|
1 De HEERE zei tegen mij: Ga opnieuw, bemin een vrouw die bemind wordt door haar levensgezel, maar overspel pleegt, zoals de HEERE de Israëlieten bemint, hoewel zij zich wenden tot andere goden en houden van rozijnenkoeken. |
1 En de Heer sprak tot mij: Ga nog eens heen en bemin ene hoerachtige en overspelige vrouw; gelijk de Heer de kinderen Israël beminde, maar zij keerden zich tot andere goden en waren liefhebbers van een kan wijn. |
1 De Heer zeide nogmaals tot mij: Ga heen, vat liefde op voor een vrouw die zich door een minnaar het hof laat maken en een boeleerster is, evenals de Heer de zonen Israels liefheeft terwijl zij zich tot andere goden keren en liefhebbers van rozijnenkoeken zijn. |
1 De Here zeide tot mij: Ga weder heen, bemin een vrouw, die zich door een ander laat beminnen en overspelig is, gelijk de Here de Israelieten bemint, die zich tot andere goden wenden en minnaars zijn van druivenkoeken. |
1 L'Eternel me dit: Va encore, et aime une femme aimée d'un amant, et adultère; aime-la comme l'Eternel aime les enfants d'Israël, qui se tournent vers d'autres dieux et qui aiment les gâteaux de raisins. |
2 Voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst kocht ik haar toen voor mij. |
2 En ik werd het met haar eens voor vijftien zilverlingen en anderhalve homer gerst. |
2 Zo kocht ik haar voor vijftien zilverlingen, een ton gerst en een kruik wijn, |
2 Toen kocht ik haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. |
2 Je l'achetai pour quinze sicles d'argent, un homer d'orge et un léthec d'orge. |
3 En ik zei tegen haar: U moet veel dagen bij mij blijven, u mag geen hoererij bedrijven; u mag geen andere man toebehoren, en ook ik zal niet bij u komen. |
3 En ik zeide tot haar: Houd u een tijd lang bij mij op en hoereer niet en laat geen ander tot u; en ik zal mij ook bij u houden. |
3 en zeide tot haar: Geruimen tijd zult gij bij mij blijven zitten; gij zult niet hoereren en aan geen man toebehoren, terwijl ik zelf ook niet tot u kom. |
3 En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen. |
3 Et je lui dis: Reste longtemps pour moi, ne te livre pas à la prostitution, ne sois à aucun homme, et je serai de même envers toi. |
4 Want de Israëlieten moeten veel dagen zonder koning en zonder vorst blijven, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod en afgodsbeelden. |
4 Want de kinderen Israëls zullen een langen tijd zonder koning, zonder vorst, zonder offer, zonder altaar, zonder lijfrok en zonder heiligdom blijven. |
4 Want geruimen tijd zullen de zonen Israels blijven zitten zonder koning of vorst, zonder offer en wij-steen, zonder efod en huisgoden. |
4 Want vele dagen zullen de Israelieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. |
4 Car les enfants d'Israël resteront longtemps sans roi, sans chef, sans sacrifice, sans statue, sans éphod, et sans théraphim. |
5 Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HEERE, hun God, zoeken en David, hun koning. Zij zullen zich in diep ontzag tot de HEERE en Zijn goedheid wenden, in later tijd. |
5 Daarna zullen de kinderen Israëls zich bekeren en den Heer hunnen God, en hunnen koning David zoeken, en zullen sidderend komen tot den Heer en zijne genade in den laatsten tijd. |
5 Daarna zullen de zonen Israels zich bekeren, den Heer, hun god, zoeken, en David, hun koning, en later sidderend vluchten tot den Heer en zijn zegeningen. |
5 Daarna zullen de Israelieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst. |
5 Après cela, les enfants d'Israël reviendront; ils chercheront l'Eternel, leur Dieu, et David, leur roi; et ils tressailliront à la vue de l'Eternel et de sa bonté, dans la suite des temps. |