Jesaja 61
© Herziene Statenvertaling
© NBG
© NBV 2021
1 De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis; 1 De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; 1 De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft Hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding,
2 om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE en de dag van de wraak van onze God; om alle treurenden te troosten; 2 Om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, 2 om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten,
3 om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden sieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een benauwde geest, opdat zij genoemd worden eiken van de gerechtigheid, een planting door de HEERE, om Hem te verheerlijken. 3 Om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des Heren, tot zijn verheerlijking. 3 om aan Sions treurenden te schenken: een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van rouw, feestkledij in plaats van verslagenheid. Men noemt hen Terebinten van gerechtigheid, geplant door de HEER als teken van zijn luister.
4 Zij zullen verwoeste plaatsen van weleer herbouwen, de woeste plaatsen van vroeger weer oprichten, de verwoeste steden vernieuwen, die verwoest lagen, van generatie op generatie. 4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht. 4 Wat al eeuwen verwoest ligt, zullen zij herbouwen, de lang verlaten streken weer bevolken; ze herstellen de vervallen steden, door vroegere generaties verlaten.
5 Vreemden zullen klaarstaan en uw kudden weiden, vreemdelingen zullen uw akkerbouwers en uw wijnbouwers zijn. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 5 Vreemden staan je ten dienste en hoeden je schapen, vreemdelingen bewerken je akkers en wijngaarden.
6 Ú echter zult genoemd worden: priesters van de HEERE, men zal u noemen: dienaren van onze God. U zult het vermogen van heidenvolken eten, u zult u beroemen in hun luister. 6 Maar gij zult priesters des Heren heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 6 En jullie worden priesters van de HEER genoemd, dienaren van onze God zul je heten. Je zult je tegoed doen aan de rijkdom door vreemde volken vergaard, je zult je met hun luister bekleden.
7 In plaats van uw dubbele schaamte en schande zullen zij juichen over hun deel. Daarom zullen zij in hun land het dubbele in erfelijk bezit hebben, zij zullen eeuwige blijdschap hebben. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 7 In plaats van schande en smaad zul je een dubbele vergoeding ontvangen, je zult juichen over je lot: van het land zul je dubbel erven en eeuwige vreugde is je deel.
8 Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat roof bij het brandoffer, en Ik zal geven dat hun werk in waarheid zal zijn en Ik zal een eeuwig verbond met hen sluiten. 8 Want Ik, de Here, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 8 Want Ik, de HEER, heb het recht lief, Ik haat offers van roofgoed. Ik zal hen getrouw belonen, een eeuwig verbond sluit Ik met hen.
9 Hun nageslacht zal onder de heidenvolken bekend worden, en hun nakomelingen te midden van de volken. Allen die hen zien, zullen erkennen dat zij een nageslacht zijn dat de HEERE heeft gezegend. 9 En hun nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natien; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de Here gezegend heeft. 9 Hun kinderen zullen vermaard zijn bij alle volken, elke natie kent hun nageslacht. Dan zullen allen die hen zien erkennen: ‘Dat zijn de kinderen die de HEER heeft gezegend.’
10 Ik ben zeer vrolijk in de HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil, de mantel van gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan, zoals een bruidegom zich bekleedt met priesterlijk hoofdsieraad, en een bruid zich tooit met haar sieraden. 10 Ik verblijd mij zeer in de Here, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit. 10 Ik vind grote vreugde in de HEER, mijn hele wezen jubelt om mijn God. Hij deed mij het kleed van de redding aan, hulde mij in de mantel van de gerechtigheid, zoals een bruidegom een kroon opzet, zoals een bruid zich tooit met haar sieraden.
11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt, en zoals een tuin het daarin gezaaide doet opkomen, zo zal de Heere HEERE gerechtigheid doen opkomen en lof voor alle volken. 11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here Here gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volken. 11 Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat God, de HEER, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken.