Psalmen 6
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel, op ‘De achtste’. 1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Op de wijze van: De achtste. Een psalm van David. 1 Au chef des chantres. Avec instruments à cordes. Sur la harpe à huit cordes. Psaume de David. Eternel! ne me punis pas dans ta colère, Et ne me châtie pas dans ta fureur.
2 HEERE, straf mij niet in Uw toorn, bestraf mij niet in Uw grimmigheid! 2 O Here, straf mij niet in uw toorn, en kastijd mij niet in uw grimmigheid. 2 Aie pitié de moi, Eternel! car je suis sans force; Guéris-moi, Eternel! car mes os sont tremblants.
3 Wees mij genadig, HEERE, want ik ben verzwakt, genees mij, HEERE, want mijn beenderen zijn verschrikt. 3 Wees mij genadig, Here, want ik kwijn weg; genees mij, Here, want mijn gebeente is verschrikt. 3 Mon âme est toute troublée; Et toi, Eternel! jusques à quand?...
4 Ja, mijn ziel is zeer door schrik overmand. En U, HEERE, hoelang nog? 4 Ja, mijn ziel is ten zeerste verschrikt, en Gij, Here, hoelang nog? 4 Reviens, Eternel! délivre mon âme; Sauve-moi, à cause de ta miséricorde.
5 Keer terug, HEERE, red mijn ziel, verlos mij, omwille van Uw goedertierenheid. 5 Keer weder, Here, red mijn ziel, verlos mij om uwer goedertierenheid wil. 5 Car celui qui meurt n'a plus ton souvenir; Qui te louera dans le séjour des morts?
6 Want in de dood is er geen gedachtenis aan U, wie zal U loven in het graf? 6 Want in de dood is Uwer geen gedachtenis; wie zou U loven in het dodenrijk? 6 Je m'épuise à force de gémir; Chaque nuit ma couche est baignée de mes larmes, Mon lit est arrosé de mes pleurs.
7 Ik ben moe van mijn zuchten, heel de nacht maak ik mijn bed nat, doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen. 7 Ik ben afgemat van mijn zuchten; elke nacht doorweek ik mijn sponde, doe ik mijn bed van tranen vloeien. 7 J'ai le visage usé par le chagrin; Tous ceux qui me persécutent le font vieillir.
8 Mijn ogen zijn verzwakt van verdriet, ze zijn oud geworden vanwege al mijn tegenstanders. 8 Mijn oog is dof geworden van verdriet, verzwakt door allen die mij benauwen. 8 Eloignez-vous de moi, vous tous qui faites le mal! Car l'Eternel entend la voix de mes larmes;
9 Ga weg van mij, u allen die onrecht bedrijft, want de HEERE heeft mijn luide geween gehoord. 9 Wijkt van mij, al gij bedrijvers van ongerechtigheid, want de Here heeft mijn wenen gehoord; 9 L'Eternel exauce mes supplications, L'Eternel accueille ma prière.
10 De HEERE heeft mijn smeken gehoord, de HEERE zal mijn gebed aannemen. 10 De Here heeft mijn smeking gehoord, de Here neemt mijn bede aan. 10 Tous mes ennemis sont confondus, saisis d'épouvante; Ils reculent, soudain couverts de honte.
11 Al mijn vijanden worden zeer beschaamd en door schrik overmand; zij deinzen terug, zij worden in een ogenblik beschaamd. 11 Al mijn vijanden zullen beschaamd staan, ten zeerste verschrikt, zij zullen in een oogwenk beschaamd afdeinzen.