|
1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De Gittith’. |
1 Voor de koorleider. Op de Gittit. Een psalm van David. |
1 Voor de koorleider. Op de wijs van De Gatitische. Een psalm van David. |
2 HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! U Die Uw majesteit getoond hebt boven de hemel. |
2 O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde, Gij, die uw majesteit toont aan de hemel. |
2 HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. Uw luister aan de hemel wordt bejubeld |
3 Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt U een sterk fundament gelegd, omwille van Uw tegenstanders, om de vijand en wraakzuchtige te laten ophouden. |
3 Uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest, uw tegenstanders ten spijt, om vijand en wraakgierige te doen verstommen. |
3 door de mond van kinderen en zuigelingen. Tegen uw vijanden hebt U een macht gebouwd om hun wraak en verzet te breken. |
4 Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt, |
4 Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij bereid hebt: |
4 Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd, |
5 wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt, en het mensenkind, dat U naar hem omziet? |
5 Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? |
5 wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind dat U naar hem omziet? |
6 Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen en hem met eer en glorie gekroond. |
6 Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. |
6 U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, |
7 U doet hem heersen over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd: |
7 Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd: |
7 hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd: |
8 schapen en runderen, die allemaal, en ook de dieren van het veld, |
8 Schapen en runderen altegader en ook de dieren des velds, |
8 schapen, geiten, al het vee, en ook de dieren van het veld, |
9 de vogels in de lucht en de vissen in de zee, al wat over de paden van de zeeën gaat. |
9 De vogelen des hemels en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeen doorkruist. |
9 de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën. |
10 HEERE, onze Heere, hoe machtig is Uw Naam op de hele aarde! |
10 O Here, onze Here, hoe heerlijk is uw naam op de ganse aarde. |
10 HEER, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. |