|
1 Een lied, een psalm van Asaf. |
1 Een psalm, een lied van Asaf. (83-2) God, zwijg toch niet en wees niet stil; God, houd U niet als doof. |
1 Een lied. Een psalm van Azaf. (83-2) God, houd u niet stil, zwijg niet en blijf niet werkeloos; |
1 Een lied. Een psalm van Asaf. |
1 Cantique. Psaume d'Asaph. O Dieu, ne reste pas dans le silence! Ne te tais pas, et ne te repose pas, ô Dieu! |
2 O God, zwijg niet, houd U niet doof, wees niet stil, o God! |
2 (83-3) Want zie, uwe vijanden razen, en die U haten steken het hoofd omhoog. |
2 (83-3) want zie, uw vijanden tieren, uw haters dragen het hoofd omhoog. |
2 O God, houd U niet stil, zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God. |
2 Car voici, tes ennemis s'agitent, Ceux qui te haïssent lèvent la tête. |
3 Want zie, Uw vijanden tieren, wie U haten, steken hun hoofd omhoog. |
3 (83-4) Zij smeden listige aanslagen tegen uw volk, en houden samen raad tegen uwe verborgenen. |
3 (83-4) Tegen uw volk smeden zij een listigen aanslag, zij beraadslagen met elkaar tegen uw beschermelingen; |
3 Want zie, uw vijanden tieren, uw haters steken het hoofd op; |
3 Ils forment contre ton peuple des projets pleins de ruse, Et ils délibèrent contre ceux que tu protèges. |
4 Zij beramen listig een heimelijke aanslag tegen Uw volk en beraadslagen tegen Uw beschermelingen. |
4 (83-5) Welaan, zeggen zij, laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn, opdat aan Israëls naam niet meer gedacht worde. |
4 (83-5) zij zeggen: Komt, laat ons hen uitroeien uit de rij der natien; zodat de naam van Israel niet meer vermeld wordt. -- |
4 Zij smeden een listige aanslag tegen uw volk en beraadslagen tegen uw beschermelingen. |
4 Venez, disent-ils, exterminons-les du milieu des nations, Et qu'on ne se souvienne plus du nom d'Israël! |
5 Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt. |
5 (83-6) Want zij hebben zich met elkander verenigd, en een verbond tegen U gemaakt: |
5 (83-6) Want een van zin hebben zij een plan gemaakt, en hebben tegen u een verbond gesloten, |
5 Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen, zodat aan de naam van Israel niet meer wordt gedacht. |
5 Ils se concertent tous d'un même coeur, Ils font une alliance contre toi; |
6 Want samen hebben zij in hun hart beraadslaagd; dezen hebben een verbond tegen U gesloten: |
6 (83-7) de hutten der Edomieten en Ismaëlieten, der Moabieten en Hagarenen, |
6 (83-7) de tenten van Edom en de Ismaelieten, Moab en de Hagarenen, |
6 Want zij hebben eensgezind beraadslaagd, tegen U een verbond gesloten: |
6 Les tentes d'Edom et les Ismaélites, Moab et les Hagaréniens, |
7 de tenten van Edom en de Ismaëlieten, Moab en de Hagrieten, |
7 der Gebalieten, (83-8) Ammonieten en Amalekieten; de Filistijnen met de inwoners van Tyrus; |
7 (83-8) Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus; |
7 De tenten van Edom en de Ismaelieten, Moab en de Hagrieten, |
7 Guebal, Ammon, Amalek, Les Philistins avec les habitants de Tyr; |
8 Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de bewoners van Tyrus. |
8 (83-9) Assur heeft zich ook bij hen gevoegd, en zij helpen de kinderen van Lot. Sela. |
8 (83-9) ook Assur heeft zich bij hen aangesloten, is den zonen van Lot ten arm geworden. |
8 Gebal, Ammon en Amalek, Filistea met de inwoners van Tyrus; |
8 L'Assyrie aussi se joint à eux, Elle prête son bras aux enfants de Lot. Pause. |
9 Ook Assyrië heeft zich bij hen aangesloten, zij zijn voor de zonen van Lot een sterke arm geweest. |
9 (83-10) Doe hun als den Midianieten, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison; |
9 (83-10) Doe met hen als met Midian, als met Sizera en Jabin aan de beek Kisjon, |
9 Zelfs Assur heeft zich bij hen gevoegd, zij zijn de zonen van Lot tot steun. [sela] |
9 Traite-les comme Madian, Comme Sisera, comme Jabin au torrent de Kison! |
10 Doe met hen als met Midian, als met Sisera, als met Jabin aan de beek Kison: |
10 die verdelgd werden bij Endor, (83-11) en werden tot slijk op de aarde. |
10 (83-11) die verdelgd zijn bij Endor, tot mest op den akker zijn geworden. |
10 Doe hun als Midjan, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison, |
10 Ils ont été détruits à En-Dor, Ils sont devenus du fumier pour la terre. |
11 zij zijn weggevaagd te Endor, zij zijn geworden tot mest op de aardbodem. |
11 (83-12) Maak hunne vorsten als Oreb en Zeëb, al hunne oversten als Zebah en Zalmunna, |
11 (83-12) Maak hun edelen als Oreb en Zeeb, al hun machthebbers als Zebah en Salmunna, |
11 Die bij Endor vernietigd werden, tot mest werden voor het land. |
11 Traite leurs chefs comme Oreb et Zeeb, Et tous leurs princes comme Zébach et Tsalmunna! |
12 Maak hen en hun edelen als Oreb en als Zeëb, al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna, |
12 die zeiden: (83-13) Wij willen de huizen Gods bemachtigen. |
12 (83-13) hen die zeggen: Laat ons in bezit nemen de woonsteden Gods! |
12 Maak hen, hun edelen, als Oreb en Zeeb, als Zebach en Salmunna al hun vorsten, |
12 Car ils disent: Emparons-nous Des demeures de Dieu! |
13 die zeiden: Laten wij deze woningen van God voor onszelf in bezit nemen. |
13 (83-14) God, maak hen gelijk het dwarrelend zand, gelijk stoppels voor den wind. |
13 (83-14) Mijn God, maak hen als dorre bladeren, als kaf voor den wind. |
13 Die zeiden: Wij willen in bezit nemen de woonsteden Gods. |
13 Mon Dieu! rends-les semblables au tourbillon, Au chaume qu'emporte le vent, |
14 Mijn God, maak hen als een werveldistel, als stoppels voor de wind. |
14 (83-15) Gelijk een vuur het woud verbrandt, en gelijk ene vlam de bergen aansteekt, |
14 (83-15) Als een vuur dat een bos verteert, en als een vlam die bergen in brand steekt, |
14 Mijn God, maak hen als een werveldistel, als kaf voor de wind. |
14 Au feu qui brûle la forêt, A la flamme qui embrase les montagnes! |
15 Zoals vuur een woud verbrandt, zoals de vlam de bergen verzengt, |
15 (83-16) vervolg hen alzo met uw onweder, en verschrik hen met uwen wervelwind. |
15 (83-16) vervolg hen zo met uw storm, verbijster hen door uw wervelwind. |
15 Gelijk een vuur dat het woud verbrandt, gelijk een vlam die de bergen in laaiende gloed zet, |
15 Poursuis-les ainsi de ta tempête, Et fais-les trembler par ton ouragan! |
16 achtervolg hen zó met Uw storm, jaag hun schrik aan met Uw wervelwind. |
16 (83-17) Bedek hun aangezicht met schaamte, opdat zij naar uwen naam mogen vragen. |
16 (83-17) Bedek hun gelaat met schande; opdat zij uw naam zoeken, Heer. |
16 Vervolg hen zo met uw storm, verschrik hen met uw wervelwind; |
16 Couvre leur face d'ignominie, Afin qu'ils cherchent ton nom, ô Eternel! |
17 Bedek hun gezicht met schande, dan zullen zij, HEERE, Uw Naam zoeken. |
17 (83-18) Mogen zij zich schamen en verschrikken, altoos meer en meer, en te schande worden en omkomen: |
17 (83-18) Dat zij beschaamd en verbijsterd worden voor immer, schaamrood worden en omkomen; |
17 Overdek hun aangezicht met schande, opdat zij uw naam zoeken, o Here. |
17 Qu'ils soient confus et épouvantés pour toujours, Qu'ils soient honteux et qu'ils périssent! |
18 Laten zij beschaamd en door schrik overmand zijn tot in eeuwigheid, laten zij rood van schaamte worden en omkomen. |
18 zo zullen zij erkennen, (83-19) dat Gij alleen, wiens naam Heer is, de Allerhoogste zijt in de gehele wereld. |
18 (83-19) opdat zij weten dat uw naam Heer is, en gij alleen de Allerhoogste zijt op geheel de aarde. |
18 Laten zij voor immer beschaamd en verschrikt worden, schaamrood worden en te gronde gaan, |
18 Qu'ils sachent que toi seul, dont le nom est l'Eternel, Tu es le Très-Haut sur toute la terre! |
19 Dan zullen zij weten, dat U – Uw Naam is HEERE! – U alleen de Allerhoogste bent over de hele aarde. |
|
|
19 Opdat zij weten, dat alleen uw naam is: Here, de allerhoogste over de ganse aarde. |
|