Spreuken 20
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Wijn is een spotter, sterkedrank een onruststoker, niemand die daardoor gaat zwalken, is wijs. 1 De wijn is een spotter, de drank een luidruchtige, ieder die zich daaraan overgeeft, is onwijs. 1 Le vin est moqueur, les boissons fortes sont tumultueuses; Quiconque en fait excès n'est pas sage.
2 De verschrikking die van de koning uitgaat, is als het brullen van een jonge leeuw: wie zijn toorn over zich haalt, zondigt tegen zijn leven. 2 De dreiging des konings is als het grommen van een jonge leeuw, wie tegen hem overtreedt, zondigt tegen zijn leven. 2 La terreur qu'inspire le roi est comme le rugissement d'un lion; Celui qui l'irrite pèche contre lui-même.
3 Het strekt een man tot eer zich buiten onenigheid te houden, maar iedere dwaas zal zich er juist in mengen. 3 Het is een eer voor een man zich verre te houden van twist, maar elke dwaas barst los. 3 C'est une gloire pour l'homme de s'abstenir des querelles, Mais tout insensé se livre à l'emportement.
4 Vanwege de winter ploegt een luiaard niet, daarom zal hij bedelen in de oogst, maar dan is er niets. 4 In de herfst ploegt de luiaard niet; zoekt hij in de oogsttijd, dan is er niets. 4 A cause du froid, le paresseux ne laboure pas; A la moisson, il voudrait récolter, mais il n'y a rien.
5 De raad in het hart van een man is als diepe wateren, maar iemand met inzicht zal hem naar boven halen. 5 De plannen in het hart van de mens zijn diepe wateren, maar een man van verstand weet ze op te diepen. 5 Les desseins dans le coeur de l'homme sont des eaux profondes, Mais l'homme intelligent sait y puiser.
6 Menig mens roept zijn eigen goedertierenheid uit, maar wie zal een betrouwbaar iemand vinden? 6 Vele mensen roemen hun eigen welwillendheid, maar een betrouwbaar man, wie kan hem vinden? 6 Beaucoup de gens proclament leur bonté; Mais un homme fidèle, qui le trouvera?
7 Een rechtvaardige gaat zijn weg in oprechtheid, welzalig zijn zijn kinderen na hem. 7 Een rechtvaardige, wandelend in zijn oprechtheid, welzalig zijn zijn kinderen na hem. 7 Le juste marche dans son intégrité; Heureux ses enfants après lui!
8 Een koning die op de rechterstoel zit, schift met zijn ogen alle kwaad. 8 Een koning, op de rechterstoel gezeten, weet reeds met zijn ogen al het boze te schiften. 8 Le roi assis sur le trône de la justice Dissipe tout mal par son regard.
9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart gezuiverd, ik ben rein van mijn zonde? 9 Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart rein bewaard, ik ben rein van zonde? 9 Qui dira: J'ai purifié mon coeur, Je suis net de mon péché?
10 Tweeërlei weegsteen en tweeërlei efa, ook die beide zijn voor de HEERE een gruwel. 10 Tweeerlei gewicht, tweeerlei maat, beide zijn de Here een gruwel. 10 Deux sortes de poids, deux sortes d'épha, Sont l'un et l'autre en abomination à l'Eternel.
11 Ook een jongeman laat zich door zijn daden kennen of zijn werk zuiver is en of het oprecht is. 11 Reeds een knaap laat zich door zijn handelingen kennen, of zijn doen zuiver is en recht. 11 L'enfant laisse déjà voir par ses actions Si sa conduite sera pure et droite.
12 Een oor dat hoort en een oog dat ziet, ook die beide heeft de HEERE gemaakt. 12 Het oor dat hoort en het oog dat ziet, de Here heeft beide gemaakt. 12 L'oreille qui entend, et l'oeil qui voit, C'est l'Eternel qui les a faits l'un et l'autre.
13 Heb de slaap niet lief, anders wordt u arm, open uw ogen, verzadig u met brood. 13 Heb de slaap niet lief, opdat gij niet verarmt, houd uw ogen open, dan hebt gij brood genoeg. 13 N'aime pas le sommeil, de peur que tu ne deviennes pauvre; Ouvre les yeux, tu seras rassasié de pain.
14 Het is slecht, het is slecht, zegt de koper, maar als hij weggaat, dan beroemt hij zich. 14 Slecht! Slecht! zegt de koper, maar als hij weggaat, dan beroemt hij zich. 14 Mauvais! mauvais! dit l'acheteur; Et en s'en allant, il se félicite.
15 Goud is er en een veelheid van robijnen, maar lippen van kennis zijn een kostbaar kleinood. 15 Al heeft men goud en een menigte koralen, het kostbaarste kleinood zijn verstandige lippen. 15 Il y a de l'or et beaucoup de perles; Mais les lèvres savantes sont un objet précieux.
16 Neem zijn kleed als iemand borg staat voor een vreemde, geef het in onderpand aan onbekenden. 16 Ontneem hem zijn kleed, want hij bleef borg voor een vreemde, en neem hem als pand voor onbekenden. 16 Prends son vêtement, car il a cautionné autrui; Exige de lui des gages, à cause des étrangers.
17 Leugenbrood smaakt de mens zoet, maar daarna heeft hij zijn mond vol kiezelstenen. 17 Brood des bedrogs is zoet voor een mens, maar daarna is zijn mond vol kiezel. 17 Le pain du mensonge est doux à l'homme, Et plus tard sa bouche est remplie de gravier.
18 Plannen komen door overleg tot stand, voer daarom oorlog na rijp beraad. 18 Plannen komen tot stand door beraad, voer dus de strijd met overleg. 18 Les projets s'affermissent par le conseil; Fais la guerre avec prudence.
19 Wie al lasterend zijn weg gaat, openbaart geheimen, laat u dan niet in met hem die met zijn lippen verleidt. 19 Wie als lasteraar rondgaat, openbaart geheimen; laat u dus niet in met een loslippige. 19 Celui qui répand la calomnie dévoile les secrets; Ne te mêle pas avec celui qui ouvre ses lèvres.
20 Wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, diens lamp zal in volslagen duisternis uitgedoofd worden. 20 Wie zijn vader en zijn moeder vervloekt, diens lamp wordt uitgeblust ten tijde der dichte duisternis. 20 Si quelqu'un maudit son père et sa mère, Sa lampe s'éteindra au milieu des ténèbres.
21 Als een erfenis in het begin al te snel wordt verworven, zal er uiteindelijk geen zegen op rusten. 21 Een bezit, in het begin te spoedig verworven, zal ten slotte niet tot zegen zijn. 21 Un héritage promptement acquis dès l'origine Ne sera pas béni quand viendra la fin.
22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op de HEERE, en Hij zal u verlossen. 22 Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden; wacht op de Here, Hij zal u helpen. 22 Ne dis pas: Je rendrai le mal. Espère en l'Eternel, et il te délivrera.
23 Tweeërlei weegsteen is voor de HEERE een gruwel, een bedrieglijke weegschaal is niet goed. 23 Tweeerlei gewicht is de Here een gruwel, en een valse weegschaal is verkeerd. 23 L'Eternel a en horreur deux sortes de poids, Et la balance fausse n'est pas une chose bonne.
24 De voetstappen van een man zijn van de HEERE, hoe zou dan een mens zijn weg kunnen begrijpen? 24 Van de Here zijn de schreden eens mans, maar een mens, hoe zal hij zijn weg doorzien? 24 C'est l'Eternel qui dirige les pas de l'homme, Mais l'homme peut-il comprendre sa voie?
25 Het is een valstrik voor een mens ondoordacht een heilige gelofte te doen, en pas daarna de gedane geloften te overwegen. 25 Het is een valstrik voor een mens ondoordacht` heilig` te roepen, en pas na gedane geloften te overwegen. 25 C'est un piège pour l'homme que de prendre à la légère un engagement sacré, Et de ne réfléchir qu'après avoir fait un voeu.
26 Een wijze koning verstrooit goddelozen en laat het rad over hen gaan. 26 Een wijs koning zuivert de goddelozen uit en doet het rad over hen heengaan. 26 Un roi sage dissipe les méchants, Et fait passer sur eux la roue.
27 De geest van een mens is een lamp van de HEERE, die alle schuilhoeken van zijn binnenste doorzoekt. 27 De geest van de mens is een lamp des Heren, doorzoekende al de schuilhoeken van het hart. 27 Le souffle de l'homme est une lampe de l'Eternel; Il pénètre jusqu'au fond des entrailles.
28 Goedertierenheid en trouw beschermen een koning, en door goedertierenheid versterkt hij zijn troon. 28 Liefde en trouw beschermen de koning, en door liefde schraagt hij zijn troon. 28 La bonté et la fidélité gardent le roi, Et il soutient son trône par la bonté.
29 Het sieraad van jonge mannen is hun kracht, en de glorie van de ouderen is de grijsheid. 29 Der jongelingen sieraad is hun kracht, en der ouden glorie is de grijsheid. 29 La force est la gloire des jeunes gens, Et les cheveux blancs sont l'ornement des vieillards.
30 Striemen en wonden zuiveren het kwaad uit, evenals slagen de schuilhoeken van het binnenste zuiveren. 30 Bloedige striemen zuiveren het kwaad uit, en slagen reinigen de schuilhoeken van het hart. 30 Les plaies d'une blessure sont un remède pour le méchant; De même les coups qui pénètrent jusqu'au fond des entrailles.