als heilige vierdagen zult afkondigen, zijn de navolgende; dit zijn mijn feestgetijden: |
2 Spreek tot de Israelieten en zeg tot hen: De feesttijden des Heren, die gij zult uitroepen als heilige samenkomsten, zijn mijn feesttijden. |
2 Parle aux enfants d'Israël, et tu leur diras: Les fêtes de l'Eternel, que vous publierez, seront de saintes convocations. Voici quelles sont mes fêtes. |
3 Zes dagen zal men het werk doen, maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heilige samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. |
3 Zes dagen zult gij arbeiden, maar de zevende dag is de grote, heilige sabbat, op welken gij zult samenkomen; dan zult gij geen arbeid doen, want het is de sabbat des Heren in al uwe woningen. |
3 zes dagen zal werk verricht worden, maar op den zevenden is het grote rustdag, heilige vierdag; generlei werk zult gij doen: sabbat is het ter ere van den Heer in al uw woonplaatsen. |
3 Zes dagen mag arbeid verricht worden, maar op de zevende dag zal er een volkomen sabbat zijn: een heilige samenkomst; generlei arbeid zult gij verrichten, het is een sabbat voor de Here in al uw woonplaatsen. |
3 On travaillera six jours; mais le septième jour est le sabbat, le jour du repos: il y aura une sainte convocation. Vous ne ferez aucun ouvrage: c'est le sabbat de l'Eternel, dans toutes vos demeures. |
4 Deze zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen, welke gij uitroepen zult op hun gezetten tijd. |
4 Dit nu zijn de feesten des Heren, welke gij als heilige feesten zult uitroepen, en op welke gij zult samenkomen. |
4 Dit zijn 's Heeren feestgetijden, heilige vierdagen die gij op den voor elk bepaalden tijd zult afkondigen: |
4 Dit zijn de feesttijden des Heren, heilige samenkomsten, die gij uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd. |
4 Voici les fêtes de l'Eternel, les saintes convocations, que vous publierez à leurs temps fixés. |
5 In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha. |
5 Op den veertienden dag der eerste maand, tussen de twee avonden, is des Heren Pascha. |
5 in de eerste maand op den veertienden dag in schemeravond is het pascha ter ere van den Heer, |
5 In de eerste maand, op de veertiende der maand, in de avondschemering, is het pascha voor de Here. |
5 Le premier mois, le quatorzième jour du mois, entre les deux soirs, ce sera la Pâque de l'Eternel. |
6 En op den vijftienden dag der derzelver maand is het feest van de ongezuurde [broden] des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde [broden] eten. |
6 En op den vijftienden dag van dezelfde maand is het feest der ongezuurde broden des Heren: zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten. |
6 en op den vijftienden dag dier maand is het het feest der ongezuurde brooden ter ere van den Heer: zeven dagen zult gij ongezuurd brood eten. |
6 En op de vijftiende dag van deze maand is het feest der ongezuurde broden voor de Here, zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten. |
6 Et le quinzième jour de ce mois, ce sera la fête des pains sans levain en l'honneur de l'Eternel; vous mangerez pendant sept jours des pains sans levain. |
7 Op den eersten dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. |
7 De eerste dag zal onder u heilig zijn, op welken gij samenkomt; dan zult gij geen dienstwerk doen. |
7 Den eersten dag zal het voor u heilige vierdag zijn: geen beroepswerk zult gij verrichten. |
7 Op de eerste dag zult gij een heilige samenkomst hebben; dan zult gij generlei slaafse arbeid verrichten. |
7 Le premier jour, vous aurez une sainte convocation: vous ne ferez aucune oeuvre servile. |
8 Maar gij zult zeven dagen vuuroffer den HEERE offeren; en op den zevenden dag zal een heilige samenroeping wezen; geen dienstwerk zult gij doen. |
8 En gij zult zeven dagen lang den Heer offers offeren; de zevende dag zal ook heilig zijn, op welken gij samenkomt; dan zult gij geen dienstwerk doen. |
8 Gij zult zeven dagen een vuuroffer aan den Heer brengen, en den zevenden dag is het heilige vierdag: geen beroepswerk zult gij daarop verrichten. |
8 Gij zult de Here een vuuroffer brengen gedurende zeven dagen; op de zevende dag zal er een heilige samenkomst zijn; generlei slaafse arbeid zult gij verrichten. |
8 Vous offrirez à l'Eternel, pendant sept jours, des sacrifices consumés par le feu. Le septième jour, il y aura une sainte convocation: vous ne ferez aucune oeuvre servile. |
9 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
9 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende: |
9 De Heer zeide tot Mozes: |
9 En de Here sprak tot Mozes: |
9 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garf der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. |
10 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Wanneer gij in het land komen zult, hetwelk Ik u geven zal, en den oogst zult inzamelen, zo zult gij ene schoof van de eerstelingen van uwen oogst tot den priester brengen; |
10 Spreek tot de Israelieten en zeg hun: Wanneer gij in het land komt dat ik u ga geven en gij den oogst afmaait, dan moet gij een schoof uit de keur van uw oogst tot den priester brengen, |
10 Spreek tot de Israelieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen, |
10 Parle aux enfants d'Israël et tu leur diras: Quand vous serez entrés dans le pays que je vous donne, et que vous y ferez la moisson, vous apporterez au sacrificateur une gerbe, prémices de votre moisson. |
11 En hij zal die garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat zal de priester die bewegen. |
11 en hij zal die schoof voor den Heer bewegen, opdat het van u aangenaam zij; dat zal de priester doen des anderen daags na den sabbat. |
11 die haar aan den Heer zal aanbieden, zodat u dit ten goede komt. Daags na den sabbat zal de priester haar aanbieden. |
11 En hij zal de garve voor het aangezicht des Heren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen. |
11 Il agitera de côté et d'autre la gerbe devant l'Eternel, afin qu'elle soit agréée: le sacrificateur l'agitera de côté et d'autre, le lendemain du sabbat. |
12 Gij zult ook op den dag, als gij die garf bewegen zult, bereiden een volkomen lam, dat eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; |
12 En gij zult op dien dag, als uwe schoof bewogen wordt, den Heer een brandoffer brengen van een lam, dat zonder gebrek en éénjarig is; |
12 En op den dag waarop gij de schoof aanbiedt zult gij een gaaf lam van een jaar oud als brandoffer aan den Heer offeren, |
12 Gij zult op de dag waarop gij de garve beweegt, een gaaf eenjarig schaap de Here ten brandoffer bereiden, |
12 Le jour où vous agiterez la gerbe, vous offrirez en holocauste à l'Eternel un agneau d'un an sans défaut; |
13 En zijn spijsoffer twee tienden meelbloem, met olie gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot een liefelijken reuk; en zijn drankoffer van wijn, het vierde deel van een hin. |
13 benevens het spijsoffer van twee tienden meelbloem, met olie gemengd, tot een offer eens liefelijken reuks voor den Heer; alsmede het drankoffer van wijn, een vierde deel van een hin. |
13 met het daarbij behorend meeloffer, twee tiende meelbloem met olie gemengd, als vuuroffer voor den Heer ten liefelijken geur; benevens het plengoffer dat er bij behoort, een kwart stoop wijn. |
13 Met als bijbehorend spijsoffer twee tienden fijn meel, met olie aangemaakt, ten vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here, en als bijbehorend plengoffer een vierde hin wijn. |
13 vous y joindrez une offrande de deux dixièmes de fleur de farine pétrie à l'huile, comme offrande consumée par le feu, d'une agréable odeur à l'Eternel; et vous ferez une libation d'un quart de hin de vin. |
14 En gij zult geen brood, noch geroost koren, noch groene aren eten, tot op dienzelven dag, dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. |
14 En gij zult geen nieuw brood, noch gezengde aren, noch koren te voren eten, tot op dien dag, dat gij uwen God het offer brengt. Dit zal ene eeuwige inzetting zijn voor uwe nakomelingen in al uwe woningen. |
14 Noch brood, noch geroost koorn, noch versche korrels zult gij eten voordat gij op dien dag de gave van uw god hem gebracht hebt. Een eeuwige inzetting is het, ook voor uw nageslacht, in al uw woonplaatsen. |
14 Tot op die dag zult gij geen brood, geen geroosterd of vers koren eten, totdat gij de offergave van uw God gebracht hebt: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. |
14 Vous ne mangerez ni pain, ni épis rôtis ou broyés, jusqu'au jour même où vous apporterez l'offrande à votre Dieu. C'est une loi perpétuelle pour vos descendants, dans tous les lieux où vous habiterez. |
15 Daarna zult gij u tellen van den anderen dag na den sabbat, van den dag, dat gij de garf des beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen sabbatten zijn; |
15 Daarna zult gij tellen van den dag na den sabbat, toen gij de beweegschoof bracht, zeven gehele sabbatten; |
15 Van daags na den sabbat, den dag waarop gij de aanbiedingsschoof hebt gebracht, zult gij tellen; zeven volle weken zullen het zijn. |
15 Dan zult gij tellen van de dag na de sabbat, van de dag waarop gij de garve van het beweegoffer gebracht hebt: zeven volle weken zullen het zijn; |
15 Depuis le lendemain du sabbat, du jour où vous apporterez la gerbe pour être agitée de côté et d'autre, vous compterez sept semaines entières. |
16 Tot den anderen dag, na den zevenden sabbat, zult gij vijftig dagen tellen, dan zult gij een nieuw spijsoffer den HEERE offeren. |
16 tot op den dag na den zevenden sabbat zult gij tellen vijftig dagen, en dan zult gij een nieuw spijsoffer den Heer brengen. |
16 Tot den dag na den zevenden sabbat zult gij tellen, vijftig dagen, en dan zult gij een nieuw meeloffer aan den Heer brengen. |
16 Tot de dag na de zevende sabbat zult gij tellen, vijftig dagen; dan zult gij een nieuw spijsoffer de Here brengen. |
16 Vous compterez cinquante jours jusqu'au lendemain du septième sabbat; et vous ferez à l'Eternel une offrande nouvelle. |
17 Gijlieden zult uit uw woningen twee beweegbroden brengen, zij zullen van twee tienden meelbloem zijn, gedesemd zullen zij gebakken worden; het zijn de eerstelingen den HEERE. |
17 En gij zult het uit al uwe woningen brengen, namelijk twee beweegbroden van twee tienden meelbloem, gezuurd en gebakken, tot eerstelingen voor den Heer. |
17 Uit uw woonplaatsen zult gij brood als aanbiedingsoffer brengen; twee stuks, elk van twee tiende meelbloem; gezuurd zullen zij gebakken worden, als eerstelingen voor den Heer. |
17 Uit uw woonplaatsen zult gij twee beweegbroden meebrengen; uit twee tienden efa fijn meel zullen zij bereid worden, gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor de Here. |
17 Vous apporterez de vos demeures deux pains, pour qu'ils soient agités de côté et d'autre; ils seront faits avec deux dixièmes de fleur de farine, et cuits avec du levain: ce sont les prémices à l'Eternel. |
18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige lammeren, en een var, het jong van een rund, en twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn, met hun spijsoffer en hun drankofferen, een vuuroffer, tot een liefelijken reuk den HEERE. |
18 En gij zult bij het brood offeren zeven éénjarige lammeren, zonder gebrek, en één jongen var, en twee rammen; zij zullen den Heer een brandoffer zijn met hun spijsoffers en drankoffers. Dit is een offer eens liefelijken reuks voor den Heer. |
18 Gij zult bij dat brood brengen zeven gave lammeren van een jaar, een jongen stier en twee rammen; zij zullen een brandoffer zijn voor den Heer, met het daarbij behorend meel [offer] en plengoffer, een vuuroffer ten liefelijken geur voor den Heer. |
18 Bij het brood zult gij zeven gave eenjarige schapen offeren en een jonge stier en twee rammen; zij zullen een brandoffer voor de Here zijn, met de bijbehorende spijsoffers en plengoffers, een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de Here. |
18 Outre ces pains, vous offrirez en holocauste à l'Eternel sept agneaux d'un an sans défaut, un jeune taureau et deux béliers; vous y joindrez l'offrande et la libation ordinaires, comme offrande consumée par le feu, d'une agréable odeur à l'Eternel. |
19 Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige lammeren ten dankoffer bereiden. |
19 Daarenboven zult gij bereiden een geitebok tot een zondoffer, en twee éénjarige lammeren tot een dankoffer. |
19 Ook zult gij een bok brengen ten zondoffer en twee lammeren van een jaar ten dankoffer. |
19 Dan zult gij een geitebok ten zondoffer, en twee eenjarige schapen ten vredeoffer bereiden. |
19 Vous offrirez un bouc en sacrifice d'expiation, et deux agneaux d'un an en sacrifice d'actions de grâces. |
20 Dan zal de priester dezelve met het brood der eerstelingen [ten] beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding zijn, voor den priester. |
20 En de priester zal dat bewegen met het brood der eerstelingen voor den Heer, en met de twee lammeren; en het zal den Heer heilig en voor den priester zijn. |
20 En de priester zal ze bij het eerstelingenbrood als aanbiedingsgave bewegen voor den Heer, bij de twee lammeren. Zij zullen heilig zijn den Heer en den priester die ze brengt ten deel vallen. |
20 En de priester zal ze bewegen, bij het brood der eerstelingen, als beweegoffer voor het aangezicht des Heren bij de twee schapen: zij zullen de Here heilig zijn, zij zijn voor de priester. |
20 Le sacrificateur agitera ces victimes de côté et d'autre devant l'Eternel, avec le pain des prémices et avec les deux agneaux: elles seront consacrées à l'Eternel, et appartiendront au sacrificateur. |
21 En gij zult op dienzelfden dag uitroepen, [dat] gij een heilige samenroeping zult hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in al uw woningen voor uw geslachten. |
21 En gij zult op dienzelfden dag uitroepen, dat Hij onder u heilig is en gij samenkomt; geen dienstwerk zult gij doen. Ene eeuwige inzetting zal dit zijn bij uwe nakomelingen in al uwe woningen. |
21 Op dien dag zal het voor u heilige vierdag wezen: geen beroepswerk zult gij doen; een eeuwige inzetting zal het in al uw woonplaatsen, ook voor uw nageslacht, zijn. |
21 Op deze zelfde dag zult gij een oproep doen uitgaan, gij zult een heilige samenkomst hebben, generlei slaafse arbeid zult gij verrichten; het is een altoosdurende inzetting, in al uw woonplaatsen, voor uw geslachten. |
21 Ce jour même, vous publierez la fête, et vous aurez une sainte convocation: vous ne ferez aucune oeuvre servile. C'est une loi perpétuelle pour vos descendants, dans tous les lieux où vous habiterez. |
22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk afmaaien, en de opzameling van uw oogst niet opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE, uw God! |
22 Als gij nu den oogst van uw land afmaait, zo zult gij het niet ganschelijk op het veld afsnijden, ook niet alles nauwkeurig opzamelen, maar gij zult het aan de armen en vreemdelingen overlaten; want Ik ben de Heer, uw God. |
22 En wanneer gij wat op uw land staat inoogst, dan zult gij een hoek van uw akker onafgemaaid laten, en wat van de aren valt niet opgaren; aan de armen en de vreemden zult gij dat overlaten. Ik ben de Heer, uw god. |
22 Wanneer gij de oogst van uw land binnenhaalt, dan zult gij de rand van uw veld bij uw oogst niet geheel afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, zult gij niet oplezen; dat zult gij voor de arme en de vreemdeling laten liggen: Ik ben de Here, uw God. |
22 Quand vous ferez la moisson dans votre pays, tu laisseras un coin de ton champ sans le moissonner, et tu ne ramasseras pas ce qui reste à glaner. Tu abandonneras cela au pauvre et à l'étranger. Je suis l'Eternel, votre Dieu. |
23 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
23 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende: |
23 De Heer sprak tot Mozes: |
23 En de Here sprak tot Mozes: |
23 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
24 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: In de zevende maand, op den eersten der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
24 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg: Op den eersten dag der zevende maand zult gij den heiligen sabbat des bazuingeschals tot ene gedachtenis houden en op dien dag samenkomen. |
24 Zeg den Israelieten: In de zevende maand, op den eersten der maand, zal het voor u rustdag zijn, een gedenkdag des geschals, een heilige vierdag; |
24 Spreek tot de Israelieten: In de zevende maand, op de eerste der maand, zult gij een rustdag hebben, aangekondigd door bazuingeschal, een heilige samenkomst. |
24 Parle aux enfants d'Israël, et dis: Le septième mois, le premier jour du mois, vous aurez un jour de repos, publié au son des trompettes, et une sainte convocation. |
25 Geen dienstwerk zult gij doen; maar gij zult den HEERE vuuroffer offeren. |
25 Gij zult alsdan geen dienstwerk doen, maar gij zult aan den Heer offeren. |
25 gij zult geen beroepswerk doen en een vuuroffer aan den Heer brengen. |
25 Generlei slaafse arbeid zult gij verrichten en gij zult de Here een vuuroffer brengen. |
25 Vous ne ferez aucune oeuvre servile, et vous offrirez à l'Eternel des sacrifices consumés par le feu. |
26 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
26 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende: |
26 De Heer sprak tot Mozes: |
26 En de Here sprak tot Mozes: |
26 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
27 Doch op den tienden dezer zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. |
27 Op den tienden dag van deze zevende maand is de Verzoendag. Die zal bij u heilig zijn en gij zult op dien dag samenkomen; alsdan zult gij uwe lichamen kastijden en den Heer een offer offeren. |
27 Doch op den tienden dag van deze zevende maand is het de verzoendag; een heilige vierdag zal hij voor u zijn, waarop gij u kastijden zult en een vuuroffer aan den Heer brengen. |
27 Maar op de tiende van die zevende maand is de Verzoendag; een heilige samenkomst zult gij hebben en gij zult u verootmoedigen en de Here een vuuroffer brengen. |
27 Le dixième jour de ce septième mois, ce sera le jour des expiations: vous aurez une sainte convocation, vous humilierez vos âmes, et vous offrirez à l'Eternel des sacrifices consumés par le feu. |
28 En op dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. |
28 En gij zult geen arbeid doen op dien dag; want het is de Verzoendag, waarop gij verzoend wordt voor den Heer, uwen God. |
28 Ook zult gij op dien dan generlei werk verrichten; want het is een verzoendag, om verzoening voor u te bewerken voor het aangezicht van den Heer, uw god. |
28 Op die dag zult gij generlei arbeid verrichten, want het is de Verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht van de Here, uw God. |
28 Vous ne ferez aucun ouvrage ce jour-là, car c'est le jour des expiations, où doit être faite pour vous l'expiation devant l'Eternel, votre Dieu. |
29 Want alle ziel, welken op dienzelven dag niet zal verootmoedigd zijn geweest, die zal uitgeroeid worden uit haar volken. |
29 En wie zijn lichaam niet kastijdt op dien dag, zal uit zijn volk uitgeroeid worden. |
29 Want ieder mens die zich op dien dag niet kastijdt zal uitgeroeid worden uit zijn volk, |
29 Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. |
29 Toute personne qui ne s'humiliera pas ce jour-là sera retranchée de son peuple. |
30 Ook alle ziel, die enig werk op dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars volks verderven. |
30 En wie op dien dag enigen arbeid doet, dien zal Ik uit zijn volk verdelgen. |
30 en ieder mens die op dien dag enigerlei werk doet, zal ik doen omkomen uit het midden zijns volks. |
30 Ieder die enige arbeid verricht op die dag, zal Ik verdelgen uit het midden van zijn volk. |
30 Toute personne qui fera ce jour-là un ouvrage quelconque, je la détruirai du milieu de son peuple. |
31 Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. |
31 Daarom zult gij geen arbeid doen. Dit zal een eeuwige inzetting zijn voor uwe nakomelingen in al uwe woningen. |
31 Geen werk zult gij verrichten; het is een eeuwige inzetting, ook voor uw nageslacht, in al uw woonplaatsen. |
31 Generlei arbeid zult gij verrichten: het is een altoosdurende inzetting voor uw geslachten, in al uw woonplaatsen. |
31 Vous ne ferez aucun ouvrage. C'est une loi perpétuelle pour vos descendants dans tous les lieux où vous habiterez. |
32 Het zal u een sabbat der rust zijn; dan zult gij uw zielen verootmoedigen; op den negenden der maand in den avond, van den avond tot den avond, zult gij uw sabbat rusten. |
32 Het is uw grote sabbat, opdat gij uwe lichamen kastijdt. Op den negenden dag der maand, des avonds, zult gij dezen sabbat houden, van den avond af tot den anderen avond. |
32 Een grote rustdag zal het voor u zijn, waarop gij u kastijdt. Op den negenden der maand des avonds zult gij, van den enen avond tot den volgenden, uw rust nemen. |
32 Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen. Op de negende van de maand, des avonds, van avond tot avond, zult gij uw sabbat vieren. |
32 Ce sera pour vous un sabbat, un jour de repos, et vous humilierez vos âmes; dès le soir du neuvième jour jusqu'au soir suivant, vous célébrerez votre sabbat. |
33 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
33 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende: |
33 De Heer sprak tot Mozes: |
33 En de Here sprak tot Mozes: |
33 L'Eternel parla à Moïse, et dit: |
34 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Op den vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest der loofhutten zeven dagen den HEERE zijn. |
34 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Op den vijftienden dag dezer zevende maand is het feest der Loofhutten voor den Heer, zeven dagen. |
34 Zeg den Israelieten: Op den vijftienden dag van deze zevende maand is het, zeven dagen lang, het loofhuttenfeest, ter ere van den Heer; |
34 Spreek tot de Israelieten: Op de vijftiende dag van deze zevende maand begint het Loofhuttenfeest voor de Here, zeven dagen lang. |
34 Parle aux enfants d'Israël, et dis: Le quinzième jour de ce septième mois, ce sera la fête des tabernacles en l'honneur de l'Eternel, pendant sept jours. |
35 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gij doen. |
35 De eerste dag zal heilig zijn, op welken gij samenkomt; geen dienstwerk zult gij doen. |
35 den eersten dag zij het een heilige vierdag, waarop gij geen beroepswerk verricht. |
35 Op de eerste dag zal er een heilige samenkomst zijn; generlei slaafse arbeid zult gij verrichten. |
35 Le premier jour, il y aura une sainte convocation: vous ne ferez aucune oeuvre servile. |
36 Zeven dagen zult gij den HEERE vuurofferen offeren; op den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben, en zult den HEERE vuuroffer offeren; het is een verbodsdag; gij zult geen dienstwerk doen. |
36 Zeven dagen zult gij aan den Heer offeren; de achtste dag zal ook heilig zijn, op welken gij samenkomt, en gij zult uw offer den Heer brengen, want het is de dag der vergadering; geen dienstwerk zult gij doen. |
36 Zeven dagen zult gij een vuuroffer aan den Heer brengen: den achtsten zal het u een heilige vierdag zijn en zult gij een vuuroffer aan den Heer brengen; een hoogtijd is het: geen beroepswerk zult gij verrichten. |
36 Zeven dagen zult gij de Here een vuuroffer brengen; op de achtste dag zult gij een heilige samenkomst hebben en de Here een vuuroffer brengen; het is een feest, generlei slaafse arbeid zult gij verrichten. |
36 Pendant sept jours, vous offrirez à l'Eternel des sacrifices consumés par le feu. Le huitième jour, vous aurez une sainte convocation, et vous offrirez à l'Eternel des sacrifices consumés par le feu; ce sera une assemblée solennelle: vous ne ferez aucune oeuvre servile. |
37 Dit zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen [tot] heilige samenroepingen, om den HEERE vuuroffer, brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en drankofferen, elk dagelijks op zijn dag, te offeren; |
37 Dit zijn de feesten des Heren, welke gij voor heilig zult houden en op welke gij zult samenkomen, om aan den Heer te offeren brandoffer, spijsoffer, drankoffer, slachtoffer en andere offers, elk op zijnen dag; |
37 Dit zijn de feestgetijden van den Heer, die gij als heilige vierdagen zult afkondigen, om daarop vuuroffers aan den Heer te brengen: brand [offers], meel [offers], slacht [offers] en plengoffers, zoals voor elken dag zijn voorgeschreven; |
37 Dit zijn de feesttijden des Heren, waarop gij heilige samenkomsten zult uitroepen, om de Here een vuuroffer te brengen: brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en plengoffers, naar het voorschrift voor iedere dag, |
37 Telles sont les fêtes de l'Eternel, les saintes convocations, que vous publierez, afin que l'on offre à l'Eternel des sacrifices consumés par le feu, des holocaustes, des offrandes, des victimes et des libations, chaque chose au jour fixé. |
38 Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven, en behalve al uw geloften, en behalve al uw vrijwillige offeren, welke gij den HEERE geven zult. |
38 behalve de sabbatten des Heren, en uwe gaven, en alle geloften en vrijwillige gaven, welke gij den Heer geven zult. |
38 behalve 's Heeren sabbatten en uw giften, al uw geloften en al de vrijwillige gaven die gij aan den Heer schenkt. |
38 Behalve de sabbatten des Heren en behalve de gaven en al de gelofteoffers en al de vrijwillige offers, die gij de Here geven wilt. |
38 Vous observerez en outre les sabbats de l'Eternel, et vous continuerez à faire vos dons à l'Eternel, tous vos sacrifices pour l'accomplissement d'un voeu et toutes vos offrandes volontaires. |
39 Doch op den vijftienden dag der zevende maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen vieren; op den eersten dag zal er rust zijn, en op den achtsten dag zal er rust zijn. |
39 Maar op den vijftienden dag der zevende maand, als gij de opbrengst van het land hebt ingezameld, zult gij het feest des Heren houden zeven dagen lang; op den eersten dag is het sabbat, en op den achtsten dag is het ook sabbat. |
39 Doch op den vijftienden dag der zevende maand, wanneer gij de opbrengst van uw land inzamelt, zult gij 's Heeren feest zeven dagen lang vieren; |
39 Doch op de vijftiende dag van de zevende maand, wanneer gij de opbrengst van uw land inzamelt, zult gij zeven dagen het feest des Heren vieren; op de eerste dag zal er rust zijn en op de achtste dag zal er rust zijn. |
39 Le quinzième jour du septième mois, quand vous récolterez les produits du pays, vous célébrerez donc une fête à l'Eternel, pendant sept jours: le premier jour sera un jour de repos, et le huitième sera un jour de repos. |
40 En op den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen, met beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk zijn. |
40 En gij zult op den eersten dag nemen vruchtdragende takken van schone bomen, palmtakken en twijgen van dichte bomen, alsook beekwilgen; en zeven dagen zult gij vrolijk zijn voor den Heer, uwen God. |
40 op den eersten dag zal het rustdag en op den achtsten zal het rustdag zijn. Voorts zult gij op den eersten dag vruchten nemen van sierplanten, benevens palmtwijgen, takken van loofrijke bomen en beekwilgen, en zeven dagen vrolijk zijn voor het aangezicht van den Heer, uw god. |
40 Op de eerste dag zult gij vruchten van sierlijke bomen nemen, takken van palmen en twijgen van loofbomen en van beekwilgen, en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van de Here, uw God, zeven dagen lang. |
40 Vous prendrez, le premier jour, du fruit des beaux arbres, des branches de palmiers, des rameaux d'arbres touffus et des saules de rivière; et vous vous réjouirez devant l'Eternel, votre Dieu, pendant sept jours. |
41 En gij zult dat feest den HEERE zeven dagen in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. |
41 En alzo zult gij den Heer dat feest jaarlijks houden, zeven dagen. Dit zal ene eeuwige inzetting zijn voor uwe nakomelingen, om het in de zevende maand zo te vieren. |
41 Gij zult dit feest als feest ter ere van den Heer zeven dagen in het jaar vieren; een eeuwige inzetting is het, ook voor uw nageslacht; in de zevende maand zult gij het vieren. |
41 Gij zult het als een feest des Heren vieren zeven dagen in het jaar, een altoosdurende inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. |
41 Vous célébrerez chaque année cette fête à l'Eternel, pendant sept jours. C'est une loi perpétuelle pour vos descendants. Vous la célébrerez le septième mois. |
42 Zeven dagen zult gij in de loofhutten wonen; alle inboorlingen in Israel zullen in loofhutten wonen; |
42 Zeven dagen zult gij in loofhutten wonen; wie een inboorling in Israël is, zal in loofhutten wonen, |
42 Zeven dagen lang zult gij in loofhutten wonen; alle inboorlingen in Israel zullen in loofhutten wonen; |
42 In loofhutten zult gij wonen zeven dagen; allen die in Israel geboren zijn, zullen in loofhutten wonen, |
42 Vous demeurerez pendant sept jours sous des tentes; tous les indigènes en Israël demeureront sous des tentes, |
43 Opdat uw geslachten weten, dat Ik de kinderen Israels in loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE, uw God! |
43 opdat uwe nakomelingen weten, dat Ik de kinderen Israëls heb laten wonen in hutten, toen Ik hen uit Egypteland voerde, Ik, de Heer, uw God. |
43 opdat uw nageslacht wete, dat ik de Israelieten in hutten heb doen wonen toen ik hen uit Egypteland uitleidde. Ik ben de Heer, uw god. |
43 Opdat uw geslachten weten, dat Ik de Israelieten in hutten heb doen wonen, toen Ik hen uit het land Egypte leidde: Ik ben de Here, uw God. |
43 afin que vos descendants sachent que j'ai fait habiter sous des tentes les enfants d'Israël, après les avoir fait sortir du pays d'Egypte. Je suis l'Eternel, votre Dieu. |
44 Alzo heeft Mozes de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels uitgesproken. |
44 En Mozes gebood aan de kinderen Israëls deze feesten des Heren. |
44 Zo gaf Mozes de feestgetijden van den Heer aan de Israelieten op. |
44 Zo maakte Mozes de feesttijden des Heren aan de Israelieten bekend. |
44 C'est ainsi que Moïse dit aux enfants d'Israël quelles sont les fêtes de l'Eternel. |