Daniël 7
© NBG
© NBV 2021
1 In het eerste jaar van Belsassar, de koning van Babel, zag Daniel een droom en gezichten die hem op zijn legerstede voor ogen kwamen. Toen schreef hij de droom op. 1-2  In het eerste jaar van koning Belsassar van Babylonië had Daniël een droom, beelden kwamen in hem op tijdens zijn slaap. Hij schreef die droom op en zijn verslag begon aldus: ‘Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag hoe de vier winden van de hemel de grote zee in beroering brachten.
2 Begin van het bericht. Daniel hief aan en zeide: Ik had in de nacht een gezicht en zie, de vier winden des hemels brachten de grote zee in beroering,
3 En vier grote dieren stegen uit de zee op, het ene verschillend van het andere. 3 Vier grote dieren rezen op uit de zee, elk met een andere gestalte.
4 Het eerste geleek op een leeuw, en het had adelaarsvleugels. Terwijl ik bleef toezien, werden het de vleugels uitgerukt, en werd het van de grond opgeheven en op twee voeten overeind gezet als een mens, en werd het een mensenhart gegeven. 4 Het eerste dier leek op een leeuw, maar dan met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt, hoe het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een mens en ook het hart van een mens kreeg.
5 En zie, een ander dier, het tweede, geleek op een beer; het richtte zich op de ene zijde op, en drie ribben waren in zijn muil tussen zijn tanden; en men sprak tegen hem aldus: sta op, eet veel vlees. 5 Toen verscheen er een tweede dier; het leek op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben tussen de tanden van zijn muil, en het dier werd aangespoord met de woorden: “Sta op, eet veel vlees.”
6 Daarna zag ik, en zie, een ander dier, gelijk een panter; het had vier vogelvleugels op zijn rug en vier koppen. En aan hem werd heerschappij gegeven. 6 Daarna zag ik een ander dier; het leek op een panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld.
7 Daarna zag ik in de nachtgezichten en zie, een vierde dier, vreselijk, schrikwekkend en geweldig sterk; het had grote, ijzeren tanden: het at en vermaalde, en wat overbleef, vertrad het met zijn poten; en dit dier verschilde van alle vorige, en het had tien horens. 7 Daarna zag ik in mijn nachtelijk visioen een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk, met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef vertrapte het met zijn poten. Het was anders dan de dieren die daarvoor verschenen waren, en het had tien hoorns.
8 Terwijl ik op die horens lette, zie, daartussen verhief zich een andere kleine horen, en drie van de vorige horens werden daarvoor uitgerukt; en zie, in die horen waren ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak. 8 Toen ik naar de hoorns keek zag ik hoe een kleine, nieuwe hoorn tussen de andere opkwam; drie van de oude hoorns werden uitgerukt om er plaats voor te maken. En in die hoorn bevonden zich ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak.
9 Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als sneeuw en zijn hoofdhaar blank als wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend vuur; 9 Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur.
10 En een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit; duizendmaal duizenden dienden hem en tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. De vierschaar zette zich neder en de boeken werden geopend. 10 Een rivier van vuur welde op en stroomde voor Hem uit. Duizend maal duizenden dienden Hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor Hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.
11 Toen keek ik toe vanwege het geluid der grote woorden welke de horen sprak; terwijl ik bleef toekijken, werd het dier gedood, zijn lichaam werd vernietigd en prijsgegeven aan de brand van het vuur. 11 Ik zag hoe het dier werd gedood vanwege de grootspraak van de hoorn, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en aan de vlammen werd prijsgegeven.
12 Ook aan de overige dieren werd de heerschappij ontnomen, en hun werd een levensduur gegeven tot tijd en wijle. 12 De andere dieren werd wel hun macht ontnomen, maar hun werd nog enige tijd van leven gegund.
13 Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon; hij begaf zich tot de Oude van dagen, en men leidde hem voor deze; 13 In mijn nachtelijk visioen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor Hem geleid.
14 En hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natien en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet zal vergaan, en zijn koningschap is een, dat onverderfelijk is. 14 Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij, die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
15 De geest van mij, Daniel, was ontroerd in mijn binnenste, en de gezichten die mij voor ogen waren gekomen, ontstelden mij. 15 Ik, Daniël, was tot in het diepst van mijn gemoed geraakt; de beelden die door mijn hoofd gingen brachten mij in verwarring.
16 Ik naderde een van hen die daar stonden, en vroeg hem de ware zin van dit alles, en hij sprak tot mij en gaf mij de uitlegging daarvan te kennen: 16 Ik wendde me tot een van de omstanders en vroeg hem naar de ware betekenis van dit alles. Hij gaf mij deze verklaring:
17 Die grote dieren, die vier, zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen; 17 “Die grote dieren, vier in getal, duiden op vier koningen die uit de aarde zullen opkomen.
18 Daarna zullen de heiligen des Allerhoogsten het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap bezitten tot in eeuwigheid, ja, tot in eeuwigheid der eeuwigheden. 18 Daarna zullen de heiligen van de Allerhoogste het koningschap ontvangen, en zij zullen het koningschap altijd behouden – voor eeuwig en altijd.”
19 Toen wilde ik de ware zin weten van het vierde dier, dat van die alle verschilde, dat buitengewoon vreselijk was met zijn ijzeren tanden en zijn koperen klauwen, dat at en vermaalde en wat overbleef met zijn poten vertrad, 19 Toen wilde ik de ware betekenis weten van het vierde dier, dat anders was dan alle andere, buitengewoon angstaanjagend met zijn ijzeren tanden en bronzen klauwen, dat alles vrat en vermaalde en wat overbleef met zijn poten vertrapte;
20 En van de tien horens, welke op zijn kop waren, en van die andere, die zich verhief en waarvoor er drie uitvielen, terwijl deze horen met ogen en een mond vol grootspraak, er groter uitzag dan de andere. 20 en de betekenis van de tien hoorns op zijn kop en van de nieuwe hoorn die opkwam, waarvoor er drie moesten wijken – de hoorn met ogen en een mond vol grootspraak die er groter uitzag dan de andere.
21 Ik zag, dat die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht, 21 Ik had immers gezien hoe die hoorn strijd voerde tegen de heiligen en hen overwon,
22 Totdat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen. 22 totdat de oude wijze kwam, er recht werd verschaft aan de heiligen van de allerhoogste God en de tijd aanbrak dat de heiligen het koningschap in bezit kregen.
23 Hij sprak aldus: Dat vierde dier is het vierde koninkrijk, dat op aarde zal zijn, dat verschillen zal van alle [andere] koninkrijken, en dat de gehele aarde zal verslinden en haar zal vertreden en vermorzelen. 23 Hij zei: “Dat vierde dier duidt op een vierde koninkrijk dat op aarde zal komen, anders dan alle andere koninkrijken, en dat de hele aarde zal verslinden, vertrappen en vermorzelen.
24 En de tien horens; uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan, en na hen zal een ander opstaan; die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen. 24 Die tien hoorns duiden op tien koningen die uit dat koninkrijk zullen opstaan, maar na hen zal een andere opstaan, anders dan alle vorige, en deze zal drie koningen ten val brengen.
25 Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen, en zij zullen in zijn macht gegeven worden voor een tijd en tijden en een halve tijd; 25 Hij zal een grote mond opzetten tegen de allerhoogste God, en de heiligen van de Allerhoogste onderdrukken. Hij zal proberen hun feestdagen en hun wet te veranderen, en zij zullen aan hem overgeleverd zijn voor één tijd, een dubbele tijd en een halve tijd.
26 Dan zal de vierschaar zich nederzetten, en men zal hem de heerschappij ontnemen en hem verdelgen en vernietigen tot het einde. 26 Dan zal het hof plaatsnemen en zal hem zijn heerschappij ontnomen worden, hij zal voor eeuwig verdelgd en vernietigd worden.
27 En het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen. 27 Het koningschap, de heerschappij en de grootheid van alle koninkrijken onder de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de Allerhoogste. Hun koningschap is een eeuwig koningschap en alle machten zullen hen dienen en gehoorzamen.”
28 Hier eindigt het bericht. Wat mij, Daniel, betreft, mijn gedachten ontstelden mij zeer, zodat mijn gelaatskleur verschoot; en ik bewaarde deze woorden in mijn hart. 28 Hier eindigt mijn verslag. Wat mij, Daniël, betreft, mijn gedachten brachten mij geheel in verwarring en ik werd bleek; ik bewaarde wat ik gezien had in mijn hart.’