|
1 Wat u betreft, laat uw broer Aäron en zijn zonen die bij hem zijn, bij u komen uit het midden van de Israëlieten om Mij als priester te dienen: Aäron, Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar, de zonen van Aäron. |
1 Gij dan, doe tot u naderen uw broeder Aaron, en zijn zonen met hem, uit het midden der Israelieten, om voor Mij het priesterambt te bekleden: Aaron, Nadab en Abihu, Eleazar en Itamar, de zonen van Aaron. |
1 Und sollst Aaron, deinen Bruder, und seine Söhne zu dir nehmen aus den Kindern Israel, daß er mein Priester sei, nämlich Aaron und seine Söhne, Nadab, Abihu, Eleasar und Ithamar. |
2 Dan moet u voor uw broer Aäron geheiligde kleding maken om hem waardigheid en aanzien te geven. |
2 Gij zult heilige klederen maken voor uw broeder Aaron, tot een prachtig sieraad. |
2 Und sollst Aaron, deinem Bruder heilige Kleider machen, die herrlich und schön seien. |
3 En ú moet spreken tot allen die wijs van hart zijn, die Ik met een geest van wijsheid vervuld heb, dat zij de kleding van Aäron moeten maken om hem te heiligen, zodat hij Mij als priester kan dienen. |
3 Gij zult zeggen tot allen die kunstvaardig zijn, welke Ik met een geest van wijsheid vervuld heb, dat zij de klederen van Aaron maken, om hem te heiligen, om voor Mij het priesterambt te bekleden. |
3 Und sollst reden mit allen, die eines weisen Herzens sind, die ich mit dem Geist der Weisheit erfüllet habe, Aaron Kleider machen zu seiner Weihe, daß er mein Priester sei. |
4 Dit zijn dan de kledingstukken die zij moeten maken: een borsttas, een efod, een bovenkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel. Zij moeten namelijk voor uw broer Aäron en voor zijn zonen geheiligde kleding maken om Mij als priester te dienen. |
4 Dit nu zijn de klederen die zij maken zullen: een borstschild, een efod, een opperkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel. Zo zullen zij heilige klederen maken voor uw broeder Aaron, en voor zijn zonen, om voor Mij het priesterambt te bekleden. |
4 Das sind aber die Kleider, die sie machen sollen: das Schildlein, Leibrock, Seidenrock, engen Rock, Hut und Gürtel. Also sollen sie heilige Kleider machen deinem Bruder Aaron und seinen Söhnen, daß er mein Priester sei. |
5 En zíj moeten daarvoor het goud en de blauwpurperen, de roodpurperen, en de scharlakenrode wol en het fijn linnen nemen. |
5 Daartoe zullen zij nemen goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en fijn linnen. |
5 Dazu sollen sie nehmen Gold, gelbe Seide, Scharlaken, Rosinrot und weiße Seide. |
6 Vervolgens moeten zij de efod maken van goud, van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en van dubbeldraads fijn linnen, werk van een kunstenaar. |
6 Zij zullen de efod maken van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen: kunstig werk. |
6 Den Leibrock sollen sie machen von Gold, gelber Seide, Scharlaken, Rosinrot und gezwirnter weißer Seide, künstlich, |
7 Hij moet twee schouderstukken hebben die de efod aan zijn beide uiteinden bijeenhouden, zodat hij één geheel vormt. |
7 Twee verbonden schouderstukken zal hij hebben, aan de beide einden moet hij verbonden worden. |
7 daß er auf beiden Achseln zusammengefüget und an beiden Seiten zusammengebunden werde. |
8 En de kunstige band van zijn efod die erop vastzit, moet op dezelfde manier gemaakt worden en er één geheel mee vormen: van goud, blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en dubbeldraads fijn linnen. |
8 De gordel aan de efod om die aan te binden, op dezelfde wijze vervaardigd, zal daarmee een geheel vormen, van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen. |
8 Und sein Gurt drauf soll derselben Kunst und Werks sein, von Gold, gelber Seide, Scharlaken, Rosinrot und gezwirnter weißer Seide. |
9 Vervolgens moet u twee onyxstenen nemen en daarin de namen van de zonen van Israël graveren: |
9 Gij zult twee chrysopraasstenen nemen en de namen der zonen van Israel daarin graveren, |
9 Und sollst zween Onyxsteine nehmen und drauf graben die Namen der Kinder Israel, |
10 zes van hun namen op de ene steen, en de namen van de zes overige op de andere steen, in de volgorde van hun geboorte. |
10 Zes van hun namen op de ene steen en de zes overige namen op de andere steen, naar de volgorde van hun geboorte. |
10 auf jeglichen sechs Namen, nach der Ordnung ihres Alters. |
11 Als werk van een graveerder van edelstenen, zoals men zegels graveert, moet u de twee stenen graveren, met de namen van de zonen van Israël. U moet ze zó maken dat ze gevat zijn in gouden kassen. |
11 Als kunstwerk van een steensnijder, als zegelgraveerwerk, zult gij de twee stenen met de namen der zonen van Israel graveren; ingevat in gouden kassen zult gij ze maken. |
11 Das sollst du tun durch die Steinschneider, die da Siegel graben, also daß sie mit Gold umher gefasset werden. |
12 Dan moet u de twee stenen op de schouderstukken van de efod bevestigen, als gedenkstenen voor de Israëlieten. Aäron moet hun namen namelijk ter gedachtenis voor het aangezicht van de HEERE op zijn beide schouders dragen. |
12 Dan zult gij de twee stenen op de schouderstukken van de efod zetten als gedachtenisstenen voor de Israelieten: Aaron zal hun namen ter gedachtenis voor het aangezicht des Heren op zijn beide schouderstukken dragen. |
12 Und sollst sie auf die Schultern des Leibrocks heften, daß es Steine seien zum Gedächtnis für die Kinder Israel, daß Aaron ihre Namen auf seinen beiden Schultern trage vor dem HERRN zum Gedächtnis. |
13 U moet ook gouden kassen maken |
13 Gij zult kassen van goud maken |
13 Und sollst güldene Spangen machen |
14 en twee kettinkjes van zuiver goud. U moet ze ineengedraaid maken, als vlechtwerk, en de gevlochten kettinkjes vastmaken aan de kassen. |
14 En twee kettinkjes van louter goud; als snoeren zult gij ze maken, vlechtwerk, en gij zult de gevlochten kettinkjes aan de kassen bevestigen. |
14 und zwo Ketten von feinem Golde mit zwei Enden, aber die Glieder ineinander hangend, und sollst sie an die Spangen tun. |
15 Vervolgens moet u een borsttas van de beslissing maken, werk van een kunstenaar. U moet hem maken op dezelfde manier als de efod: van goud, van blauwpurperen, roodpurperen, en scharlakenrode wol, en van dubbeldraads fijn linnen moet u hem maken. |
15 Gij zult een borstschild der beslissing maken, kunstig werk. Op dezelfde wijze als de efod zult gij het maken: van goud, blauwpurper, roodpurper, scharlaken en getweernd fijn linnen zult gij het maken. |
15 Das Amtsschildlein sollst du machen nach der Kunst wie den Leibrock, von Gold, gelber Seide, Scharlaken, Rosinrot und gezwirnter weißer Seide. |
16 Vierkant moet hij zijn en dubbelgevouwen, zijn lengte moet een span zijn en zijn breedte een span. |
16 Vierkant zal het zijn, dubbel, een span lang en een span breed. |
16 Viereckig soll es sein und zwiefach; eine Hand breit soll seine Länge sein und eine Hand breit seine Breite. |
17 Dan moet u hem opvullen met een edelsteenvulling, vier rijen edelstenen: een rij van een robijn, een topaas en een karbonkel; dit is de eerste rij. |
17 Gij zult het vullen met een steenvulling, vier rijen stenen: een rij rode jaspis, chrysoliet en malachiet, de eerste rij; |
17 Und sollst es füllen mit vier Riegen voll Steine. Die erste Riege sei ein Sarder, Topaser; Smaragd; |
18 De tweede rij: een smaragd, een saffier en een diamant. |
18 De tweede rij: hematiet, lazuursteen en prasem; |
18 die andere ein Rubin, Saphir, Demant; |
19 De derde rij: een hyacint, een agaat en een amethist. |
19 De derde rij: barnsteen, agaat en amethist; |
19 die dritte ein Lynkurer, Achat, Amethyst; |
20 Ten slotte de vierde rij: een turkoois, een onyx en een jaspis; ze moeten in hun zettingen in goud gevat zijn. |
20 De vierde rij: turkoois, chrysopraas en nefriet. Met goud omgeven zullen zij in hun zettingen gevat zijn. |
20 die vierte ein Türkis, Onyx, Jaspis. In Gold sollen sie gefasset sein in allen Riegen. |
21 En de stenen moeten twaalf in getal zijn, overeenkomstig de namen van de zonen van Israël, overeenkomend met hun namen. De stenen moeten zegelgraveringen krijgen, ieder met zijn naam. Zij zijn voor de twaalf stammen bestemd. |
21 En de stenen zullen overeenkomstig de namen der zonen van Israel twaalf in getal zijn, overeenkomstig hun namen; als zegelgraveerwerk zullen zij, elk met zijn naam, zijn voor de twaalf stammen. |
21 Und sollen nach den zwölf Namen der Kinder Israel stehen, gegraben vom Steinschneider, ein jeglicher seines Namens, nach den zwölf Stämmen. |
22 Verder moet u op de borsttas ineengedraaide kettinkjes maken, vlechtwerk van zuiver goud. |
22 Ook zult gij op het borstschild gedraaide kettinkjes maken, vlechtwerk, van louter goud. |
22 Und sollst Ketten zu dem Schildlein machen mit zwei Enden, aber die Glieder ineinander hangend, von feinem Golde, |
23 Vervolgens moet u op de borsttas twee gouden ringen maken, en de beide ringen vastmaken aan de twee uiteinden van de borsttas. |
23 Gij zult op het borstschild twee gouden ringen maken en de beide ringen aan de beide einden van het borstschild zetten. |
23 und zween güldene Ringe an das Schildlein, also daß du dieselben zween Ringe heftest an zwo Ecken des Schildleins |
24 Dan moet u de beide gevlochten gouden kettinkjes vastmaken aan de twee ringen aan de uiteinden van de borsttas. |
24 Gij zult de beide gevlochten kettinkjes van goud in de beide ringen aan de einden van het borstschild doen. |
24 und die zwo güldenen Ketten in die selben zween Ringe an den beiden Ecken des Schildleins tust. |
25 Dan moet u de twee andere uiteinden van de beide gevlochten kettinkjes vastmaken aan de twee kassen. U moet ze vastmaken aan de schouderstukken van de efod, aan de voorkant ervan. |
25 De beide andere einden der beide gevlochten kettinkjes zult gij aan de beide kassen vastmaken en op de schouderstukken van de efod zetten, aan de voorkant. |
25 Aber die zwei Enden der zwo Ketten sollst du in zwo Spangen tun und sie heften auf die Schultern am Leibrock, gegeneinander über. |
26 U moet nog twee gouden ringen maken en ze bevestigen aan de beide andere uiteinden van de borsttas, op de zoom ervan, die aan de kant van de efod, aan de binnenkant ligt. |
26 Gij zult twee gouden ringen maken en ze aan de beide einden van het borstschild zetten, op de binnenrand, die naar de efod toegekeerd is. |
26 Und sollst zween andere güldene Ringe machen und an die zwo andern Ecken des Schildleins heften an seinem Ort, inwendig gegen dem Leibrock. |
27 Daarna moet u nogmaals twee gouden ringen maken en ze vastmaken aan de beide schouderstukken van de efod, van onderen af, aan de voorkant, dicht bij zijn verbinding, boven op de kunstige band van de efod. |
27 Ook zult gij twee gouden ringen maken en ze op de beide schouderstukken van de efod zetten, onderaan, aan de voorkant, dicht bij de plaats waar hij verbonden is, boven de gordel van de efod. |
27 Und sollst aber zween güldene Ringe machen und an die zwo Ecken unten am Leibrock gegeneinander heften, da der Leibrock zusammengehet, oben an dem Leibrock, künstlich. |
28 Men moet verder de borsttas met zijn eigen ringen aan de ringen van de efod vastbinden met een blauwpurperen koord, zodat hij boven de kunstige band van de efod vastzit en de borsttas niet van de efod kan losraken. |
28 Dan zal men het borstschild met zijn ringen aan de ringen van de efod vastbinden met een blauwpurperen snoer, zodat het op de gordel van de efod vastzit, en het borstschild niet van de efod kan afschuiven. |
28 Und man soll das Schildlein mit feinen Ringen mit einer gelben Schnur an die Ringe des Leibrocks knüpfen, daß es auf dem künstlich gemachten Leibrock hart anliege und das Schildlein sich nicht von dem Leibrock losmache. |
29 Zo zal Aäron de namen van de zonen van Israël op de borsttas van de beslissing, op zijn hart dragen, als hij in het heiligdom binnenkomt, tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht van de HEERE. |
29 Zo zal Aaron de namen der zonen van Israel in het borstschild der beslissing op zijn hart dragen, wanneer hij in het heiligdom komt, tot een voortdurende gedachtenis voor het aangezicht des Heren. |
29 Also soll Aaron die Namen der Kinder Israel tragen in dem Amtsschildlein auf seinem Herzen, wenn er in das Heilige gehet, zum Gedächtnis vor dem HERRN allezeit. |
30 En u moet in de borsttas van de beslissing de urim en de tummim doen, zodat die op het hart van Aäron zijn, als hij binnenkomt voor het aangezicht van de HEERE. Zo zal Aäron de beslissing voor de Israëlieten voortdurend op zijn hart dragen voor het aangezicht van de HEERE. |
30 En gij zult in het borstschild der beslissing de Urim en de Tummim leggen; zij zullen op het hart van Aaron zijn, wanneer hij voor het aangezicht des Heren komt, en Aaron zal de beslissing voor de Israelieten voortdurend op zijn hart dragen, voor het aangezicht des Heren. |
30 Und sollst in das Amtsschildlein tun Licht und Recht, daß sie auf dem Herzen Aarons seien, wenn er eingehet vor den HERRN, und trage das Amt der Kinder Israel auf seinem Herzen vor dem HERRN allewege. |
31 U moet ook het bovenkleed van de efod geheel van blauwpurperen wol maken. |
31 Gij zult het opperkleed van de efod geheel van blauwpurper maken. |
31 Du sollst auch den Seidenrock unter den Leibrock machen, ganz von gelber Seide. |
32 Zijn halsopening moet dan in het midden ervan zijn. Zijn opening moet rondom een zoom hebben, werk van een wever. Het moet net zo'n opening hebben als bij een leren pantser, zodat het niet kan inscheuren. |
32 De halsopening zal in het midden ervan zijn: de halsopening zal rondom een rand hebben van weefsel als bij een pantser, opdat het niet scheure. |
32 Und oben mitten inne soll ein Loch sein und eine Borte um das Loch her zusammengefaltet, daß es nicht zerreiße. |
33 Vervolgens moet u op de zomen ervan granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol maken, dus rondom op zijn zomen, en daartussenin gouden belletjes, rondom. |
33 En gij zult op zijn zomen granaatappels in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, rondom op zijn zomen, zetten, en gouden belletjes overal daartussen: |
33 Und unten an seinem Saum sollst du Granatäpfel machen von gelber Seide, Scharlaken, Rosinrot um und um, und zwischen dieselben güldene Schellen, auch um und um, |
34 Een gouden belletje, daarna een granaatappel, dan weer een gouden belletje en een granaatappel, rondom op de zomen van het bovenkleed. |
34 Telkens een gouden belletje en een granaatappel, rondom op de zomen van het opperkleed. |
34 daß eine güldene Schelle sei, danach ein Granatapfel und aber eine güldene Schelle und wieder ein Granatapfel um und um an dem Saum desselben Seidenrocks. |
35 Aäron moet dat namelijk dragen wanneer hij dienstdoet, zodat het geluid ervan gehoord wordt als hij in het heiligdom binnenkomt voor het aangezicht van de HEERE, en als hij naar buiten gaat, opdat hij niet zal sterven. |
35 Aaron nu zal dit aanhebben, als hij dienst doet, en het geluid ervan zal gehoord worden, wanneer hij in het heiligdom komt voor het aangezicht des Heren en wanneer hij naar buiten komt, opdat hij niet sterve. |
35 Und Aaron soll ihn anhaben wenn er dienet, daß man seinen Klang höre, wenn er aus und ein gehet in das Heilige vor dem HERRN, auf daß er nicht sterbe. |
36 U moet ook een plaat maken van zuiver goud en daarin graveren, zoals men zegels graveert: DE HEILIGHEID VAN DE HEERE. |
36 Ook zult gij een plaat van louter goud maken en daarop graveren als zegelgraveerwerk: Den Here heilig. |
36 Du sollst auch ein Stirnblatt machen von feinem Golde und ausgraben, wie man die Siegel ausgräbt: Die Heiligkeit des HERRN. |
37 U moet die bevestigen met een blauwpurperen koord, zodat hij aan de tulband vastzit. Hij moet aan de voorkant van de tulband zitten. |
37 Gij zult haar aan een blauwpurperen snoer bevestigen, en zij zal zich bevinden op de tulband, aan de voorkant van de tulband. |
37 Und sollst es heften an eine gelbe Schnur vorne an den Hut, |
38 Hij moet namelijk op het voorhoofd van Aäron zijn, zodat Aäron de ongerechtigheid kan dragen van de geheiligde gaven die de Israëlieten brengen, ja, van al hun geheiligde geschenken. Hij moet namelijk voortdurend op zijn voorhoofd zijn om hen aangenaam te maken voor het aangezicht van de HEERE. |
38 Zij zal op het voorhoofd van Aaron zijn, en Aaron zal de schuld dragen, gelegen in de heilige dingen die de Israelieten heiligen bij al de gaven van hun heilige dingen; ja, zij zal voortdurend op zijn voorhoofd wezen, zodat zij welgevallig zijn voor het aangezicht des Heren. |
38 auf der Stirn Aarons, daß also Aaron trage die Missetat des Heiligen, das die Kinder Israel heiligen in allen Gaben ihrer Heiligung; und es soll allewege an seiner Stirn sein, daß er sie versöhne vor dem HERRN. |
39 U moet vervolgens het onderkleed weven, van fijn linnen. U moet ook een tulband van fijn linnen maken, maar de gordel moet u van borduurwerk maken. |
39 Gij zult het onderkleed van fijn linnen met ingeweven patroon weven, en een tulband maken van fijn linnen en een gordel zult gij maken van veelkleurig weefwerk. |
39 Du sollst auch den engen Rock machen von weißer Seide und einen Hut von weißer Seide machen und einen gestickten Gürtel |
40 U moet voor de zonen van Aäron ook onderkleren maken en u moet voor hen gordels maken. Ook moet u voor hen hoofddoeken maken die hun waardigheid en aanzien geven. |
40 Voor de zonen van Aaron zult gij onderklederen maken en gij zult voor hen gordels maken, en hoofddoeken zult gij voor hen maken tot een prachtig sieraad. |
40 Und den Söhnen Aarons sollst du Röcke, Gürtel und Hauben machen, die herrlich und schön seien. |
41 U moet ze uw broer Aäron en zijn zonen met hem aantrekken en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij Mij als priester kunnen dienen. |
41 Dan zult gij daarmede uw broeder Aaron en zijn zonen bekleden en hen zalven, wijden en heiligen, zodat zij voor Mij het priesterambt bekleden kunnen. |
41 Und sollst sie deinem Bruder Aaron samt seinen Söhnen anziehen und sollst sie salben und ihre Hände füllen und sie weihen, daß sie meine Priester seien. |
42 Vervolgens moet u linnen broeken voor hen maken om de schaamdelen te bedekken; ze moeten van de heupen tot op de dijen reiken. |
42 Maak voor hen linnen broeken, om hun schaamte te bedekken: van de heupen tot aan de dijen zullen zij reiken. |
42 Und sollst ihnen leinene Niederkleider machen, zu bedecken das Fleisch der Scham, von den Lenden bis an die Hüften. |
43 Aäron en zijn zonen moeten ze namelijk dragen, als zij de tent van ontmoeting binnenkomen, of als zij tot het altaar naderen om in het heiligdom te dienen, opdat zij geen ongerechtigheid op zich laden en sterven. Dit is een eeuwige verordening voor hem en voor zijn nageslacht na hem. |
43 Aaron en zijn zonen zullen die dragen, wanneer zij komen naar de tent der samenkomst of wanneer zij naderen tot het altaar, om dienst te doen in het heiligdom, opdat zij geen ongerechtigheid op zich laden en sterven. Het is een altoosdurende inzetting voor hem en voor zijn nakomelingschap. |
43 Und Aaron und seine Söhne sollen sie anhaben, wenn sie in die Hütte des Stifts gehen oder hinzutreten zum Altar, daß sie dienen in dem Heiligtum, daß sie nicht ihre Missetat tragen und sterben müssen. Das soll ihm und seinem Samen nach ihm eine ewige Weise sein. |