Psalmen 50
© Herziene Statenvertaling
© NBG
New International Version
1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de HEERE, spreekt, en roept de aarde, vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat. 1 Een psalm van Asaf. De God der goden, de Here, spreekt en roept de aarde vanwaar de zon opgaat tot waar zij ondergaat. 1 The Mighty One, God, the Lord , speaks and summons the earth from the rising of the sun to where it sets.
2 Uit Sion, de volmaakte schoonheid, verschijnt God blinkend. 2 Uit Sion, de volkomen schoonheid, verschijnt God in lichtglans. 2 From Zion, perfect in beauty, God shines forth.
3 Onze God komt en zal niet zwijgen; voor Zijn aangezicht verteert een vuur, rondom Hem stormt het geweldig. 3 Onze God komt en zal niet zwijgen, vuur verteert voor zijn aangezicht, rondom Hem stormt het geweldig. 3 Our God comes and will not be silent; a fire devours before him, and around him a tempest rages.
4 Hij roept tot de hemel daarboven en tot de aarde, om over Zijn volk recht te spreken: 4 Hij roept tot de hemel daarboven, en tot de aarde om zijn volk te richten: 4 He summons the heavens above, and the earth, that he may judge his people:
5 Verzamel Mij Mijn gunstelingen, die een verbond met Mij sluiten door offers. 5 Vergadert Mij mijn gunstgenoten, die met Mij het verbond sluiten met offers. 5 “Gather to me this consecrated people, who made a covenant with me by sacrifice.”
6 De hemel verkondigt Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. 6 Daar verkondigt de hemel zijn gerechtigheid, want God is rechter. [sela] 6 And the heavens proclaim his righteousness, for he is a God of justice.
7 Luister, Mijn volk, en Ik zal spreken, Israël, Ik zal onder u getuigen: Ik, God, ben uw God. 7 Hoor nu, mijn volk, en Ik wil spreken, Israel, en Ik wil tegen u getuigen: God, uw God, ben Ik. 7 “Listen, my people, and I will speak; I will testify against you, Israel: I am God, your God.
8 Niet om uw offers zal Ik u straffen, want uw brandoffers houd Ik voortdurend voor ogen. 8 Niet om uw offers berisp Ik u; uw brandoffers toch zijn bestendig voor Mij. 8 I bring no charges against you concerning your sacrifices or concerning your burnt offerings, which are ever before me.
9 Toch hoef Ik uit uw huis geen jonge stier te nemen of bokken uit uw kooien, 9 Ik neem uit uw huis geen stier, geen bokken uit uw kooien, 9 I have no need of a bull from your stall or of goats from your pens,
10 want al de wilde dieren in het woud zijn van Mij, de dieren op duizend bergen. 10 Want Mij behoort al het gedierte van het woud, het vee op bergen, rijk aan runderen. 10 for every animal of the forest is mine, and the cattle on a thousand hills.
11 Ik ken alle vogels van de bergen, het wild van het veld is bij Mij. 11 Ik ken al het gevogelte der bergen, wat zich roert op het veld, staat Mij ter beschikking. 11 I know every bird in the mountains, and the insects in the fields are mine.
12 Als Ik honger had, Ik zou het u niet zeggen; want van Mij is de wereld en al wat zij bevat. 12 Indien Ik honger had, zou Ik het u niet zeggen, want Mij behoort de wereld en haar volheid. 12 If I were hungry I would not tell you, for the world is mine, and all that is in it.
13 Zou Ik stierenvlees eten of bokkenbloed drinken? 13 Eet Ik soms stierevlees, of drink Ik bokkebloed? 13 Do I eat the flesh of bulls or drink the blood of goats?
14 Offer dank aan God en kom aan de Allerhoogste uw geloften na. 14 Offer Gode lof en betaal de Allerhoogste uw geloften; 14 “Sacrifice thank offerings to God, fulfill your vows to the Most High,
15 Roep Mij aan in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren. 15 Roep Mij aan ten dage der benauwdheid, ik zal u redden en gij zult Mij eren. [sela] 15 and call on me in the day of trouble; I will deliver you, and you will honor me.”
16 Maar tegen de goddeloze zegt God: Hoe durft u over Mijn verordeningen te vertellen en Mijn verbond in uw mond te nemen? 16 Maar tot de goddeloze zegt God: Wat hebt gij mijn inzettingen op te tellen, en neemt mijn verbond in uw mond, 16 But to the wicked person, God says: “What right have you to recite my laws or take my covenant on your lips?
17 Want ú haat de vermaning en werpt Mijn woorden achter u weg. 17 Hoewel gij de tucht haat, en mijn woorden achter u werpt? 17 You hate my instruction and cast my words behind you.
18 Ziet u een dief, dan loopt u met hem mee; en uw deel is met overspelers. 18 Indien gij een dief ziet, dan houdt gij het met hem, met overspelers is uw deel. 18 When you see a thief, you join with him; you throw in your lot with adulterers.
19 Uw mond gebruikt u voor het kwaad, uw tong smeedt bedrog aan bedrog. 19 Uw mond laat gij in boosheid gaan, uw tong koppelt bedrog aaneen; 19 You use your mouth for evil and harness your tongue to deceit.
20 U zit daar en spreekt kwaad tegen uw broeder, u werpt een smet op de zoon van uw moeder. 20 Gij zit en spreekt tegen uw broeder, gij werpt smaad op de zoon van uw moeder. 20 You sit and testify against your brother and slander your own mother’s son.
21 Zulke dingen doet u en Ik zwijg; u denkt dat Ik net zo ben als u. Ik zal u straffen en uw zonden voor uw ogen uitstallen. 21 Dit hebt gij gedaan en Ik heb gezwegen; gij beeldt u in, dat Ik geheel en al ben als gij. Ik wil u berispen en het u onder het oog brengen. 21 When you did these things and I kept silent, you thought I was exactly like you. But I now arraign you and set my accusations before you.
22 Begrijp dit toch, u die God vergeet; anders verscheur Ik, en er is niemand die redt. 22 Verstaat dit toch, gij, die God vergeet, opdat Ik niet verscheure, zonder dat iemand redt. 22 “Consider this, you who forget God, or I will tear you to pieces, with no one to rescue you:
23 Wie dank offert, zal Mij eren; wie de rechte weg gaat, zal Ik Gods heil doen zien. 23 Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien. 23 Those who sacrifice thank offerings honor me, and to the blameless I will show my salvation.”