|
1 Het woord van de HEERE kwam tot mij: |
1 Het woord des Heren kwam tot mij: |
1 La parole de l'Eternel me fut adressée, en ces mots: |
2 Mensenkind, laat Jeruzalem zijn gruweldaden weten, |
2 Mensenkind, doe Jeruzalem haar gruwelen kennen |
2 Fils de l'homme, fais connaître à Jérusalem ses abominations! |
3 en zeg: Zo zegt de Heere HEERE tegen Jeruzalem: Uw oorsprong en uw geboorte zijn uit het land van de Kanaänieten. Uw vader was die Amoriet en uw moeder een Hethitische. |
3 En zeg: zo spreekt de Here Here tot Jeruzalem: gij zijt naar afkomst en geboorte uit het land der Kanaanieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder een Hethitische. |
3 Tu diras: Ainsi parle le Seigneur, l'Eternel, à Jérusalem: Par ton origine et ta naissance tu es du pays de Canaan; ton père était un Amoréen, et ta mère une Héthienne. |
4 Wat uw geboorte betreft, op de dag dat u geboren werd, werd uw navelstreng niet afgesneden, werd u niet met water schoongewassen, werd u ook al niet met zout ingewreven, en al helemaal niet in doeken gewikkeld. |
4 Wat uw geboorte aangaat: toen gij geboren waart, werd uw navelstreng niet afgesneden en werdt gij niet tot uw reiniging met water gewassen; ook werdt gij niet met zout ingewreven noch in windsels gewikkeld. |
4 A ta naissance, au jour où tu naquis, ton nombril n'a pas été coupé, tu n'as pas été lavée dans l'eau pour être purifiée, tu n'as pas été frottée avec du sel, tu n'as pas été enveloppée dans des langes. |
5 Geen oog zag naar u om, om een van die dingen uit medelijden bij u te doen. U werd weggeworpen op het open veld uit afschuw voor uw leven op de dag dat u geboren werd. |
5 Geen oog zag met ontferming op u neer om uit mededogen een dezer dingen aan u te doen, maar gij werdt weggeworpen op het veld, omdat men geen waarde hechtte aan uw leven, toen gij geboren waart. |
5 Nul n'a porté sur toi un regard de pitié pour te faire une seule de ces choses, par compassion pour toi; mais tu as été jetée dans les champs, le jour de ta naissance, parce qu'on avait horreur de toi. |
6 Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u trappelend in uw bloed en Ik zei tegen u in uw bloed: Leef! Ja, Ik zei tegen u in uw bloed: Leef! |
6 Toen kwam Ik voorbij u, en Ik zag u trappelen in het bloed van uw geboorte en Ik zeide tot u, in uw bloed: leef; ja, Ik zeide tot u, in uw bloed: leef. |
6 Je passai près de toi, je t'aperçus baignée dans ton sang, et je te dis: Vis dans ton sang! je te dis: Vis dans ton sang! |
7 Ik heb u even overvloedig gemaakt als het gewas op het veld. U groeide op, u werd groot en u kwam tot grote schoonheid. Uw borsten werden stevig, uw haar groeide, maar u was naakt en bloot. |
7 Ik deed u opgroeien als het veldgewas, gij groeidet op en werdt groot en kwaamt tot volle schoonheid; uw borsten werden vast en uw haar groeide; maar gij waart naakt en bloot. |
7 Je t'ai multipliée par dix milliers, comme les herbes des champs. Et tu pris de l'accroissement, tu grandis, tu devins d'une beauté parfaite; tes seins se formèrent, ta chevelure se développa. Mais tu étais nue, entièrement nue. |
8 Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd van de liefde. Zo spreidde Ik Mijn vleugel over u uit en bedekte uw naaktheid. Daarop zwoer Ik u een eed en ging een verbond met u aan, spreekt de Heere HEERE, en zo werd u van Mij. |
8 Toen kwam Ik voorbij u en zag u, en zie, de tijd der liefde was voor u gekomen; Ik spreidde de slip van mijn kleed over u en bedekte uw naaktheid, Ik ging onder ede een verbond met u aan, luidt het woord van de Here Here; zo werdt gij de mijne. |
8 Je passai près de toi, je te regardai, et voici, ton temps était là, le temps des amours. J'étendis sur toi le pan de ma robe, je couvris ta nudité, je te jurai fidélité, je fis alliance avec toi, dit le Seigneur, l'Eternel, et tu fus à moi. |
9 Daarop waste Ik u met water, spoelde uw bloed van u af en zalfde u met olie. |
9 Toen wies Ik u met water, spoelde het bloed van u af en zalfde u met olie. |
9 Je te lavai dans l'eau, je fis disparaître le sang qui était sur toi, et je t'oignis avec de l'huile. |
10 Ik trok u kleurrijk geborduurde kleding aan, schoeide u met zeekoeienhuiden, omwikkelde u met fijn linnen en bedekte u met zijde. |
10 Ik bekleedde u met een kleurig geborduurd gewaad, schoeide u met het kostbaarste leder, wond u een fijn linnen hoofddoek om en hulde u in zijde. |
10 Je te donnai des vêtements brodés, et une chaussure de peaux teintes en bleu; je te ceignis de fin lin, et je te couvris de soie. |
11 Ik tooide u met sieraden. Ik deed armbanden om uw polsen en een ketting om uw nek. |
11 Ik tooide u met sieraden, deed armbanden aan uw armen en een keten om uw hals. |
11 Je te parai d'ornements: je mis des bracelets à tes mains, un collier à ton cou, |
12 Ook deed Ik een ring door uw neus, oorbellen aan uw oren en zette een sierlijke kroon op uw hoofd. |
12 Ik gaf u een ring voor uw neus, oorringen voor uw oren en een sierlijke kroon op het hoofd. |
12 je mis un anneau à ton nez, des pendants à tes oreilles, et une couronne magnifique sur ta tête. |
13 Zo werd u getooid met goud en zilver. Uw kleding was van fijn linnen en zijde, en voorzien van kleurrijk borduurwerk. Meelbloem, honing en olie at u. U werd buitengewoon mooi, en werd geschikt voor het koningschap. |
13 Gij tooidet u met goud en zilver, uw kleding was fijn linnen en zijde en kleurig geborduurd gewaad. Gij at fijn meel, honig en olie, en gij werdt uitermate schoon, ja, het koningschap waardig. |
13 Ainsi tu fus parée d'or et d'argent, et tu fus vêtue de fin lin, de soie et d'étoffes brodées. La fleur de farine, le miel et l'huile, furent ta nourriture. Tu étais d'une beauté accomplie, digne de la royauté. |
14 Van u ging een naam uit onder de heidenvolken vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt door Mijn glorie, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE. |
14 Zo ging er een roep van u uit onder de volken vanwege uw schoonheid, want die was volmaakt, dank zij de sieraden waarmee Ik u getooid had, luidt het woord van de Here Here. |
14 Et ta renommée se répandit parmi les nations, à cause de ta beauté; car elle était parfaite, grâce à l'éclat dont je t'avais ornée, dit le Seigneur, l'Eternel. |
15 Maar u vertrouwde op uw schoonheid en bedreef hoererij, trots op uw naam. U hebt uw hoererijen uitgestort over ieder die voorbijtrok, uw schoonheid was voor hem! |
15 Maar gij hebt op uw schoonheid vertrouwd en ontucht gepleegd, trots op uw faam, en gij hebt aan iedere voorbijganger uw ontucht opgedrongen: het zou voor hem zijn. |
15 Mais tu t'es confiée dans ta beauté, et tu t'es prostituée, à la faveur de ton nom; tu as prodigué tes prostitutions à tous les passants, tu t'es livrée à eux. |
16 U nam een deel van uw kleding, maakte daarmee voor uzelf de hoogten kleurrijk en bedreef er hoererij op. Nooit is zoiets voorgekomen en het zal nooit meer gebeuren. |
16 Gij hebt van uw klederen genomen, de hoogten kleurig gemaakt en daarop ontucht gepleegd; nooit is zo iets voorgekomen en nooit zal het weer geschieden. |
16 Tu as pris de tes vêtements, tu t'es fait des hauts lieux que tu as garnis d'étoffes de toutes couleurs, et tu t'y es prostituée: rien de semblable n'était arrivé et n'arrivera jamais. |
17 U nam uw sieraden van Mijn goud en van Mijn zilver dat Ik u gegeven had, en maakte voor uzelf mannenbeelden en daarmee bedreef u hoererij. |
17 Ook hebt gij uw sieraden van goud en zilver, dat Ik u gegeven had, genomen en u daarvan mansbeelden gemaakt en daarmee ontucht gepleegd. |
17 Tu as pris ta magnifique parure d'or et d'argent, que je t'avais donnée, et tu en as fait des simulacres d'hommes, auxquels tu t'es prostituée. |
18 U nam uw kleurrijk geborduurde kleding en bedekte ze daarmee. U zette Mijn olie en Mijn reukwerk voor hen neer. |
18 Gij hebt uw kleurig geborduurde gewaden genomen en hen daarin gehuld; mijn olie en mijn reukwerk hebt gij hun voorgezet. |
18 Tu as pris tes vêtements brodés, tu les en as couverts, et tu as offert à ces simulacres mon huile et mon encens. |
19 En Mijn brood, dat Ik u had gegeven, en de meelbloem, olie en honing, die Ik u te eten had gegeven, hebt u hun aangeboden als een aangename geur. Zo gebeurde dat, spreekt de Heere HEERE. |
19 De spijze die Ik u gegeven had (fijn meel, olie en honig gaf Ik u te eten) hebt gij hun tot een liefelijke reuk voorgezet. Zelfs is het zover gekomen luidt het woord van de Here Here, |
19 Le pain que je t'avais donné, la fleur de farine, l'huile et le miel, dont je te nourrissais, tu leur as offert ces choses comme des parfums d'une odeur agréable. Voilà ce qui est arrivé, dit le Seigneur, l'Eternel. |
20 U nam uw zonen en uw dochters, die u Mij gebaard had en bracht ze als offer voor hen om te eten. Waren uw hoererijen niet genoeg, |
20 Dat gij de zonen en dochters die gij Mij gebaard hadt, genomen en ten offer gebracht hebt, hun tot spijze. Was uw ontucht niet voldoende, |
20 Tu as pris tes fils et tes filles, que tu m'avais enfantés, et tu les leur as sacrifiés pour qu'ils leur servent d'aliment: n'était-ce pas assez de tes prostitutions? |
21 dat u Mijn kinderen geslacht hebt, ze prijsgegeven hebt, toen u ze voor hen door het vuur liet gaan? |
21 Dat gij ook mijn zonen geslacht hebt en die hebt overgegeven door ze voor hen te verbranden? |
21 Tu as égorgé mes fils, et tu les as donnés, en les faisant passer par le feu en leur honneur. |
22 Ook hebt u bij al uw gruweldaden en uw hoererijen niet gedacht aan de dagen van uw jeugd, toen u naakt en bloot was, trappelend in uw bloed. |
22 Bij al uw gruwelen en uw ontucht hebt gij niet gedacht aan de dagen van uw jeugd, toen gij naakt en bloot waart en laagt te trappelen in uw bloed. |
22 Au milieu de toutes tes abominations et de tes prostitutions, tu ne t'es pas souvenue du temps de ta jeunesse, lorsque tu étais nue, entièrement nue, et baignée dans ton sang. |
23 Na al uw kwaad gebeurde het – wee, wee u! spreekt de Heere HEERE – |
23 En na al uw boosheid (wee, wee u! luidt het woord van de Here Here) |
23 Après toutes tes méchantes actions, -malheur, malheur à toi! dit le Seigneur, l'Eternel, - |
24 dat u voor uzelf een verhoging bouwde en voor u zelf op elk plein een hoogte maakte. |
24 Hebt gij u een verhoging gebouwd en een verhevenheid op elk plein gemaakt. |
24 tu t'es bâti des maisons de prostitution, tu t'es fait des hauts lieux dans toutes les places; |
25 Bij elk kruispunt bouwde u uw hoogten. U misbruikte uw schoonheid afschuwelijk, u spreidde uw benen voor ieder die voorbijtrok en maakte uw hoererijen talrijk. |
25 Op elk kruispunt hebt gij uw verhevenheid gebouwd, uw schoonheid weggeschonken, u aan iedere voorbijganger schaamteloos aangeboden en veel ontucht gepleegd. |
25 l'entrée de chaque chemin tu as construit tes hauts lieux, tu as déshonoré ta beauté, tu t'es livrée à tous les passants, tu as multiplié tes prostitutions. |
26 U bedreef hoererij met de Egyptenaren, uw zwaargeschapen buren. U maakte uw hoererijen talrijk, zodat u Mij tot toorn verwekte. |
26 Ook hebt gij ontucht gepleegd met de Egyptenaren, uw wellustige naburen; veel ontucht hebt gij gepleegd, waarmee gij Mij hebt gekrenkt. |
26 Tu t'es prostituée aux Egyptiens, tes voisins au corps vigoureux, et tu as multiplié tes prostitutions pour m'irriter. |
27 Zie, daarop strekte Ik Mijn hand tegen u uit en verminderde het u toegewezen deel, en Ik gaf u over aan de willekeur van hen die u haten, aan de dochters van de Filistijnen, die te schande werden vanwege uw schandelijk gedrag. |
27 Maar zie, Ik heb mijn hand tegen u uitgestrekt, het u toegewezen deel verkleind en u overgegeven aan het goeddunken van wie u haten: de dochters der Filistijnen, die zich schamen over uw schandelijke levenswijze. |
27 Et voici, j'ai étendu ma main contre toi, j'ai diminué la part que je t'avais assignée, je t'ai livrée à la volonté de tes ennemies, les filles des Philistins, qui ont rougi de ta conduite criminelle. |
28 Daarna bedreef u hoererij met de Assyriërs, omdat u onverzadigbaar was. U bleef hoererij met hen bedrijven, en nog raakte u niet verzadigd. |
28 Bovendien hebt gij ontucht gepleegd met de Assyriers, omdat gij niet te bevredigen waart; ja, gij hebt ontucht met hen gepleegd en toch zijt gij niet bevredigd geworden. |
28 Tu t'es prostituée aux Assyriens, parce que tu n'étais pas rassasiée; tu t'es prostituée à eux, et tu n'as pas encore été rassasiée. |
29 Vervolgens maakte u uw hoererij talrijk tot in het land van de kooplieden, Chaldea. En ook daardoor raakte u niet verzadigd. |
29 Eveneens hebt gij veel ontucht gepleegd met het handelsland Chaldea, maar ook daardoor werdt gij niet bevredigd. |
29 Tu as multiplié tes prostitutions avec le pays de Canaan et jusqu'en Chaldée, et avec cela tu n'as pas encore été rassasiée. |
30 Wat moet uw hart verkommerd zijn – spreekt de Heere HEERE – bij het doen van dit alles: werk van een schaamteloze vrouw die een hoer is! |
30 Hoe werdt gij door hartstocht verteerd, luidt het woord van de Here Here, dat gij dit alles gedaan hebt, het werk van een brutale hoer, |
30 Quelle faiblesse de coeur tu as eue, dit le Seigneur, l'Eternel, en faisant toutes ces choses, qui sont l'oeuvre d'une maîtresse prostituée! |
31 Toen u uw verhoging bouwde op elk kruispunt en uw hoogte maakte op elk plein, was u, door met het hoerenloon de spot te drijven, niet als een echte hoer. |
31 Dat gij uw verhoging gebouwd hebt op elk kruispunt en uw verhevenheid gemaakt op elk plein. Toch hebt gij u zelfs niet als een hoer gedragen, omdat gij het loon van een hoer versmaaddet. |
31 Lorsque tu bâtissais tes maisons de prostitution à l'entrée de chaque chemin, lorsque tu faisais tes hauts lieux dans toutes les places, tu n'as pas même été comme la prostituée qui réclame un salaire; |
32 U, vrouw die overspel pleegt, neemt in plaats van haar eigen man vreemde mannen! |
32 Zo'n overspelige vrouw, die vreemden aanhaalt, terwijl zij gehuwd is! |
32 tu as été la femme adultère, qui reçoit des étrangers au lieu de son mari. |
33 Alle hoeren pleegt men een beloning te geven, maar u geeft uw geschenk zelf aan al uw minnaars en beloont ze, zodat zij van rondom naar u toe komen vanwege uw hoererijen. |
33 Aan alle hoeren geeft men geschenken, maar gij gaaft zelf geschenken aan al uw minnaars en loktet hen daarmee om van alle kanten naar u toe te komen en ontucht met u te plegen. |
33 A toutes les prostituées on paie un salaire; mais toi, tu as fait des dons à tous tes amants, tu les as gagnés par des présents, afin de les attirer à toi de toutes parts dans tes prostitutions. |
34 Zo gebeurt bij u in uw hoererijen het tegendeel van wat er gebeurt bij die vrouwen: men ging niet als in hoererij achter u aan. Als u immers zelf hoerenloon geeft en het hoerenloon niet aan u wordt gegeven – dan bent u het tegendeel geworden. |
34 Zo was het bij u in uw ontucht juist omgekeerd als bij andere vrouwen; want men liep u niet als hoer achterna, maar, terwijl gij zelf het loon van een hoer gaaft, werd er aan u geen gegeven. Zo was het met u juist omgekeerd. |
34 Tu as été le contraire des autres prostituées, parce qu'on ne te recherchait pas; et en donnant un salaire au lieu d'en recevoir un, tu as été le contraire des autres. |
35 Daarom, hoer, hoor het woord van de HEERE! |
35 Daarom, hoer, hoor het woord des Heren. |
35 C'est pourquoi, prostituée, écoute la parole de l'Eternel! |
36 Zo zegt de Heere HEERE: Omdat u uw brandende begeerte uitgestort hebt en uw schaamte ontbloot werd in uw hoererijen met uw minnaars en met al uw gruwelijke stinkgoden, en om het bloed van uw kinderen dat u hun gegeven hebt, |
36 Zo zegt de Here Here: Omdat uw eer prijsgegeven en uw schaamte ontbloot werd bij uw ontucht met uw minnaars en met al uw gruwelijke afgoden, en om het bloed uwer zonen die gij hun gegeven hebt, |
36 Ainsi parle le Seigneur, l'Eternel: Parce que tes trésors ont été dissipés, et que ta nudité a été découverte dans tes prostitutions avec tes amants et avec toutes tes abominables idoles, et à cause du sang de tes enfants que tu leur as donnés, |
37 daarom, zie, ga Ik al uw minnaars die u behaagd hebt, allen die u bemind hebt, met allen die u gehaat hebt, bijeenbrengen, ja, Ik zal hen van rondom bijeenbrengen tegen u en Ik zal uw schaamte voor hen ontbloten, zodat zij heel uw naaktheid zullen zien. |
37 Daarom zie, Ik ga al de minnaars die gij behaagd hebt, bijeenbrengen, allen die gij hebt liefgehad zowel als allen van wie gij een afkeer gekregen hebt: Ik zal hen van alle kanten tegen u bijeenbrengen en Ik zal uw schaamte voor hen ontbloten, zodat zij heel uw schaamte zien. |
37 voici, je rassemblerai tous tes amants avec lesquels tu te plaisais, tous ceux que tu as aimés et tous ceux que tu as haïs, je les rassemblerai de toutes parts contre toi, je leur découvrirai ta nudité, et ils verront toute ta nudité. |
38 Ik zal u oordelen overeenkomstig de bepalingen voor overspelige vrouwen en vrouwen die bloed vergieten. Ik zal u overgeven aan de bloeddorst van grimmigheid en van na-ijver. |
38 Ik zal u richten naar wat men met overspeelsters en bloedvergietsters pleegt te doen; Ik zal u maken tot een voorwerp van bloedige grimmigheid en naijver. |
38 Je te jugerai comme on juge les femmes adultères et celles qui répandent le sang, et je ferai de toi une victime sanglante de la fureur et de la jalousie. |
39 En Ik zal u in hun hand geven. Zij zullen uw verhoging afbreken, uw hoogten omverwerpen, u uw kleding uittrekken, uw sieraden nemen en u naakt en bloot achterlaten. |
39 Ik zal u in hun macht overgeven, zij zullen uw verhoging neerhalen en uw verheven plaatsen slechten, zij zullen u uw klederen uittrekken, uw sieraden wegnemen en u naakt en bloot doen staan. |
39 Je te livrerai entre leurs mains; ils abattront tes maisons de prostitution et détruiront tes hauts lieux; ils te dépouilleront de tes vêtements, prendront ta magnifique parure, et te laisseront nue, entièrement nue. |
40 Daarop zullen zij een menigte tegen u laten opkomen. Zij zullen u met stenen stenigen en u met hun zwaarden doorsteken. |
40 Zij zullen een menigte tegen u doen optrekken, die u zal stenigen en met zwaarden neerhouwen, |
40 Ils amèneront la foule contre toi, ils te lapideront et te perceront à coups d'épée; |
41 Zij zullen uw huizen met vuur verbranden. Voor de ogen van vele vrouwen zullen zij strafgerichten over u voltrekken. Dan zal Ik u laten ophouden een hoer te zijn en u zult ook geen hoerenloon meer geven. |
41 En ook uw huizen met vuur zal verbranden en gerichten aan u voltrekken ten aanschouwen van vele vrouwen. Ik zal u met de ontucht doen ophouden, en ook het loon van een hoer zult gij niet meer geven. |
41 ils brûleront tes maisons par le feu, et ils feront justice de toi, aux yeux d'une multitude de femmes. Je ferai cesser ainsi ton impudicité et tu ne donneras plus de salaire. |
42 Zo zal Ik Mijn grimmigheid op u doen rusten en Mijn na-ijver zal van u wijken. Dan zal Ik tot rust komen en niet meer toornig zijn. |
42 Daardoor zal Ik mijn grimmigheid tegen u tot bedaren doen komen en mijn naijver zal van u wijken; dan zal Ik tot rust komen en niet langer vertoornd zijn. |
42 J'assouvirai ma colère contre toi, et tu ne seras plus l'objet de ma jalousie; je m'apaiserai, je ne serai plus irrité. |
43 Omdat u niet gedacht hebt aan de dagen van uw jeugd en Mij met al deze dingen ontzet hebt, zie, daarom zal Ik ook u uw weg op uw eigen hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere HEERE, zodat u zich met al uw gruweldaden niet meer schandelijk gedragen zult. |
43 Omdat gij niet gedacht hebt aan de dagen van uw jeugd, maar door dit alles Mij tot toorn geprikkeld heb, zal Ik uw wandel op uw hoofd doen neerkomen, luidt het woord van de Here Here. Want hebt gij niet naast al uw gruwelen deze schandelijke ontucht bedreven? |
43 Parce que tu ne t'es pas souvenue du temps de ta jeunesse, parce que tu m'as provoqué par toutes ces choses, voici, je ferai retomber ta conduite sur ta tête, dit le Seigneur, l'Eternel, et tu ne commettras plus le crime avec toutes tes abominations. |
44 Zie, ieder die spreekwoorden gebruikt, zal over u dit spreekwoord gebruiken: Zo moeder, zo dochter. |
44 Zie, iedere spreukendichter zal over u deze spreuk gebruiken: zo moeder, zo dochter. |
44 Voici, tous ceux qui disent des proverbes, t'appliqueront ce proverbe: Telle mère, telle fille! |
45 U bent een dochter van uw moeder, die walgde van haar man en haar kinderen. U bent een zus van uw zusters, die walgden van hun mannen en van hun kinderen. Uw moeder was een Hethitische en uw vader een Amoriet. |
45 Gij zijt de dochter van uw moeder, die een afkeer had van haar man en haar zonen, gij zijt de zuster uwer zusters, die een afkeer hadden van haar mannen en zonen. Uw moeder was een Hethitische en uw vader een Amoriet. |
45 Tu es la fille de ta mère, qui a repoussé son mari et ses enfants; tu es la soeur de tes soeurs, qui ont repoussé leurs maris et leurs enfants. Votre mère était une Héthienne, et votre père un Amoréen. |
46 Uw oudste zuster is Samaria, zij met haar dochters, die aan uw linkerhand woont, en uw zuster die jonger is dan u, die aan uw rechterhand woont, is Sodom met haar dochters. |
46 Uw grote zuster was Samaria, die met haar dochters ten noorden van u woonde; en uw kleine zuster die ten zuiden van u woonde, was Sodom met haar dochters. |
46 Ta grande soeur, qui demeure à ta gauche, c'est Samarie avec ses filles; et ta petite soeur, qui demeure à ta droite, c'est Sodome avec ses filles. |
47 U bent niet in hun wegen gegaan en hebt niet overeenkomstig hun gruweldaden gedaan, nee, nog even, en u hebt het in al uw wegen meer te gronde gericht dan zij. |
47 Maar gij hebt zelfs niet gewandeld in haar wegen en naar haar gruwelen gedaan; het duurde niet lang, of gij waart erger dan zij in heel uw gedrag. |
47 Tu n'as pas seulement marché dans leurs voies, commis les mêmes abominations, c'était trop peu; tu as été plus corrompue qu'elles dans toutes tes voies. |
48 Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Sodom, uw zuster, zij en haar dochters hebben niet zo gedaan als u en uw dochters gedaan hebben! |
48 Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, voorzeker, uw zuster Sodom, samen met haar dochters, heeft niet gedaan wat gij gedaan hebt, samen met uw dochters. |
48 Je suis vivant! dit le Seigneur, l'Eternel, Sodome, ta soeur, et ses filles n'ont pas fait ce que vous avez fait, toi et tes filles. |
49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: trots, overvloed van voedsel en zorgeloze rust had zij met haar dochters. De hand van de arme en de behoeftige ondersteunde zij echter niet. |
49 Zie, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom: in trots, overdaad en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters zonder de ellendige en de arme te ondersteunen. |
49 Voici quel a été le crime de Sodome, ta soeur. Elle avait de l'orgueil, elle vivait dans l'abondance et dans une insouciante sécurité, elle et ses filles, et elle ne soutenait pas la main du malheureux et de l'indigent. |
50 Zij verhieven zich en deden een gruweldaad voor Mijn aangezicht. Daarom deed Ik hen weg, zodra Ik het gezien had. |
50 Verwaten waren zij en bedreven gruwelen voor mijn aangezicht. Daarom vaagde Ik ze weg, zodra Ik het zag. |
50 Elles sont devenues hautaines, et elles ont commis des abominations devant moi. Je les ai fait disparaître, quand j'ai vu cela. |
51 Samaria heeft nog niet de helft van uw zonden gedaan, en u hebt uw gruweldaden talrijker gemaakt dan zij. U hebt uw zusters rechtvaardig doen lijken, vergeleken bij al uw gruweldaden, die u gedaan hebt! |
51 En Samaria heeft nog niet de helft van uw zonden bedreven; gij hebt meer gruwelen gedaan dan zij. Zo hebt gij uw zuster onschuldig doen schijnen door al de gruwelen die gij bedreven hebt. |
51 Samarie n'a pas commis la moitié de tes péchés; tes abominations ont été plus nombreuses que les siennes, et tu as justifié tes soeurs par toutes les abominations que tu as faites. |
52 Draagt u, die uw zusters veroordeeld hebt, dan ook uw eigen smaad. Door uw zonden, waarin u afschuwelijker deed dan zij, lijken zij rechtvaardig, vergeleken bij u! Schaam u dan ook en draag uw smaad, omdat u uw zusters rechtvaardig hebt doen lijken. |
52 Draag dan uw schande, gij die het oordeel over uw zusters gunstiger hebt doen worden; door uw zonden, waarin gij gruwelijker hebt gehandeld dan zij, zijn zij minder schuldig dan gij. Schaam u dan en draag uw schande, omdat gij uw zusters onschuldig hebt doen schijnen. |
52 Toi qui condamnais tes soeurs, supporte ton opprobre, à cause de tes péchés par lesquels tu t'es rendue plus abominable qu'elles, et qui les font paraître plus justes que toi; sois confuse, et supporte ton opprobre, puisque tu as justifié tes soeurs. |
53 Als Ik een omkeer zal brengen in hun gevangenschap – in de gevangenschap van Sodom en haar dochters, in de gevangenschap van Samaria en haar dochters – zal Ik ook een omkeer brengen in de gevangenschap van uw gevangenen in hun midden, |
53 En Ik zal een keer brengen in haar lot, het lot van Sodom en haar dochters en het lot van Samaria en haar dochters; en tevens zal Ik een keer brengen in uw lot, |
53 Je ramènerai leurs captifs, les captifs de Sodome et de ses filles, les captifs de Samarie et de ses filles, et tes captifs au milieu des leurs, |
54 opdat u uw smaad draagt en te schande wordt vanwege alles wat u gedaan hebt, wanneer u hen troost. |
54 Opdat gij uw schande draagt en u beschaamd gevoelt over alles wat gij gedaan hebt, waardoor gij haar troost hebt verschaft. |
54 afin que tu subisses ton opprobre, et que tu rougisses de tout ce que tu as fait, en étant pour elles un sujet de consolation. |
55 Wanneer uw zusters, Sodom en haar dochters, zullen terugkeren naar hun vorige staat, en Samaria en haar dochters zullen terugkeren naar hun vorige staat, dan zullen ook u en uw dochters terugkeren naar uw vorige staat. |
55 Uw zusters, Sodom en haar dochters, zullen terugkeren tot haar vorige staat; Samaria en haar dochters zullen terugkeren tot haar vorige staat; en gij en uw dochters zult eveneens terugkeren tot uw vorige staat. |
55 Tes soeurs, Sodome et ses filles, reviendront à leur premier état, Samarie et ses filles reviendront à leur premier état; et toi et tes filles, vous reviendrez à votre premier état. |
56 Op de dag van uw trots is de naam van uw zuster Sodom niet over uw lippen gekomen, |
56 Evenals de naam van uw zuster Sodom nooit over uw lippen kwam ten dage van uw trots, |
56 Ne discourais-tu pas sur ta soeur Sodome, dans le temps de ton orgueil, |
57 voordat uw kwaad openbaar werd! Zo is het de tijd voor de smaad van de dochters van Syrië en van allen rondom haar, en van de dochters van de Filistijnen, die u van rondom verachten. |
57 Voordat uw verdorvenheid openbaar werd, zo is het nu de tijd, waarop gij een voorwerp van smaad zijt voor de dochters van Aram en al zijn naburen, voor de dochters der Filistijnen, die leedvermaak over u hebben, overal om u heen. |
57 avant que ta méchanceté soit mise à nu, lorsque tu as reçu les outrages des filles de la Syrie et de tous ses alentours, des filles des Philistins, qui te méprisaient de tous côtés! |
58 Ú zult uw schandelijk gedrag en uw gruweldaden dragen, spreekt de HEERE. |
58 Uw schanddaden en uw gruwelen, gij zult ze dragen, luidt het woord des Heren. |
58 Tu portes tes crimes et tes abominations, dit l'Eternel. |
59 Want zo zegt de Heere HEERE: Ik zal met u doen zoals u gedaan hebt: u hebt de eed veracht door het verbond te verbreken. |
59 Want, zo zegt de Here Here: Ik zal u doen, zoals gij gedaan hebt, die de eed gering hebt geacht door het verbond te verbreken. |
59 Car ainsi parle le Seigneur, l'Eternel: J'agirai envers toi comme tu as agi, toi qui as méprisé le serment en rompant l'alliance. |
60 Toch zal Ík denken aan Mijn verbond met u in de dagen van uw jeugd. Ik zal met u een eeuwig verbond maken. |
60 Maar ik zal mijn verbond met u uit de dagen van uw jeugd gedenken, en een eeuwig verbond met u oprichten. |
60 Mais je me souviendrai de mon alliance avec toi au temps de ta jeunesse, et j'établirai avec toi une alliance éternelle. |
61 Dan zult u zich uw wegen herinneren en te schande worden, wanneer u uw zusters die ouder zijn dan u en degenen die jonger zijn dan u, hebt aangenomen. Ik zal u hen tot dochters geven, maar niet op grond van het verbond met u. |
61 Dan zult gij terugdenken aan uw gedrag en u schamen, wanneer gij zowel uw grote als uw kleine zusters zult ontvangen, en Ik u die tot dochters geven zal, hoewel niet op grond van het met u gesloten verbond. |
61 Tu te souviendras de ta conduite, et tu en auras honte, quand tu recevras tes soeurs, les grandes et les petites; je te les donnerai pour filles, mais non en vertu de ton alliance. |
62 Want Ík zal met u Mijn verbond maken. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, |
62 Ik zal mijn verbond met u oprichten; en gij zult weten, dat Ik de Here ben, |
62 J'établirai mon alliance avec toi, et tu sauras que je suis l'Eternel, |
63 opdat u eraan denkt, u schaamt en uw mond niet meer opendoet vanwege uw smaad, wanneer Ik voor u verzoening doe over alles wat u gedaan hebt, spreekt de Heere HEERE. |
63 Opdat gij de herinnering bewaart en u schaamt en gij wegens uw schande uw mond niet meer opendoet, wanneer Ik voor u verzoening doe voor alles wat gij gedaan hebt, luidt het woord van de Here Here. |
63 Afin que tu te souviennes du passé et que tu rougisses, afin que tu n'ouvres plus la bouche et que tu sois confuse, quand je te pardonnerai tout ce que tu as fait, dit le Seigneur, l'Eternel. |