|
| 1 Klaag uw moeder aan, klaag haar aan, want zij is Mijn vrouw niet en Ik ben haar Man niet. Laat zij haar hoererij van haar gezicht wegdoen, en haar overspel van tussen haar borsten. |
1 Zegt tot uw broeders: Ammi, en tot uw zusters: Ruchama. |
1 “Say of your brothers, ‘My people,’ and of your sisters, ‘My loved one.’ |
| 2 Anders zal Ik haar naakt uitkleden, haar neerzetten als op haar geboortedag, haar maken als de woestijn, haar doen worden als een dor land en haar doen sterven van de dorst. |
2 Klaagt uw moeder aan, klaagt haar aan, want zij is mijn vrouw niet, en Ik ben haar man niet. Laat zij haar ontucht van haar gelaat verwijderen en haar overspel van haar boezem, |
2 “Rebuke your mother, rebuke her, for she is not my wife, and I am not her husband. Let her remove the adulterous look from her face and the unfaithfulness from between her breasts. |
| 3 Ook over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij kinderen van de hoererijen zijn. |
3 Anders zal Ik haar naakt uitkleden en haar laten staan als ten dage toen zij geboren werd, haar maken als een woestijn, haar doen worden als een dor land, en haar doen sterven van dorst; |
3 Otherwise I will strip her naked and make her as bare as on the day she was born; I will make her like a desert, turn her into a parched land, and slay her with thirst. |
| 4 Want hun moeder heeft hoererij bedreven; zij die van hen zwanger is geweest, heeft zich schandelijk gedragen. Zij zegt immers: Ik ga achter mijn minnaars aan; die geven mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank. |
4 En over haar kinderen zal Ik Mij niet ontfermen, omdat zij uit ontucht geboren zijn. |
4 I will not show my love to her children, because they are the children of adultery. |
| 5 Daarom, zie, Ik ga uw weg met dorens omheinen, Ik zal haar met een muur omgeven, zodat zij haar paden niet zal kunnen vinden. |
5 Want hun moeder heeft ontucht bedreven; zij, die van hen zwanger geweest is heeft schandelijk gehandeld. Want zij zeide: Ik wil achter mijn minnaars aan gaan, die mij mijn brood en water, mijn wol en vlas, mijn olie en drank geven. |
5 Their mother has been unfaithful and has conceived them in disgrace. She said, ‘I will go after my lovers, who give me my food and my water, my wool and my linen, my olive oil and my drink.’ |
| 6 Zij zal haar minnaars najagen, maar hen niet inhalen; hen zoeken, maar hen niet vinden. Dan zal zij zeggen: Ik ga, ik keer terug naar mijn vorige Man, want toen had ik het beter dan nu. |
6 Daarom, zie, Ik ga uw weg met doornen versperren, Ik ga tegen haar een muur oprichten, zodat zij haar paden niet vinden kan. |
6 Therefore I will block her path with thornbushes; I will wall her in so that she cannot find her way. |
| 7 Zíj erkent echter niet dat Ik het ben Die haar het koren, de nieuwe wijn en de olie gegeven heb, dat Ik het zilver en het goud voor haar vermeerderd heb, dat zij voor de Baäl gebruikt hebben. |
7 Dan zal zij haar minnaars nalopen, maar hen niet bereiken; hen zoeken, maar niet vinden. Dan zal zij zeggen: ik wil heengaan en terugkeren tot mijn eerste man, want toen had ik het beter dan nu. |
7 She will chase after her lovers but not catch them; she will look for them but not find them. Then she will say, ‘I will go back to my husband as at first, for then I was better off than now.’ |
| 8 Daarom keer Ik terug en neem Ik Mijn koren weg op zijn tijd, en Mijn nieuwe wijn op de daarvoor vastgestelde tijd. Ik ruk Mijn wol en Mijn vlas weg, waarmee zij haar naaktheid moet bedekken. |
8 Zij echter beseft niet, dat Ik het ben, die haar het koren, de most en de olie heb gegeven, die haar het zilver rijkelijk geschonken heb en het goud, dat zij voor de Baal gebruikt hebben. |
8 She has not acknowledged that I was the one who gave her the grain, the new wine and oil, who lavished on her the silver and gold— which they used for Baal. |
| 9 Nu dan, Ik zal haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars, en niemand zal haar uit Mijn hand redden. |
9 Daarom zal Ik mijn koren weer wegnemen in de oogsttijd, en mijn most in zijn seizoen, en wegrukken mijn wol en mijn vlas, die haar naaktheid moeten bedekken. |
9 “Therefore I will take away my grain when it ripens, and my new wine when it is ready. I will take back my wool and my linen, intended to cover her naked body. |
| 10 Ik zal al haar vreugde doen ophouden, haar feesten, haar nieuwemaansdagen en haar sabbatten, ja, al haar feestdagen. |
10 Nu dan, Ik wil haar schaamte ontbloten voor de ogen van haar minnaars en niemand zal haar uit mijn hand redden. |
10 So now I will expose her lewdness before the eyes of her lovers; no one will take her out of my hands. |
| 11 Ik zal haar wijnstok en haar vijgenboom verwoesten, waarvan zij zegt: Die vormen voor mij het hoerenloon dat mijn minnaars mij gegeven hebben. Maar Ik zal er een woud van maken en de dieren van het veld zullen ervan vreten. |
11 Ik zal doen ophouden al haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden. |
11 I will stop all her celebrations: her yearly festivals, her New Moons, her Sabbath days—all her appointed festivals. |
| 12 Ik zal haar de dagen van de Baäls vergelden, waarop zij reukoffers aan hen bracht. Zij tooide zich met haar ring en haar halssieraad en ging achter haar minnaars aan, maar Mij vergeet zij, spreekt de HEERE. |
12 Dan zal Ik haar wijnstok en haar vijgeboom verwoesten, waarvan zij zeide: Die zijn het loon, dat mijn minnaars mij gaven. Ik zal ze maken tot een woud, en het gedierte des velds zal ze afvreten. |
12 I will ruin her vines and her fig trees, which she said were her pay from her lovers; I will make them a thicket, and wild animals will devour them. |
| 13 Daarom, zie, Ikzelf ga haar lokken, haar de woestijn in leiden, en naar haar hart spreken. |
13 Zo zal Ik over haar bezoeken de dagen, waarop zij voor de Baals het offer ontstak, zich tooide met ring en halssieraad en achter haar minnaars aan ging, maar Mij vergat, luidt het woord des Heren. |
13 I will punish her for the days she burned incense to the Baals; she decked herself with rings and jewelry, and went after her lovers, but me she forgot,” declares the Lord. |
| 14 Ik zal haar daarvandaan haar wijngaarden geven, en het Dal van Achor tot een deur van hoop. Daar zal zij zingen als in de dagen van haar jeugd, als op de dag dat zij wegtrok uit het land Egypte. |
14 Daarom zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart. |
14 “Therefore I am now going to allure her; I will lead her into the wilderness and speak tenderly to her. |
| 15 Op die dag zal het gebeuren, spreekt de HEERE, dat u Mij zult noemen: mijn Man, en Mij niet meer zult noemen: mijn Baäl! |
15 Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven, en het dal Achor maken tot een deur der hoop. Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, als ten dage toen zij trok uit Egypte. |
15 There I will give her back her vineyards, and will make the Valley of Achor a door of hope. There she will respond as in the days of her youth, as in the day she came up out of Egypt. |
| 16 Dan zal Ik de namen van de Baäls uit haar mond wegdoen en aan hun namen zal niet meer gedacht worden. |
16 En het zal te dien dage geschieden, luidt het woord des Heren, dat gij Mij noemen zult: mijn man, en niet meer: mijn Baal. |
16 “In that day,” declares the Lord , “you will call me ‘my husband’; you will no longer call me ‘my master. ’ |
| 17 Ik zal voor hen een verbond sluiten op die dag met de dieren van het veld, met de vogels in de lucht en de kruipende dieren op de aarde. En boog, zwaard en strijd zal Ik van de aarde doen verdwijnen, en Ik zal hen onbezorgd doen neerliggen. |
17 Ja, Ik zal de namen der Baals verwijderen uit haar mond; hun naam zal niet meer genoemd worden. |
17 I will remove the names of the Baals from her lips; no longer will their names be invoked. |
| 18 Ik zal u voor eeuwig tot Mijn bruid nemen: ja, Ik zal u tot Mijn bruid nemen in gerechtigheid en in recht, in goedertierenheid en in barmhartigheid. |
18 Te dien dage zal Ik voor hen een verbond sluiten met het gedierte des velds, het gevogelte des hemels en het kruipend gedierte der aarde. Dan zal Ik boog en zwaard en oorlogstuig in het land verbreken, en hen veilig doen wonen. |
18 In that day I will make a covenant for them with the beasts of the field, the birds in the sky and the creatures that move along the ground. Bow and sword and battle I will abolish from the land, so that all may lie down in safety. |
| 19 In trouw zal Ik u voor Mij als bruid nemen; en u zult de HEERE kennen. |
19 Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; |
19 I will betroth you to me forever; I will betroth you in righteousness and justice, in love and compassion. |
| 20 Op die dag zal het geschieden, spreekt de HEERE, dat Ik zal verhoren. Ik zal de hemel verhoren en die zal de aarde verhoren. |
20 Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen. |
20 I will betroth you in faithfulness, and you will acknowledge the Lord. |
| 21 Dan zal de aarde het koren, de nieuwe wijn en de olie verhoren, en die zullen Jizreël verhoren. |
21 Het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, luidt het woord des Heren: Ik zal de hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren, |
21 “In that day I will respond,” declares the Lord — “I will respond to the skies, and they will respond to the earth; |
| 22 En Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien en Mij ontfermen over Lo-Ruchama. Ik zal zeggen tegen Lo-Ammi: U bent Mijn volk, en hij zal zeggen: Mijn God! |
22 En de aarde zal het koren, de most en de olie verhoren, en die zullen Jizreel verhoren. |
22 and the earth will respond to the grain, the new wine and the olive oil, and they will respond to Jezreel. |
| |
23 Dan zal Ik haar voor Mij zaaien in het land, en Mij ontfermen over Lo-ruchama, en tot Lo-ammi zeggen: Gij zijt mijn volk. En hij zal zeggen: Mijn God! |
23 I will plant her for myself in the land; I will show my love to the one I called ‘Not my loved one. ’ I will say to those called ‘Not my people, ’ ‘You are my people’; and they will say, ‘You are my God.’ ” |