Spreuken 4
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Luister, kinderen, naar de vermaning van je vader en sla er acht op om inzicht te leren kennen, 1 Hoort, zonen, de tucht van een vader, en weest opmerkzaam, om inzicht te verkrijgen, 1 Ecoutez, mes fils, l'instruction d'un père, Et soyez attentifs, pour connaître la sagesse;
2 want ik geef jullie een goede les: verlaat mijn onderricht niet! 2 Want ik geef u goede leer; verlaat mijn onderwijzing niet. 2 Car je vous donne de bons conseils: Ne rejetez pas mon enseignement.
3 Want ik was een zoon voor mijn vader, onervaren en een enig kind voor mijn moeder. 3 Want toen ik nog als zoon bij mijn vader was, teder en een enig kind voor het aangezicht van mijn moeder, 3 J'étais un fils pour mon père, Un fils tendre et unique auprès de ma mère.
4 Hij onderwees mij en zei tegen mij: Laat je hart mijn woorden vasthouden: neem mijn geboden in acht en leef. 4 Onderwees hij mij en zeide tot mij: Laat uw hart mijn woorden vasthouden onderhoud mijn geboden, opdat gij moogt leven. 4 Il m'instruisait alors, et il me disait: Que ton coeur retienne mes paroles; Observe mes préceptes, et tu vivras.
5 Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet een van de woorden van mijn mond en wijk er niet van af. 5 Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet en wijk niet af van de woorden mijns monds. 5 Acquiers la sagesse, acquiers l'intelligence; N'oublie pas les paroles de ma bouche, et ne t'en détourne pas.
6 Verlaat de wijsheid niet en zij zal je bewaren, heb haar lief en zij zal je beschermen. 6 Verlaat haar niet, dan zal zij u bewaren, heb haar lief, dan zal zij u behoeden. 6 Ne l'abandonne pas, et elle te gardera; Aime-la, et elle te protégera.
7 Het beginsel van wijsheid is: verwerf wijsheid, en bij alles wat je verwerft: verwerf inzicht! 7 Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid en verwerf inzicht bij al wat gij bezit. 7 Voici le commencement de la sagesse: Acquiers la sagesse, Et avec tout ce que tu possèdes acquiers l'intelligence.
8 Houd haar hoog en zij zal je verheffen. Zij zal jou vereren, als je haar omhelst. 8 Houd haar hoog, dan zal zij u verheffen, zij zal u tot eer brengen, wanneer gij haar zult omhelzen. 8 Exalte-la, et elle t'élèvera; Elle fera ta gloire, si tu l'embrasses;
9 Zij zal je hoofd een bevallige krans geven, jou een sierlijke kroon schenken. 9 Zij zal een liefelijke krans om uw hoofd leggen, een sierlijke kroon zal zij u schenken. 9 Elle mettra sur ta tête une couronne de grâce, Elle t'ornera d'un magnifique diadème.
10 Luister, mijn zoon, en neem mijn woorden aan: de jaren van je leven zullen talrijk worden. 10 Hoor, mijn zoon, en neem mijn woorden aan, opdat uw levensjaren talrijk worden. 10 Ecoute, mon fils, et reçois mes paroles; Et les années de ta vie se multiplieront.
11 Ik onderwijs je in de weg van de wijsheid en laat je in de rechte sporen treden. 11 Ik onderricht u in de weg der wijsheid, ik doe u treden op rechte paden. 11 Je te montre la voie de la sagesse, Je te conduis dans les sentiers de la droiture.
12 Als je gaat, zullen je voetstappen niet belemmerd worden en als je rent, zul je niet struikelen. 12 Bij uw wandelen zal uw schrede niet belemmerd worden, wanneer gij loopt, zult gij niet struikelen. 12 Si tu marches, ton pas ne sera point gêné; Et si tu cours, tu ne chancelleras point.
13 Houd vast aan de vermaning, laat niet los, neem haar in acht, want zij is je leven. 13 Houd vast aan de tucht, laat haar niet los, bewaar haar, want zij is uw leven. 13 Retiens l'instruction, ne t'en dessaisis pas; Garde-la, car elle est ta vie.
14 Kom niet op het pad van goddelozen, en begeef je niet op de weg van kwaaddoeners. 14 Kom niet op het pad der goddelozen, betreed de weg der bozen niet. 14 N'entre pas dans le sentier des méchants, Et ne marche pas dans la voie des hommes mauvais.
15 Verwerp die, ga die niet op, wijk daarvan af en ga voorbij! 15 Mijd die, ga er niet over; wijk ervan af en ga voorbij. 15 Evite-la, n'y passe point; Détourne-t'en, et passe outre.
16 Zij slapen immers niet als zij geen kwaad hebben gedaan, zij worden van hun slaap beroofd als zij niet iemand hebben laten struikelen. 16 Want zij kunnen niet slapen, wanneer zij geen kwaad kunnen doen; hun slaap wordt hun ontnomen, wanneer zij niet iemand kunnen doen struikelen; 16 Car ils ne dormiraient pas s'ils n'avaient fait le mal, Le sommeil leur serait ravi s'ils n'avaient fait tomber personne;
17 Want zij eten brood van goddeloosheid en drinken wijn van gewelddaden, 17 Want zij eten brood der goddeloosheid en drinken wijn van gewelddadigheid. 17 Car c'est le pain de la méchanceté qu'ils mangent, C'est le vin de la violence qu'ils boivent.
18 maar het pad van rechtvaardigen is als een schijnend licht, dat gaandeweg helderder gaat schijnen tot het volledig dag is geworden. 18 Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag. 18 Le sentier des justes est comme la lumière resplendissante, Dont l'éclat va croissant jusqu'au milieu du jour.
19 De weg van goddelozen is als de donkerheid. Zij weten niet waarover zij struikelen zullen. 19 De weg der goddelozen is als duisternis; zij weten niet, waarover zij kunnen struikelen. 19 La voie des méchants est comme les ténèbres; Ils n'aperçoivent pas ce qui les fera tomber.
20 Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig je oor tot wat ik zeg. 20 Mijn zoon, sla acht op mijn woorden, neig uw oor tot mijn uitspraken; 20 Mon fils, sois attentif à mes paroles, Prête l'oreille à mes discours.
21 Laat ze niet wijken van je ogen, bewaar ze in het binnenste van je hart. 21 Laat ze niet wijken uit uw ogen, bewaar ze diep in uw hart. 21 Qu'ils ne s'éloignent pas de tes yeux; Garde-les dans le fond de ton coeur;
22 Ze zijn immers leven voor wie ze vinden, en genezing voor heel hun vlees. 22 Want zij zijn leven voor wie ze vinden, genezing voor hun ganse lichaam. 22 Car c'est la vie pour ceux qui les trouvent, C'est la santé pour tout leur corps.
23 Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven. 23 Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. 23 Garde ton coeur plus que toute autre chose, Car de lui viennent les sources de la vie.
24 Doe weg van jou valsheid van mond en houd bedrog van lippen ver van je verwijderd. 24 Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. 24 Ecarte de ta bouche la fausseté, Eloigne de tes lèvres les détours.
25 Laten je ogen recht vooruitkijken en je oogleden zich recht vóór je houden. 25 Laten uw ogen voorwaarts blikken en uw oogopslag rechtuit zijn. 25 Que tes yeux regardent en face, Et que tes paupières se dirigent devant toi.
26 Baan het spoor voor je voet, en laten al je wegen vaststaan. 26 Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn. 26 Considère le chemin par où tu passes, Et que toutes tes voies soient bien réglées;
27 Wijk niet af naar rechts of naar links, keer je voet af van het kwade! 27 Wijk noch ter rechter, noch ter linkerhand af, houd uw voet verwijderd van het kwade. 27 N'incline ni à droite ni à gauche, Et détourne ton pied du mal.