|
1 Een psalm, voor de koorleider, van de zonen van Korach. |
1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm. |
1 Au chef des chantres. Des fils de Koré. Psaume. Tu as été favorable à ton pays, ô Eternel! Tu as ramené les captifs de Jacob; |
2 U bent Uw land goedgezind geweest, HEERE, U bracht een omkeer in de gevangenschap van Jakob. |
2 Gij zijt uw land goedgunstig geweest, o Here, in het lot van Jakob hebt Gij een keer gebracht; |
2 Tu as pardonné l'iniquité de ton peuple, Tu as couvert tous ses péchés; Pause. |
3 De ongerechtigheid van Uw volk hebt U weggenomen, U hebt al hun zonden bedekt. |
3 Gij hebt de ongerechtigheid van uw volk vergeven, al hun zonden bedekt. [sela] |
3 Tu as retiré toute ta fureur, Tu es revenu de l'ardeur de ta colère. |
4 U hebt al Uw verbolgenheid weggenomen, U hebt Zich van Uw brandende toorn afgewend. |
4 Gij hebt weggedaan al uw verbolgenheid, U afgewend van uw brandende toorn. |
4 Rétablis-nous, Dieu de notre salut! Cesse ton indignation contre nous! |
5 Breng ons terug, o God van ons heil, doe Uw toorn over ons teniet. |
5 Herstel ons, o God van ons heil, doe teniet uw afkeer van ons! |
5 T'irriteras-tu contre nous à jamais? Prolongeras-tu ta colère éternellement? |
6 Zult U voor eeuwig toornig op ons zijn, Uw toorn laten duren van generatie op generatie? |
6 Zult Gij voor altoos tegen ons toornen, uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht? |
6 Ne nous rendras-tu pas à la vie, Afin que ton peuple se réjouisse en toi? |
7 Zou Ú ons niet weer levend maken, zodat Uw volk zich in U verblijdt? |
7 Zult Gij ons niet doen herleven, opdat uw volk zich in U verheuge? |
7 Eternel! fais-nous voir ta bonté, Et accorde-nous ton salut! |
8 Toon ons Uw goedertierenheid, HEERE, geef ons Uw heil. |
8 O Here, toon ons uw goedertierenheid, en schenk ons uw heil! |
8 J'écouterai ce que dit Dieu, l'Eternel; Car il parle de paix à son peuple et à ses fidèles, Pourvu qu'ils ne retombent pas dans la folie. |
9 Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal, want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstelingen van vrede spreken; maar laten zij niet tot dwaasheid terugkeren. |
9 Ik wil horen wat God, de Here, spreekt; want Hij zal van vrede spreken tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten; maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid. |
9 Oui, son salut est près de ceux qui le craignent, Afin que la gloire habite dans notre pays. |
10 Ja, Zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat er eer in ons land woont. |
10 Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat heerlijkheid in ons land woont. |
10 La bonté et la fidélité se rencontrent, La justice et la paix s'embrassent; |
11 Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkaar, gerechtigheid en vrede kussen elkaar. |
11 Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander, gerechtigheid en vrede kussen elkaar, |
11 La fidélité germe de la terre, Et la justice regarde du haut des cieux. |
12 Trouw komt op uit de aarde, gerechtigheid ziet uit de hemel neer. |
12 Trouw spruit voort uit de aarde, en gerechtigheid ziet neder van de hemel. |
12 L'Eternel aussi accordera le bonheur, Et notre terre donnera ses fruits. |
13 Ook geeft de HEERE het goede, en geeft ons land zijn opbrengst. |
13 Ook zal de Here het goede geven, en ons land zal zijn gewas voortbrengen; |
13 La justice marchera devant lui, Et imprimera ses pas sur le chemin. |
14 Gerechtigheid gaat voor Zijn aangezicht uit, Hij zet haar langs de weg waar Zijn voetstappen staan. |
14 Gerechtigheid zal voor Hem uitgaan en zijn schreden richten op de weg. |
|