|
1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. |
1 Komt, wij willen wederkeren tot den Heer; want Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons ook genezen; Hij heeft ons geslagen, Hij zal ons ook verbinden. |
1 "Komt, laat ons weerkeren tot den Heer; want hij heeft verscheurd, maar zal ons genezen; heeft geslagen, maar zal ons verbinden; |
1 Komt, laat ons wederkeren tot de Here! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. |
1 Venez, retournons à l'Eternel! Car il a déchiré, mais il nous guérira; Il a frappé, mais il bandera nos plaies. |
2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. |
2 Hij zal ons doen herleven na twee dagen, op den derden dag zal Hij ons oprichten, dat wij voor Hem zullen leven. |
2 over twee dagen zal hij ons doen herleven, ten derden dage ons doen verrijzen; opdat wij leven voor zijn aangezicht. |
2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. |
2 Il nous rendra la vie dans deux jours; Le troisième jour il nous relèvera, Et nous vivrons devant lui. |
3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt. |
3 Dan zullen wij verstandig zijn en ons bevlijtigen om den Heer te kennen; want Hij zal voor ons aanbreken als de schone dageraad en zal tot ons komen als een regen, als een spade regen, die het land besproeit. |
3 Laat ons den Heer kennen, ja, jagen om hem te kennen! Zodra wij hem zoeken zullen wij hem vinden, en zal hij tot ons komen als een milde regen, als een voorjaarsregen die het land drenkt." |
3 Ja, wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit. |
3 Connaissons, cherchons à connaître l'Eternel; Sa venue est aussi certaine que celle de l'aurore. Il viendra pour nous comme la pluie, Comme la pluie du printemps qui arrose la terre. |
4 Wat zal Ik u doen, Efraïm? Wat zal Ik u doen, Juda? Uw goedertierenheid is als een morgenwolk, als dauw die vroeg optrekt en weggaat. |
4 Wat zal Ik u doen, o Efraïm, wat zal Ik u doen, o Juda? Want uwe vroomheid is als ene morgenwolk en als de vroege dauw, die verdwijnt. |
4 Wat zal ik doen met u, Efraim? wat met u, Juda? daar uw vroomheid is als een morgenwolk, als de dauw, die in de vroegte verdwijnt. |
4 Wat zal Ik u aandoen, o Efraim? Wat zal Ik u aandoen, o Juda? Immers uw liefde is als een morgenwolk, en als een dauw die in de vroegte vergaat. |
4 Que te ferai-je, Ephraïm? Que te ferai-je, Juda? Votre piété est comme la nuée du matin, Comme la rosée qui bientôt se dissipe. |
5 Daarom heb Ik op hen ingehakt door de profeten, Ik heb hen gedood met de woorden van Mijn mond; en de oordelen over u zullen voor de dag komen als het licht. |
5 Daarom, sla Ik hen door de profeten en dood hen door de redenen mijns monds, opdat uw oordeel aan het licht kome. |
5 Daarom heb ik er op ingehouwen door de profeten, gedood door de reden van mijn mond, en zal mijn gericht tevoorschijntreden als het licht. |
5 Daarom heb Ik er door de profeten op ingehouwen, heb Ik hen gedood door de woorden mijns monds. De oordelen over u waren een doorbrekend licht. |
5 C'est pourquoi je les frapperai par les prophètes, Je les tuerai par les paroles de ma bouche, Et mes jugements éclateront comme la lumière. |
6 Want Ik vind vreugde in goedertierenheid en niet in offer, in kennis van God meer dan in brandoffers! |
6 Want Ik heb lust aan vroomheid en niet aan offer, en aan kennis van God meer dan aan brandoffers; |
6 Want in vroomheid heb ik lust, niet in offeranden, in kennis van God meer dan in brandoffers. |
6 Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers. |
6 Car j'aime la piété et non les sacrifices, Et la connaissance de Dieu plus que les holocaustes. |
7 Zíj hebben echter als Adam het verbond overtreden. Daar hebben zij trouweloos gehandeld tegenover Mij. |
7 maar zij overtreden het verbond als Adam, daarmede verachten zij Mij, |
7 Maar zij hebben in Adma mijn verbond overtreden, daar trouweloos tegen mij gehandeld; |
7 Maar zij hebben als Adam het verbond overtreden; daar hebben zij Mij trouweloos bejegend. |
7 Ils ont, comme le vulgaire, transgressé l'alliance; C'est alors qu'ils m'ont été infidèles. |
8 Gilead is een oord van bedrijvers van onrecht, het is vol bloedsporen. |
8 Gilead is ene stad vol van afgoderij en bloedschulden. |
8 Gilead is een veste van boosdoeners, bevlekt met bloed. |
8 Gilead is een stad van misdadigers, vol bloedsporen. |
8 Galaad est une ville de malfaiteurs, Elle porte des traces de sang. |
9 Zoals roversbenden op iemand wachten, zo is het gezelschap van priesters. Zij moorden op de weg naar Sichem, werkelijk, zij gedragen zich schandelijk. |
9 En de priesters zijn als de straatrovers, die op de mensen loeren; zij moorden op den weg, die naar Sichem gaat, want zij plegen schandelijke daden. |
9 Op een roversbende gelijkt de schaar van priesters; op den weg naar Sichem moorden zij; want boze aanslagen hebben zij gesmeed. |
9 Gelijk een troep bandieten ligt een priesterschare op de loer; zij moorden op de weg naar Sichem. Waarlijk, wandaden bedrijven zij. |
9 La troupe des sacrificateurs est comme une bande en embuscade, Commettant des assassinats sur le chemin de Sichem; Car ils se livrent au crime. |
10 In het huis van Israël zie Ik afschuwelijke dingen: daar is de hoererij van Efraïm, Israël heeft zich verontreinigd. |
10 Ik zie afgrijselijkheden in het huis van Israël; want Efraïm hoereert en Israël verontreinigt zich. |
10 In Bethel heb ik huiveringwekkende dingen gezien: aldaar is Efraim tot hoer geworden, Israel verontreinigd. |
10 In het huis Israels heb Ik afschuwelijke dingen gezien: daar is Efraims ontucht; Israel heeft zich verontreinigd. |
10 Dans la maison d'Israël j'ai vu des choses horribles: Là Ephraïm se prostitue, Israël se souille. |
11 Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik een omkeer breng in de gevangenschap van Mijn volk. |
11 Maar Juda zal nog een oogst voor zich hebben, als Ik die gevangenschap mijns volks zal wenden. |
11 Hij heeft ook voor u, Juda, een oogst weggelegd, wanneer ik het lot van mijn volk wend |
11 Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik in het lot van mijn volk een keer brengen zal. |
11 A toi aussi, Juda, une moisson est préparée, Quand je ramènerai les captifs de mon peuple. |