|
1 En ik, ik stond in het eerste jaar van Darius, de Mediër, hem terzijde als steun en toeverlaat. |
1 Ook ik stond hem bij in het eerste jaar van Daríus, den Mediër, om hem te helpen en te versterken. |
1 En ik, in het eerste jaar van Darius, den Meder, stond ik hem tot hulp en schuts ter zijde. |
1 Ik echter, ik stond in het eerste jaar van Darius de Meder hem tot een helper en toevlucht. |
1 Et moi, la première année de Darius, le Mède, j'étais auprès de lui pour l'aider et le soutenir. |
2 Nu zal ik u dan de waarheid bekendmaken. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië aan de macht komen, en de vierde zal grotere rijkdom verwerven dan alle anderen. Als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij allen opzetten tegen het koninkrijk Griekenland. |
2 En nu zal ik u te kennen geven hetgeen waarachtig zal geschieden. Zie, er zullen nog drie koningen in Perzië opstaan en de vierde zal groten rijkdom hebben, meer dan allen; en als hij in zijnen rijkdom op het machtigst is, zal hij alles verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. |
2 Nu zal ik u de waarheid verkondigen. Zie, nog drie koningen zullen voor de Perzen opstaan, en de vierde zal veel groter rijkdom verwerven dan al de andere, en als hij zich sterk voelt in zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het rijk der Grieken. |
2 Nu dan, ik zal u de waarheid bekendmaken. Zie, nog drie koningen zullen in Perzie opstaan, en de vierde zal grotere rijkdom bezitten dan alle anderen, en als hij sterk geworden is door zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk van Griekenland. |
2 Maintenant, je vais te faire connaître la vérité. Voici, il y aura encore trois rois en Perse. Le quatrième amassera plus de richesses que tous les autres; et quand il sera puissant par ses richesses, il soulèvera tout contre le royaume de Javan. |
3 Daarna zal er een machtige koning aan de macht komen, die met grote heerschappij zal heersen en zal handelen naar eigen goeddunken. |
3 Daarna zal er een machtig koning opstaan en met grote macht heersen; en wat hij wil, dat zal hij uitvoeren. |
3 Maar dan zal een heldenkoning opstaan, met grote macht heersen en naar willekeur handelen. |
3 En er zal een heldhaftige koning opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt. |
3 Mais il s'élèvera un vaillant roi, qui dominera avec une grande puissance, et fera ce qu'il voudra. |
4 Zodra hij echter aan de macht komt, zal zijn koninkrijk verbroken worden en opgedeeld worden naar de vier windstreken van de hemel, maar niet voor zijn nakomelingen en niet overeenkomstig de heerschappij waarmee hij had geheerst, want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en zal zijn voor anderen dan voor hen. |
4 En als hij op het hoogste gekomen is, zal zijn rijk verbroken en in de vier winden des hemels verdeeld worden, doch niet onder zijne nakomelingen, ook niet met zulk ene macht als de zijne geweest is; want zijn rijk zal uitgeroeid en aan vreemden ten deel worden. |
4 Doch nauwelijks is hij opgetreden, of zijn rijk wordt verbroken en naar de vier hemelstreken verdeeld; het zal niet ten deel vallen aan zijn nakomelingen, ook niet die heerschappij oefenen die hij bezeten heeft, maar uiteengescheurd worden, en met uitsluiting van hen, tendeelvallen aan anderen. |
4 Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen, en zonder de macht waarmee hij heerste; want zijn koninkrijk zal uiteengerukt worden en aan anderen dan dezen komen. |
4 Et lorsqu'il se sera élevé, son royaume se brisera et sera divisé vers les quatre vents des cieux; il n'appartiendra pas à ses descendants, et il ne sera pas aussi puissant qu'il était, car il sera déchiré, et il passera à d'autres qu'à eux. |
5 Dan zal de koning van het zuiden sterk worden, maar een van zijn vorsten zal sterker worden dan hij en heersen. Zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. |
5 En de koning van het zuiden, die een van zijne vorsten is, zal machtig worden; maar tegen dien zal er ook een machtig zijn en heersen en zijne heerschappij zal groot zijn. |
5 En de koning van het Zuiden zal sterk worden; maar een van zijn veldheren zal sterker worden dan hij en heersen: zijn heerschappij zal zeer groot zijn. |
5 Dan zal de koning van het Zuiden sterk worden, maar een van zijn oversten zal hem in sterkte overtreffen en heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn. |
5 Le roi du midi deviendra fort. Mais un de ses chefs sera plus fort que lui, et dominera; sa domination sera puissante. |
6 Na verloop van jaren zullen zij een verbintenis met elkaar aangaan. De dochter van de koning van het zuiden zal naar de koning van het noorden komen om een billijke overeenkomst aan te gaan. Zij zal echter geen kracht in haar arm meer overhebben, en ook hij zal niet standhouden, evenmin zijn arm. Zíj zal overgeleverd worden, evenals zij die haar gebracht hebben, hij die haar verwekt heeft en hij die haar in die tijden versterkt heeft. |
6 En na enige jaren zullen zij zich met elkander vermaagschappen en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden om alles te vereffenen; maar de macht van haren arm zal haar niet bijblijven, en hij en zijn arm zal ook geen stand houden, maar zij zal prijsgegeven worden, tegelijk met degenen, die haar gebracht hebben, en hem, die haar verwekt en dengene, die haar een wijle tijds machtig heeft gemaakt. |
6 Na verloop van jaren zullen zij een bondgenootschap aangaan, en zal een dochter van den koning van het Zuiden naar den koning van het Noorden gaan, om een schikking te treffen; maar het redmiddel zal niet van kracht blijven; ook zijn kroost zal niet standhouden: zijzelf zal prijsgegeven worden, alsmede hij die haar binnengebracht, hij die haar verwekt en hij die haar indertijd gestevigd had. |
6 En na verloop van jaren zullen zij zich verbinden: de dochter van de koning van het Zuiden zal komen tot de koning van het Noorden om een vergelijk te treffen, maar zij zal de sterkte van haar macht niet behouden, evenmin zal zijn macht standhouden; zij zal worden prijsgegeven, zo ook degenen die haar brachten, hij die haar verwekte, en hij die haar verwierf. |
6 Au bout de quelques années ils s'allieront, et la fille du roi du midi viendra vers le roi du septentrion pour rétablir la concorde. Mais elle ne conservera pas la force de son bras, et il ne résistera pas, ni lui, ni son bras; elle sera livrée avec ceux qui l'auront amenée, avec son père et avec celui qui aura été son soutien dans ce temps-là. |
7 Maar uit de loot van haar wortels zal er iemand in zijn plaats aan de macht komen. Hij zal met het leger komen en de vesting van de koning van het noorden binnentrekken, tegen hen optreden en hen onderwerpen. |
7 Maar een der spruiten van haren stam zal opkomen, die zal komen met een machtig heir en den koning van het Noorden in zijne sterkten overvallen en hij zal het uitvoeren en de overwinning behalen. |
7 Dan zal een uit de spruiten harer wortels zijn plaats innemen, naar het leger komen, tegen de vesting van den koning van het Noorden optrekken, ze onder handen nemen en sterk worden; |
7 En in die tijden zal een spruit uit haar wortels in zijn plaats oprijzen, en deze zal oprukken tegen het leger, de burcht van de koning van het Noorden binnentrekken, en zegevierend daartegen optreden. |
7 Un rejeton de ses racines s'élèvera à sa place; il viendra à l'armée, il entrera dans les forteresses du roi du septentrion, il en disposera à son gré, et il se rendra puissant. |
8 Ook zal hij hun goden met hun godenbeelden en met hun kostbare voorwerpen van zilver en goud als buit naar Egypte brengen, en zelf zal hij enige jaren standhouden tegen de koning van het noorden. |
8 Ook zal hij hunne goden en beelden, benevens de kostelijke kleinodiën, zo van zilver als goud, wegvoeren naar Egypte en enige jaren staande blijven tegen den koning van het Noorden. |
8 ook hun goden met hun beelden en hun kostbare vaten, zilver en goud, zal hij als oorlogsbuit naar Egypte brengen, en enige jaren zal hij den koning van het Noorden met rust laten. |
8 Ja, zelfs hun goden met hun gegoten beelden, met hun kostbare voorwerpen, zilver en goud, zal hij als buit naar Egypte voeren; hij zal enige jaren zich van strijd tegen de koning van het Noorden onthouden, |
8 Il enlèvera même et transportera en Egypte leurs dieux et leurs images de fonte, et leurs objets précieux d'argent et d'or. Puis il restera quelques années éloigné du roi du septentrion. |
9 Zo zal de koning van het zuiden in het koninkrijk komen en hij zal weer naar zijn eigen land terugkeren. |
9 En deze zal optrekken in het rijk van den koning van het Zuiden, maar weder in zijn land terugtrekken. |
9 Dan trekt deze tegen het rijk van den koning van het Zuiden op, maar moet naar zijn land terugkeren. |
9 Daarna zal deze het koninkrijk van de koning van het Zuiden binnenvallen, doch naar zijn eigen land moeten terugkeren. |
9 Et celui-ci marchera contre le royaume du roi du midi, et reviendra dans son pays. |
10 Dan zullen zijn zonen zich in de strijd mengen en een menigte grote legers verzamelen. Een van hen zal snel komen, het land overspoelen, doorkruisen en terugkomen, zich in de strijd mengen en tot zijn vesting doordringen. |
10 Maar zijne zonen zullen toornig worden en grote heirlegers bijeenbrengen; en een van hen zal komen en als een vloed daarheen vloeien en den strijd hervatten tot aan zijne vesting. |
10 En zijn zonen zullen zich ten oorlog rusten en een menigte grote legers verzamelen; hij zal optrekken, al verder en verder het land overstromen. dan terugkeren en den strijd hervatten tot aan zijn vesting. |
10 Dan zullen zijn zonen zich ten strijde rusten en een menigte grote legers verzamelen; een van hen zal tegen hem oprukken, als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen, en bij een hernieuwde stormloop komen tot aan zijn vesting. |
10 Ses fils se mettront en campagne et rassembleront une multitude nombreuse de troupes; l'un d'eux s'avancera, se répandra comme un torrent, débordera, puis reviendra; et ils pousseront les hostilités jusqu'à la forteresse du roi du midi. |
11 De koning van het zuiden zal verbitterd worden. Hij zal uittrekken en tegen hem, de koning van het noorden, oorlog voeren. Ook die zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn hand worden gegeven. |
11 Dan zal de koning van het Zuiden toornig worden en uittrekken en tegen den koning van het Noorden strijden en zulk ene grote menigte bijeenbrengen, dat die andere menigte in zijne hand zal gegeven worden. |
11 Dan zal de koning van het Zuiden zeer verbitterd worden, uitrukken en oorlogvoeren met hem, met den koning van het Noorden. Deze zal een talrijke menigte op de been brengen, en die menigte zal in zijn hand gegeven worden. |
11 Dan zal de koning van het Zuiden verbitterd worden en uittrekken en strijden met de koning van het Noorden, en deze zal een grote menigte op de been brengen, maar die menigte zal in zijn macht worden overgegeven. |
11 Le roi du midi s'irritera, il sortira et attaquera le roi du septentrion; il soulèvera une grande multitude, et les troupes du roi du septentrion seront livrées entre ses mains. |
12 Wanneer die menigte zal zijn weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen. Tienduizenden zal hij neervellen, maar toch zal hij zich niet kunnen versterken, |
12 En hij zal die menigte wegvoeren, daarover zal zijn hart zich verheffen, omdat hij zovele duizenden ternedergeveld heeft. Maar daarmede zal hij hen toch niet overweldigen; |
12 Als die menigte zal zijn weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen; hij zal tienduizenden vellen, maar niet sterk blijven. |
12 En wanneer die menigte is weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen; wel zal hij tienduizenden neervellen, maar toch niet sterk zijn. |
12 Cette multitude sera fière, et le coeur du roi s'enflera; il fera tomber des milliers, mais il ne triomphera pas. |
13 want de koning van het noorden zal terugkomen; hij zal een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na verloop van tijd, na enkele jaren, zal hij snel met een groot leger en met een grote uitrusting komen. |
13 want de koning van het Noorden zal wederom ene menigte, groter dan de vorige was, bijeenbrengen en na enige jaren zal hij optrekken met een groot heirleger en met vele lastdieren. |
13 En wederom zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, nog talrijker dan de eerste, en na verloop van tijd, van jaren, zal hij optrekken met een groot leger en een machtigen tros. |
13 En opnieuw zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, groter dan de eerste, en na een tijdsverloop van jaren zal hij tegen hem oprukken met een groot leger en een geweldige tros. |
13 Car le roi du septentrion reviendra et rassemblera une multitude plus nombreuse que la première; au bout de quelques temps, de quelques années, il se mettra en marche avec une grande armée et de grandes richesses. |
14 Ook zullen in die tijden velen opstaan tegen de koning van het zuiden. En de gewelddadigen uit uw volk zullen verheven worden om het visioen te bevestigen, maar zij zullen struikelen. |
14 En in dien tijd zullen velen zich kanten tegen den koning van het Zuiden; ook zullen enige afvalligen uit uw volk opstaan om de profetie te vervullen, maar zullen ten val geraken. |
14 In dezen tijd zullen velen opstaan tegen den koning van het Zuiden, en zonen van woestelingen onder uw landgenoten zullen zich verheffen om een gezicht tot waarheid te maken; maar zij zullen struikelen. |
14 In die tijden nu zullen velen opstaan tegen de koning van het Zuiden; ook zullen gewelddadige mensen uit uw volk zich verheffen om een gezicht tot werkelijkheid te maken, maar zij zullen struikelen. |
14 En ce temps-là, plusieurs s'élèveront contre le roi du midi, et des hommes violents parmi ton peuple se révolteront pour accomplir la vision, et ils succomberont. |
15 Dan zal de koning van het noorden komen en hij zal een belegeringsdam opwerpen en versterkte steden innemen. De krachtige armen van het zuiden zullen geen stand houden, ook zijn keurtroepen niet. Ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. |
15 Alzo zal de koning van het Noorden optrekken en wallen opwerpen en vaste steden innemen; en de heiren van het Zuiden zullen het niet kunnen beletten en zijn beste volk zal geen tegenstand kunnen bieden. |
15 Dan zal de koning van het Noorden komen, een wal opwerpen en een versterkte stad nemen; de verdedigingsmiddelen van het Zuiden zullen niet standhouden; zelfs niet zijn keurtroepen; er zal geen kracht zijn om stand te houden. |
15 En de koning van het Noorden zal komen, een wal opwerpen en een versterkte stad innemen; de strijdkrachten van het Zuiden zullen geen stand kunnen houden, noch ook de keurtroepen, ja, er zal geen kracht zijn om stand te houden. |
15 Le roi du septentrion s'avancera, il élèvera des terrasses, et s'emparera des villes fortes. Les troupes du midi et l'élite du roi ne résisteront pas, elles manqueront de force pour résister. |
16 Hij die tegen hem optrekt, zal handelen naar eigen goeddunken. Niemand zal tegen hem standhouden. Hij zal ook standhouden in het sieraadland en er zal vernietiging in zijn hand zijn. |
16 Maar hij zal, als hij tegen hem komt, zijnen wil doen en niemand zal hem kunnen weerstaan; hij zal ook in het gewenste land komen en zal het uitvoeren door zijne hand. |
16 Hij die tegen hem optrekt zal naar willekeur handelen, zonderdat iemand voor hem standhoudt, en hij zal postvatten in het Sieraadland, terwijl verdelging in zijn hand is. |
16 En hij die tegen hem optrekt, zal doen wat hem goeddunkt, en niemand zal voor hem standhouden; hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland en verdelging zal in zijn hand zijn. |
16 Celui qui marchera contre lui fera ce qu'il voudra, et personne ne lui résistera; il s'arrêtera dans le plus beau des pays, exterminant ce qui tombera sous sa main. |
17 Hij zal zijn zinnen erop zetten om met de kracht van heel zijn koninkrijk te komen, en billijke voorwaarden met zich meebrengen en die ten uitvoer brengen. Hij zal hem een dochter uit de vrouwen geven om het koninkrijk te gronde te richten, maar zij zal niet standhouden, en zij zal voor hem niet zijn. |
17 Daarna zal hij zijn aangezicht stellen om met de macht van zijn gehele koninkrijk te komen; doch hij zal zich met hem verzoenen en zal hem zijne dochter ten huwelijk geven, maar om hem te verderven; doch het zal hem niet gelukken en er zal niets van worden. |
17 Dan zal hij aanstalten maken om te komen met de macht van zijn gehele rijk en een vergelijk met hem treffen: een jong meisje zal hij hem geven om verderf aan te richten; maar het zal niet standhouden en hem niet baten. |
17 Dan zal hij ernaar streven om de macht te verwerven over het gehele koninkrijk van de ander en hij zal een vergelijk met hem treffen; een vrouw zal hij hem geven om het rijk te gronde te richten, maar dit zal niet slagen en hem niet tot voordeel zijn. |
17 Il se proposera d'arriver avec toutes les forces de son royaume, et de conclure la paix avec le roi du midi; il lui donnera sa fille pour femme, dans l'intention d'amener sa ruine; mais cela n'aura pas lieu, et ne lui réussira pas. |
18 Dan zal hij zijn zinnen zetten op de kustlanden en hij zal er vele veroveren. Een leider zal echter een einde maken aan zijn smaad tegen hem, zonder dat hij zijn smaad aan hem kan vergelden. |
18 Daarna zal hij zich keren tot de eilanden en er vele van overwinnen; maar een veldheer zal hem leren met zijne versmading op te houden en die versmading op hem zelven doen terugkeren. |
18 Dan zal hij zich wenden naar de Kustlanden en verscheidene veroveren; maar een veldheer zal aan den geleden smaad een eind maken, ja, den smaad dien hij hem aangedaan had op hemzelf doen neerkomen. |
18 En hij zal zijn aangezicht keren tegen de kustlanden en er vele veroveren, maar een bevelhebber zal hem met zijn smaad doen ophouden zonder dat hij hem diens smaad vergelden kan. |
18 Il tournera ses vues du côté des îles, et il en prendra plusieurs; mais un chef mettra fin à l'opprobre qu'il voulait lui attirer, et le fera retomber sur lui. |
19 Ten slotte zal hij zijn blik slaan op de vestingen van zijn eigen land, maar hij zal struikelen en ten val komen, en niet meer gevonden worden. |
19 Alzo zal hij zich weder keren naar de sterkten zijns lands en hij zal struikelen en vallen, dat men hem nergens meer zal vinden. |
19 Dan zal hij zich wenden naar de vestingen van zijn eigen land, maar hij zal struikelen, vallen en niet meer aangetroffen worden. |
19 Daarna zal hij zijn aangezicht keren naar de burchten van zijn eigen land; maar hij zal struikelen en vallen en niet meer gevonden worden. |
19 Il se dirigera ensuite vers les forteresses de son pays; et il chancellera, il tombera, et on ne le trouvera plus. |
20 In zijn plaats zal iemand opstaan die een belastinginner het land laat doorkruisen, in koninklijke heerlijkheid. Na enige dagen echter zal hij gebroken worden, maar niet door toorn en niet door oorlog. |
20 En in zijne plaats zal er een opstaan, die enen geldafperser door zijn heerlijk rijk zal doen doortrekken; maar na weinige dagen zal hij verbroken worden, nochtans niet door toorn noch door oorlog. |
20 In zijn plaats zal iemand optreden die een geldinzamelaar door het juweel van het koninkrijk zal doen trekken, maar na enige dagen, niet in toorn en niet in oorlog, verbroken zal worden. |
20 In zijn plaats zal iemand opstaan, die een afperser rondzendt door het heerlijkste deel van het koninkrijk, maar binnen enkele dagen zal hij verbroken worden, doch niet door toorn, noch door strijd. |
20 Celui qui le remplacera fera venir un exacteur dans la plus belle partie du royaume, mais en quelques jours il sera brisé, et ce ne sera ni par la colère ni par la guerre. |
21 In zijn plaats zal er een verachtelijk man opstaan. Men zal hem de koninklijke waardigheid niet geven. Maar hij zal komen in zorgeloze rust en het koningschap zal hij grijpen door vleierijen. |
21 En in zijne plaats zal er een verachte opstaan, voor wien de heerlijkheid der koninkrijks niet bestemd was; die zal midden in den vrede komen en hij zal het koninkrijk met zoete woorden innemen. |
21 In zijn plaats zal een verworpeling optreden, wien men de majesteit van het koninkrijk niet gegeven had, maar die onver-hoeds zal komen en zich door veinzerij meester maken van het koningsschap. |
21 En in zijn plaats zal een veracht man opstaan, wie men de koninklijke waardigheid niet had toegedacht; onverhoeds echter zal hij komen en zich meester maken van het koningschap door slinkse streken; |
21 Un homme méprisé prendra sa place, sans être revêtu de la dignité royale; il paraîtra au milieu de la paix, et s'emparera du royaume par l'intrigue. |
22 De krachtige armen van de overstroming zullen vóór hem weggespoeld worden en ze zullen gebroken worden, ook de vorst van het verbond. |
22 En de heiren, die gelijk een vloed daarheen vloeien, zullen door hem als door een vloed overvallen en verbroken worden; alsook de vorst, met wien het verbond gemaakt was. |
22 Machten zullen van voor zijn aangezicht weggespoeld en verbroken worden; ook een vorst des verbonds. |
22 Alles overstromende strijdkrachten zullen voor zijn aangezicht weggespoeld en vernietigd worden, ja, ook een vorst van het verbond. |
22 Les troupes qui se répandront comme un torrent seront submergées devant lui, et anéanties, de même qu'un chef de l'alliance. |
23 Want zodra men een verbintenis met hem is aangegaan, zal hij bedrog plegen. Hij zal oprukken en met weinig volk machtig worden. |
23 Want, nadat hij met hem vermaagschapt is, zal hij arglistig met hem handelen en zal optrekken en met weinig volk hem overweldigen. |
23 En zodra men zich met hem verbonden heeft, zal hij verraderlijk handelen; hij trekt op en betoont zich sterk, met weinig volk. |
23 En wanneer men met hem een verbond heeft aangegaan, zal hij bedrog plegen; zo zal hij omhoog komen en sterk worden, met weinig volk. |
23 Après qu'on se sera joint à lui, il usera de tromperie; il se mettra en marche, et il aura le dessus avec peu de monde. |
24 In zorgeloze rust zal hij ook in de vruchtbaarste streken van het gewest komen en hij zal doen wat zijn vaderen of voorvaderen niet hebben gedaan: roof, buit en bezittingen zal hij onder hen uitstrooien. En tegen vestingen zal hij zijn plannen beramen – maar slechts voor een tijd. |
24 En het zal hem gelukken, dat hij in de steden des lands zal komen, en doen hetgeen zijne vaders en zijne voorouders niet gedaan hebben, met roven, plunderen en buitmaken; en hij zal naar de allersterkste steden staan; dit alles echter slechts voor een tijd. |
24 Onverhoeds zal hij in de vetste delen ener landstreek komen en doen wat zijn vaderen en voorvaderen niet gedaan hebben, roof en buit en have kwistig uitdelen en aanslagen smeden tegen vestingen; maar slechts voor een tijd. |
24 Onverhoeds zal hij in de vruchtbaarste streken van het landschap komen, en doen wat zijn vaderen noch zijn voorvaderen gedaan hebben: roof en buit en have zal hij voor zijn mannen uitstrooien; ook tegen de versterkte plaatsen zal hij plannen beramen, maar slechts voor een tijd. |
24 Il entrera, au sein de la paix, dans les lieux les plus fertiles de la province; il fera ce que n'avaient pas fait ses pères, ni les pères de ses pères; il distribuera le butin, les dépouilles et les richesses; il formera des projets contre les forteresses, et cela pendant un certain temps. |
25 Ook zal hij zijn kracht en zijn hart opwekken tegen de koning van het zuiden, met een groot leger. De koning van het zuiden zal zich dan in de strijd mengen met een uitermate groot en machtig leger. Hij zal echter geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem bedenken. |
25 En hij zal zijne macht en zijn hart tegen den koning van het Zuiden richten met een groot heirleger; dan zal de koning van het Zuiden getergd worden tot den strijd met een groot en machtig heirleger; maar hij zal geen stand houden, want men zal verraad tegen hem smeden. |
25 Dan zal hij zijn macht en zijn moed tegen den koning van het zuiden bijeengaren, met een groot leger en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger; maar hij zal niet standhouden; want men zal aanslagen tegen hem smeden, |
25 Ook zal hij zijn kracht en zijn moed richten tegen de koning van het Zuiden met een groot leger, en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger, maar hij zal geen stand kunnen houden, want men zal plannen tegen hem beramen; |
25 A la tête d'une grande armée il emploiera sa force et son ardeur contre le roi du midi. Et le roi du midi s'engagera dans la guerre avec une armée nombreuse et très puissante; mais il ne résistera pas, car on méditera contre lui de mauvais desseins. |
26 Zij die van zijn gerechten eten, zullen hem breken. Zíjn leger zal wegspoelen en er zullen er velen dodelijk gewond vallen. |
26 En zelfs die zijn brood eten, zullen hem helpen verderven en zijn heir overvallen, zodat er zeer velen verslagen worden |
26 en zij die van zijn spijzen eten zullen hem breken, zijn leger zal wegvloeien, en vele gesneuvelden zullen vallen. |
26 Zijn eigen tafelgenoten zullen hem afbreuk doen en zijn leger zal wegspoelen, en er zullen vele verslagenen vallen. |
26 Ceux qui mangeront des mets de sa table causeront sa perte; ses troupes se répandront comme un torrent, et les morts tomberont en grand nombre. |
27 Het hart van deze twee koningen zal erop gericht zijn om kwaad te doen, en aan één tafel zullen zij leugens spreken. Maar het zal niet gelukken, want het einde wacht nog tot de vastgestelde tijd. |
27 En beide deze koningen zullen bedacht zijn in hun hart, hoe zij elkander schade zullen doen, en zullen echter, aan ééne tafel zittende, leugen tot elkander spreken; maar het zal hun mislukken, want het einde is nog tot een anderen tijd bestemd. |
27 Wat die beide koningen betreft, zij zullen op kwaad zinnen; aan een tafel gezeten, zullen zij leugens spreken. Maar het zal niet gelukken; want het einde blijft nog een tijdlang uit. |
27 En die beide koningen zullen kwaad in de zin hebben, en aan een tafel gezeten, zullen zij leugens spreken, maar het zal niet gelukken, want nog toeft het einde tot de vastgestelde tijd. |
27 Les deux rois chercheront en leur coeur à faire le mal, et à la même table ils parleront avec fausseté. Mais cela ne réussira pas, car la fin n'arrivera qu'au temps marqué. |
28 En de koning van het noorden zal terugkeren naar zijn land, met grote bezittingen, en zijn hart zal tegen het heilige verbond zijn. Hij zal zijn wil ten uitvoer brengen en terugkeren naar zijn land. |
28 Daarna zal hij weder naar huis trekken met grote goederen en zijn hart wenden tegen het heilig verbond; als hij dit uitgevoerd heeft, zal hij weder terugkeren naar zijn land. |
28 Dan zal hij met grote have naar zijn land terugkeren, en zal zijn hart vijandig gestemd zijn tegen het heilig verbond; hij zal handelend optreden en naar zijn land terugkeren. |
28 Dan zal hij naar zijn land terugkeren met rijke have, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; zo zal hij doen en naar zijn land terugkeren. |
28 Il retournera dans son pays avec de grandes richesses; il sera dans son coeur hostile à l'alliance sainte, il agira contre elle, puis retournera dans son pays. |
29 Op de vastgestelde tijd zal hij terugkeren en tegen het zuiden oprukken, maar het zal niet zijn zoals de eerste of zoals de laatste keer. |
29 Daarna zal hij op een bekwamen tijd weder tegen het Zuiden optrekken; echter zal het hem deze laatste maal niet gelukken gelijk de eerste maal. |
29 Ten bepaalden tijde zal hij weerkeren en het Zuiden binnendringen, maar het zal dezen keer niet gaan als voorheen. |
29 Ter bestemder tijd zal hij opnieuw in het Zuiden binnenvallen, maar de laatste keer zal het niet zijn zoals de eerste: |
29 A une époque fixée, il marchera de nouveau contre le midi; mais cette dernière fois les choses ne se passeront pas comme précédemment. |
30 Er zullen schepen van de Kittiërs tegen hem komen en hij zal terugschrikken. Hij zal terugkeren en toornen tegen het heilige verbond en hij zal zijn eigen wil ten uitvoer brengen. Hij zal, terwijl hij terugkeert, op hen letten die het heilige verbond verlaten. |
30 Want er zullen schepen uit Kittim tegen hem komen, dat hij versagen zal en weder moet terugkeren; dan zal hij tegen het heilige verbond toornig worden en zal het uitvoeren; en hij zal omzien en tot zich trekken degenen, die het heilige verbond verlaten. |
30 Tegen hem toch zullen schepen der Kittiers komen, en hij zal kleingemaakt worden. Dan zal hij weerkeren, in zijn woede zich aan het heilig verbond vergrijpen; huiswaarts gekeerd, zal hij zijn aandacht wijden aan de verzakers van het heilig verbond. |
30 Er zullen schepen der Kittiers tegen hem komen, zodat hij afgeschrikt wordt; maar op de terugweg zal hij vergramd worden tegen het heilig verbond en tot daden overgaan; en, teruggekeerd, zal hij zijn belangstelling wijden aan hen die het heilig verbond verzaken. |
30 Des navires de Kittim s'avanceront contre lui; découragé, il rebroussera. Puis, furieux contre l'alliance sainte, il ne restera pas inactif; à son retour, il portera ses regards sur ceux qui auront abandonné l'alliance sainte. |
31 Dan zullen er uit hem krachtige armen voortkomen. Die zullen het heiligdom en de vesting ontheiligen en het steeds terugkerende offer wegnemen en de verwoestende gruwel opstellen. |
31 En zijne heiren zullen daar staan, die het heiligdom in de vesting ontheiligen en het dagelijks offer wegdoen en een gruwel der verwoesting oprichten. |
31 Strijdkrachten zullen van zijnentwege postvatten en het heiligdom, de vesting, ontwijden, het dagelijks offer afschaffen en den ontzettenden gruwel oprichten: |
31 Dan zullen strijdmachten door hem op de been gebracht worden; zij zullen het heiligdom, de vesting, ontheiligen, het dagelijks offer doen ophouden en een gruwel oprichten, die verwoesting brengt. |
31 Des troupes se présenteront sur son ordre; elles profaneront le sanctuaire, la forteresse, elles feront cesser le sacrifice perpétuel, et dresseront l'abomination du dévastateur. |
32 En hen die goddeloos handelen tegen het verbond, zal hij doen huichelen door vleierijen. Het volk echter, zij die hun God kennen, zullen zij grijpen, en zij zullen hun wil ten uitvoer brengen. |
32 En hij zal huichelen en den goddelozen, die het verbond overtreden, goede woorden geven, maar het volk, dat zijnen God kent, zal moed grijpen en het uitvoeren. |
32 Hen die zich aan het verbond bezondigen zal hij door gladde woorden afvallig maken; maar het volk dergenen die hun God kennen zal zich verkloeken en handelend optreden. |
32 En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en daden doen. |
32 Il séduira par des flatteries les traîtres de l'alliance. Mais ceux du peuple qui connaîtront leur Dieu agiront avec fermeté, |
33 De verstandigen onder het volk zullen velen onderwijzen. Zij zullen struikelen door zwaard en vlam, door gevangenschap en beroving – dagenlang. |
33 En de verstandigen onder het volk zullen velen onderwijzen; doch zij zullen vallen door het zwaard, door het vuur, door ballingschap en door beroving, een tijd lang. |
33 En de kundigen onder het volk zullen velen inzicht geven, maar struikelen door zwaard en vuur, gevangenschap en beroving, een tijdlang. |
33 En de verstandigen onder het volk zullen velen tot inzicht brengen, maar zij zullen een tijdlang struikelen door zwaard en vuur, door gevangenschap en beroving. |
33 et les plus sages parmi eux donneront instruction à la multitude. Il en est qui succomberont pour un temps à l'épée et à la flamme, à la captivité et au pillage. |
34 Wanneer zij struikelen, zullen zij met weinig hulp geholpen worden. Velen zullen zich echter met vleierijen bij hen voegen. |
34 En als zij zullen vallen, zullen zij evenwel nog ene kleine hulp ontvangen; doch velen zullen zich bedriegelijk bij hen voegen. |
34 Maar als zij struikelen, zullen zij een kleine hulp verkrijgen, straks velen zich geveinsdelijk bij hen aansluiten. |
34 Doch, terwijl zij struikelen, zullen zij een kleine hulp vinden; dan zullen velen zich in huichelachtigheid bij hen aansluiten. |
34 Dans le temps où ils succomberont, ils seront un peu secourus, et plusieurs se joindront à eux par hypocrisie. |
35 Van de verstandigen zullen er struikelen, om hen te louteren, te reinigen en zuiver wit te maken, tot de tijd van het einde, want het wacht nog tot de vastgestelde tijd. |
35 En van de verstandigen zullen er enige vallen, opdat zij beproefd, rein en louter worden, totdat het een einde zal hebben; want er is nog een andere tijd voorhanden. |
35 En van de kundigen zullen sommige struikelen; opdat onder hen loutering, reiniging, zuivering plaatshebbe tot den tijd van het einde; want dit blijft nog enigen tijd uit. |
35 Sommige van de verstandigen zullen struikelen, opdat er onder hen loutering, schifting en zuivering teweeggebracht worde, tot aan de eindtijd; want deze toeft nog tot de vastgestelde tijd. |
35 Quelques-uns des hommes sages succomberont, afin qu'ils soient épurés, purifiés et blanchis, jusqu'au temps de la fin, car elle n'arrivera qu'au temps marqué. |
36 Die koning zal handelen naar eigen goeddunken. Hij zal zich verheffen en zich groot maken boven elke god. Hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken. Hij zal voorspoedig zijn tot de gramschap voltrokken is. Want wat vast besloten is, zal gebeuren. |
36 En deze koning zal doen wat hij wil en zal zichzelf verheffen en opwerpen tegen alles wat god is, en tegen den God aller goden zal hij lastertaal spreken; en het zal hem gelukken, totdat de toorn zal voleindigd zijn; want het is vast besloten en zal geschieden. |
36 En de koning zal naar willekeur handelen, zich verheffen en zich overmoedig gedragen tegen elken god, en tegen den god der goden zal hij ongehoorde dingen spreken, en voorspoedig zijn totdat de gramschap ten einde is; want wat besloten is geschiedt. |
36 En de koning zal doen wat hem goeddunkt; hij zal zich verhovaardigen en zich verheffen tegen elke god, zelfs tegen de God der goden zal hij ongehoorde woorden spreken, en hij zal voorspoedig zijn, totdat de maat van de gramschap vol is; want wat vastbesloten is, geschiedt. |
36 Le roi fera ce qu'il voudra; il s'élèvera, il se glorifiera au-dessus de tous les dieux, et il dira des choses incroyables contre le Dieu des dieux; il prospérera jusqu'à ce que la colère soit consommée, car ce qui est arrêté s'accomplira. |
37 En hij zal niet letten op de goden van zijn vaderen, en ook niet op het verlangen van de vrouwen. Hij zal op geen enkele god letten, maar zichzelf boven alles groot maken. |
37 En de goden zijner vaderen zal hij niet achten; hij zal noch vrouwenliefde noch enigen god achten; want hij zal zich boven alles verheffen. |
37 Op de goden zijner vaderen zal hij niet achtslaan, noch op den Lust der vrouwen, noch op enigen anderen god; want hij zal zich overmoedig tegen allen gedragen. |
37 Ook op de goden zijner vaderen zal hij geen acht slaan; op de lieveling der vrouwen noch op enige andere god zal hij acht slaan, want tegen alle zal hij zich verheffen. |
37 Il n'aura égard ni aux dieux de ses pères, ni à la divinité qui fait les délices des femmes; il n'aura égard à aucun dieu, car il se glorifiera au-dessus de tous. |
38 En hij zal de god van de vestingen in zijn standplaats eren. Hij zal namelijk de god die zijn vaderen niet gekend hebben, eren met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbaarheden. |
38 Maar in plaats daarvan zal hij den god der vestingen eren; want hij zal een god, van welken zijne vaders niet geweten hebben, eren met goud, zilver, edelgesteenten en kleinodiën. |
38 Maar hij zal in hun plaats den god der vestingen vereren; een god dien zijn vaderen niet gekend hebben zal hij eren met goud, zilver, edelgesteenten en kostbaarheden. |
38 Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben, zal hij vereren met goud en zilver en edelgesteenten en kostbaarheden. |
38 Toutefois il honorera le dieu des forteresses sur son piédestal; à ce dieu, que ne connaissaient pas ses pères, il rendra des hommages avec de l'or et de l'argent, avec des pierres précieuses et des objets de prix. |
39 Hij zal versterkte vestingen maken samen met een vreemde god. Voor hen die hij zal kennen, zal hij de eer laten toenemen en hen laten heersen over velen en hij zal het land uitdelen als beloning. |
39 En hij zal de vestingen versterken met dien god; en dengenen, die dezen erkennen, zal hij grote eer aandoen en hen tot heren maken over grote goederen en hun land toedelen tot beloning. |
39 Hij zal tot bezetting van de vestingen gebruik maken van het volk van den buitenlandschen god; wie dezen god erkennen dien verleent hij hooge eer, hen maakt hij tot heerschers over velen, en hij deelt hun tegen betaling land uit. |
39 En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god; ieder die deze erkent, zal tot grote eer komen; hij zal hen tot heersers maken over velen en grond aan hen toedelen als beloning. |
39 C'est avec le dieu étranger qu'il agira contre les lieux fortifiés; et il comblera d'honneurs ceux qui le reconnaîtront, il les fera dominer sur plusieurs, il leur distribuera des terres pour récompense. |
40 Dan zal in de tijd van het einde de koning van het zuiden hem met de horens stoten. En de koning van het noorden zal op hem aanstormen met wagens en met ruiters en met vele schepen. Hij zal de landen binnentrekken, ze overspoelen en erdoorheen trekken. |
40 En op den tijd van het einde zal de koning van het Zuiden met de hoornen tegen hem stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanrukken met wagens, ruiters en vele schepen; en hij zal in de landen vallen en die verderven en doortrekken. |
40 Maar ten tijde van het einde zal de koning van het Zuiden op hem losgaan, en de koning van het Noorden zal op hem aanstormen met wagens en ruiters en veel schepen. Hij zal in de landen binnendringen en ze verder en verder overstromen. |
40 Maar in de eindtijd zal met hem de koning van het Zuiden in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnenvallen, en als een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. |
40 Au temps de la fin, le roi du midi se heurtera contre lui. Et le roi du septentrion fondra sur lui comme une tempête, avec des chars et des cavaliers, et avec de nombreux navires; il s'avancera dans les terres, se répandra comme un torrent et débordera. |
41 Hij zal het sieraadland binnentrekken, en vele landen zullen struikelen. Maar deze zijn het die aan zijn hand zullen ontkomen: Edom, Moab en de voornaamsten van de zonen van Ammon. |
41 Hij zal ook in het gewenste land vallen en velen zullen omkomen; doch dezen zullen uit zijne hand ontkomen: Edom, Moab en de voornaamste der kinderen Ammons. |
41 Ook zal hij doordringen in het Sieraadland; veel landen zullen struikelen, maar de volgende aan zijn hand ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. |
41 Ook het Sieraadland zal hij binnenvallen, en velen zullen struikelen; maar aan zijn macht zullen ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten. |
41 Il entrera dans le plus beau des pays, et plusieurs succomberont; mais Edom, Moab, et les principaux des enfants d'Ammon seront délivrés de sa main. |
42 Hij zal zijn hand tegen de landen uitstrekken. Ook voor het land Egypte is er geen ontkomen aan. |
42 En hij zal zijne hand uitstrekken naar de landen en Egypte zal hem niet ontkomen, |
42 Dan zal hij zijn hand naar landen uitstrekken, en ook Egypteland zal zijn lot niet ontgaan. |
42 En hij zal zijn hand uitstrekken tegen de landen, en het land Egypte zal niet ontkomen, |
42 Il étendra sa main sur divers pays, et le pays d'Egypte n'échappera point. |
43 Hij zal heersen over de verborgen schatten van goud en zilver en al de kostbaarheden van Egypte. De Libiërs en de Cusjieten zullen in zijn voetstappen treden. |
43 maar hij zal heersen over de gouden en zilveren schatten en over alle kleinodiën van Egypte; en Libyers en Moren zullen in zijn leger zijn. |
43 Hij zal zich meester maken van de gouden en zilveren schatten en alle kostbaarheden van Egypte, terwijl Libyers en Ethiopiers hem volgen op zijn schreden. |
43 Maar hij zal de schatten bemachtigen van goud en zilver en alle kostbaarheden van Egypte; en Libiers en Ethiopiers zullen in zijn gevolg zijn. |
43 Il se rendra maître des trésors d'or et d'argent, et de toutes les choses précieuses de l'Egypte; les Libyens et les Ethiopiens seront à sa suite. |
44 Maar de geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem schrik aanjagen. Daarom zal hij in grote grimmigheid uittrekken om velen weg te vagen en met de ban te slaan. |
44 Maar een gerucht uit het Oosten en Noorden zal hem verschrikken en hij zal met grote grimmigheid uittrekken, met het voornemen om velen te verwoesten en te vernielen; |
44 Maar geruchten zullen hem verschrikken uit het oosten en het noorden, en in hevige gramschap zal hij uittrekken om velen te verdelgen en uit te roeien. |
44 Doch geruchten uit het oosten en uit het noorden zullen hem ontstellen, zodat hij in grote grimmigheid zal uittrekken om velen te verdelgen en te vernietigen. |
44 Des nouvelles de l'orient et du septentrion viendront l'effrayer, et il partira avec une grande fureur pour détruire et exterminer des multitudes. |
45 En hij zal de tenten van zijn paleis tussen de zeeën opzetten, bij de berg van het heilig sieraad. Dan zal hij tot zijn einde komen, en geen helper hebben. |
45 en hij zal zijne koninklijke tent opslaan tussen de zeeën tegen den heerlijken, heiligen berg, totdat het met hem een einde neemt en niemand zal hem helpen. |
45 Hij zal zijn vorstelijke tent spannen tussen de zee en den berg van het heilig Sieraad; maar dan aan zijn einde komen, zonderdat iemand hem helpt. |
45 Hij zal zijn staatsietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sieraad, maar dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand hem helpt. |
45 Il dressera les tentes de son palais entre les mers, vers la glorieuse et sainte montagne Puis il arrivera à la fin, sans que personne lui soit en aide. |