|
1 Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. |
1 Komt, laat ons wederkeren tot de Here! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. |
1 Venez, retournons à l'Eternel! Car il a déchiré, mais il nous guérira; Il a frappé, mais il bandera nos plaies. |
2 Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven. |
2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven, ten derden dage zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. |
2 Il nous rendra la vie dans deux jours; Le troisième jour il nous relèvera, Et nous vivrons devant lui. |
3 Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HEERE te kennen! Zijn verschijning staat vast als de dageraad. Ja, Hij komt naar ons toe als de regen, als late regen, die het land natmaakt. |
3 Ja, wij willen de Here kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit. |
3 Connaissons, cherchons à connaître l'Eternel; Sa venue est aussi certaine que celle de l'aurore. Il viendra pour nous comme la pluie, Comme la pluie du printemps qui arrose la terre. |
4 Wat zal Ik u doen, Efraïm? Wat zal Ik u doen, Juda? Uw goedertierenheid is als een morgenwolk, als dauw die vroeg optrekt en weggaat. |
4 Wat zal Ik u aandoen, o Efraim? Wat zal Ik u aandoen, o Juda? Immers uw liefde is als een morgenwolk, en als een dauw die in de vroegte vergaat. |
4 Que te ferai-je, Ephraïm? Que te ferai-je, Juda? Votre piété est comme la nuée du matin, Comme la rosée qui bientôt se dissipe. |
5 Daarom heb Ik op hen ingehakt door de profeten, Ik heb hen gedood met de woorden van Mijn mond; en de oordelen over u zullen voor de dag komen als het licht. |
5 Daarom heb Ik er door de profeten op ingehouwen, heb Ik hen gedood door de woorden mijns monds. De oordelen over u waren een doorbrekend licht. |
5 C'est pourquoi je les frapperai par les prophètes, Je les tuerai par les paroles de ma bouche, Et mes jugements éclateront comme la lumière. |
6 Want Ik vind vreugde in goedertierenheid en niet in offer, in kennis van God meer dan in brandoffers! |
6 Want in liefde heb Ik behagen en niet in slachtoffer, in kennis van God en niet in brandoffers. |
6 Car j'aime la piété et non les sacrifices, Et la connaissance de Dieu plus que les holocaustes. |
7 Zíj hebben echter als Adam het verbond overtreden. Daar hebben zij trouweloos gehandeld tegenover Mij. |
7 Maar zij hebben als Adam het verbond overtreden; daar hebben zij Mij trouweloos bejegend. |
7 Ils ont, comme le vulgaire, transgressé l'alliance; C'est alors qu'ils m'ont été infidèles. |
8 Gilead is een oord van bedrijvers van onrecht, het is vol bloedsporen. |
8 Gilead is een stad van misdadigers, vol bloedsporen. |
8 Galaad est une ville de malfaiteurs, Elle porte des traces de sang. |
9 Zoals roversbenden op iemand wachten, zo is het gezelschap van priesters. Zij moorden op de weg naar Sichem, werkelijk, zij gedragen zich schandelijk. |
9 Gelijk een troep bandieten ligt een priesterschare op de loer; zij moorden op de weg naar Sichem. Waarlijk, wandaden bedrijven zij. |
9 La troupe des sacrificateurs est comme une bande en embuscade, Commettant des assassinats sur le chemin de Sichem; Car ils se livrent au crime. |
10 In het huis van Israël zie Ik afschuwelijke dingen: daar is de hoererij van Efraïm, Israël heeft zich verontreinigd. |
10 In het huis Israels heb Ik afschuwelijke dingen gezien: daar is Efraims ontucht; Israel heeft zich verontreinigd. |
10 Dans la maison d'Israël j'ai vu des choses horribles: Là Ephraïm se prostitue, Israël se souille. |
11 Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik een omkeer breng in de gevangenschap van Mijn volk. |
11 Ook voor u, Juda, is een oogst weggelegd, wanneer Ik in het lot van mijn volk een keer brengen zal. |
11 A toi aussi, Juda, une moisson est préparée, Quand je ramènerai les captifs de mon peuple. |