|
1 O, alle dorstigen, kom tot de wateren, en u die geen geld hebt, kom, koop en eet, ja, kom, koop zonder geld, zonder prijs, wijn en melk. |
1 O, allen, die dorstig zijt, komt tot het water; en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt en koopt zonder geld en omniet wijn en melk. |
1 Hierheen, allen die dorst lijdt, komt tot het water, gij die geen brood hebt, komt, koopt u spijs en eet, komt, koopt u koorn zonder geld, en zonder betaling wijn en melk. |
1 O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk. |
1 Vous tous qui avez soif, venez aux eaux, Même celui qui n'a pas d'argent! Venez, achetez et mangez, Venez, achetez du vin et du lait, sans argent, sans rien payer! |
2 Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is, en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan? Luister aandachtig naar Mij, eet het goede, en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed. |
2 Waarom weegt gij uw geld uit voor hetgeen geen brood is, en uwen arbeid voor hetgeen u niet verzadigen kan? Hoort naar Mij, en eet het goede, zo zal uwe ziel in overvloed zich verlustigen. |
2 Waarom weegt gij geld af voor wat geen brood is, uw verdiensten voor wat niet verzadigen kan? Hoort aandachtig naar mij en eet het goede, opdat uw ziel zich verlustige in de eelste spijzen. |
2 Waarom weegt gij geld af voor wat geen brood is en uw vermogen voor wat niet verzadigen kan? Hoort aandachtig naar Mij, opdat gij het goede eet en uw ziel zich in overvloed verlustige. |
2 Pourquoi pesez-vous de l'argent pour ce qui ne nourrit pas? Pourquoi travaillez-vous pour ce qui ne rassasie pas? Ecoutez-moi donc, et vous mangerez ce qui est bon, Et votre âme se délectera de mets succulents. |
3 Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare gunstbewijzen aan David. |
3 Neigt uwe oren en komt tot Mij, en hoort, zo zal uwe ziel leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, de heilbeloften Davids, die gewis zijn. |
3 Neigt uw oor en komt tot mij, hoort, opdat uw ziel herleve; ik wil met u sluiten een eeuwig verbond, u geven de betrouwbare voor David bestemde gunstbewijzen. |
3 Neigt uw oor en komt tot Mij; hoort, opdat uw ziel leve; Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David. |
3 Prêtez l'oreille, et venez à moi, Ecoutez, et votre âme vivra: Je traiterai avec vous une alliance éternelle, Pour rendre durables mes faveurs envers David. |
4 Zie, Ik heb Hem gegeven als Getuige voor de volken, als Vorst en Gebieder voor de volken. |
4 Zie, Ik heb hem den volken ten getuige gesteld, tot een vorst en gebieder der volken, [zeggende]: |
4 Zie, ik heb hem gesteld tot een getuige voor de volken, tot een vorst en gebieder der natien. |
4 Zie, Ik heb hem tot een getuige voor de natien gesteld, tot een vorst en gebieder der natien. |
4 Voici, je l'ai établi comme témoin auprès des peuples, Comme chef et dominateur des peuples. |
5 Zie, U zult een volk roepen dat U niet kende, en het volk dat U niet kende, zal naar U toe snellen, omwille van de HEERE, Uw God, voor de Heilige van Israël, want Hij heeft U verheerlijkt. |
5 Zie, gij zult volken roepen, die gij niet kent; en volken, die u niet kennen, zullen tot u lopen, terwille van den Heer uwen God, en terwille van den Heilige van Israël, die u verheerlijkt. |
5 Zie, volkeren die gij niet kent zult gij oproepen, en volkeren die u niet kenden zullen zich tot u spoeden, ter wille van den Heer, uw god, van Israels Heilige, daar hij u luister verleend heeft. |
5 Zie, een volk dat gij niet kendet, zult gij roepen, en een volk dat u niet kende, zal tot u snellen ter wille van de Here, uw God, en van de Heilige Israels, omdat Hij u verheerlijkt heeft. |
5 Voici, tu appelleras des nations que tu ne connais pas, Et les nations qui ne te connaissent pas accourront vers toi, A cause de l'Eternel, ton Dieu, Du Saint d'Israël, qui te glorifie. |
6 Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is. |
6 Zoekt den Heer, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. |
6 Zoekt den Heer, nu hij zich vinden laat, roept hem aan, terwijl hij nabij is. |
6 Zoekt de Here, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. |
6 Cherchez l'Eternel pendant qu'il se trouve; Invoquez-le, tandis qu'il est près. |
7 Laat de goddeloze zijn weg verlaten, de man van ongerechtigheid zijn gedachten. Laat hij zich bekeren tot de HEERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen, tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. |
7 De goddeloze verlate zijnen weg, en de kwaaddoener zijne gedachten, en bekere zich tot den Heer, zo zal Hij zich over hem ontfermen, en tot onzen God, want bij Hem is veel vergeving. |
7 De goddeloze verlate zijn weg, de slechtaard zijn overleggingen; hij bekere zich tot den Heer, opdat hij zich zijner erbarme, tot onzen god, want hij schenkt ruimschoots vergiffenis. |
7 De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot de Here, dan zal Hij Zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig. |
7 Que le méchant abandonne sa voie, Et l'homme d'iniquité ses pensées; Qu'il retourne à l'Eternel, qui aura pitié de lui, A notre Dieu, qui ne se lasse pas de pardonner. |
8 Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. |
8 Want mijne gedachten zijn niet uwe gedachten, en uwe wegen zijn niet mijne wegen, spreekt de Heer; |
8 Immers, mijn overleggingen zijn niet de uwe, uw wegen niet de mijne, spreekt de Heer; |
8 Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des Heren. |
8 Car mes pensées ne sont pas vos pensées, Et vos voies ne sont pas mes voies, Dit l'Eternel. |
9 Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten. |
9 maar zo hoog de hemel is boven de aarde, Zóveel hoger zijn ook mijne wegen dan uwe wegen, en mijne gedachten dan uwe gedachten. |
9 want zo hoog de hemel is boven de aarde, zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, mijn overleggingen hoger dan uw overleggingen. |
9 Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten. |
9 Autant les cieux sont élevés au-dessus de la terre, Autant mes voies sont élevées au-dessus de vos voies, Et mes pensées au-dessus de vos pensées. |
10 Want zoals regen of sneeuw neerdaalt van de hemel en daarheen niet terugkeert, maar de aarde doorvochtigt en maakt dat zij voortbrengt en doet opkomen, zaad geeft aan de zaaier en brood aan de eter, |
10 Want, gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdalen, en niet weder daarheen komen, maar het aardrijk bevochtigen, en het vruchtbaar en groeizaam maken, dat het zaad geve om te zaaien en brood om te eten: |
10 Want zoals regen en sneeuw van den hemel neerdalen en derwaarts niet wederkeren, dan nadat zij de aarde bevochtigd en vruchtbaar gemaakt hebben, gewas hebben voortgebracht en zaad gegeven om te zaaien en brood om te eten, |
10 Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar doorvochtigt eerst de aarde en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten en geeft zaad aan de zaaier en brood aan de eter, |
10 Comme la pluie et la neige descendent des cieux, Et n'y retournent pas Sans avoir arrosé, fécondé la terre, et fait germer les plantes, Sans avoir donné de la semence au semeur Et du pain à celui qui mange, |
11 zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend. |
11 alzo zal het woord, dat uit mijnen mond gaat ook zijn: het zal niet ledig tot Mij wederkomen, maar volvoeren hetgeen Mij behaagt, en voorspoedig zijn in hetgeen, waartoe Ik het zend. |
11 evenzo zal het woord zijn dat uit mijn mond uitgaat: het zal niet onverrichter zake tot mij wederkeren, tenzij het wat ik heb gewild gedaan en met goed gevolg mijn last volbracht heeft. |
11 Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend. |
11 Ainsi en est-il de ma parole, qui sort de ma bouche: Elle ne retourne point à moi sans effet, Sans avoir exécuté ma volonté Et accompli mes desseins. |
12 Want in blijdschap zult u uittrekken en met vrede voortgeleid worden. De bergen en de heuvels zullen voor uw ogen uitbreken in gejuich en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen. |
12 Want gij zult in vreugde uittrekken, en in vrede daarheen gaan: bergen en heuvelen zullen voor u een vrolijk geluid maken met gejuich, en alle bomen op het veld zullen in de handen klappen. |
12 In vreugde toch zult gij uittrekken, in vrede voortgeleid worden; de bergen en de heuvelen zullen voor u uit losbarsten in gejubel, en al het geboomte des velds zal in de handen klappen. |
12 Want in vreugde zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen des velds zullen in de handen klappen. |
12 Oui, vous sortirez avec joie, Et vous serez conduits en paix; Les montagnes et les collines éclateront d'allégresse devant vous, Et tous les arbres de la campagne battront des mains. |
13 Voor een doornstruik zal een cipres opkomen, voor een distel zal een mirt opkomen; en het zal de HEERE zijn tot een naam, tot een eeuwig teken, dat niet zal worden uitgewist. |
13 Dennen zullen in plaats van doornen groeien, en mirten in plaats van distels; en den Heer zal het tot een naam en een eeuwig teken zijn, dat niet uitgeroeid zal worden. |
13 In plaats van een doornstruik schiet een cypres op, in plaats van een distel een mirt. En het zal den Heer tot roem zijn, tot een eeuwig teken, onuitroeibaar. |
13 Voor een doornstruik zal een cypres opschieten, voor een distel zal een mirt opschieten, en het zal de Here zijn tot een naam, tot een eeuwig teken dat niet uitgeroeid zal worden. |
13 Au lieu de l'épine s'élèvera le cyprès, Au lieu de la ronce croîtra le myrte; Et ce sera pour l'Eternel une gloire, Un monument perpétuel, impérissable. |