|
1 Een lofzang van David. Mijn God en Koning, ik zal U roemen en Uw Naam loven, voor eeuwig en altijd. |
1 Een loflied van David. Ik zal U verhogen, mijn God, Gij Koning, ik zal uw naam prijzen voor altoos en immer; |
1 Louange. De David. Je t'exalterai, ô mon Dieu, mon roi! Et je bénirai ton nom à toujours et à perpétuité. |
2 Iedere dag zal ik U loven en Uw Naam prijzen, voor eeuwig en altijd. |
2 Te allen dage zal ik U prijzen, uw naam loven voor altoos en immer. |
2 Chaque jour je te bénirai, Et je célébrerai ton nom à toujours et à perpétuité. |
3 De HEERE is groot en zeer te prijzen, Zijn grootheid is niet te doorgronden. |
3 De Here is groot en zeer te prijzen, zijn grootheid is ondoorgrondelijk. |
3 L'Eternel est grand et très digne de louange, Et sa grandeur est insondable. |
4 Generatie op generatie zal Uw werken roemen, zij zullen Uw machtige daden verkondigen. |
4 Geslacht aan geslacht zal uw werken roemen, zij zullen uw machtige daden verkondigen. |
4 Que chaque génération célèbre tes oeuvres, Et publie tes hauts faits! |
5 Ik zal spreken van de heerlijke glorie van Uw majesteit, en van Uw wonderlijke daden. |
5 Ik zal van de heerlijke luister uwer majesteit en van uw wonderdaden gewagen. |
5 Je dirai la splendeur glorieuse de ta majesté; Je chanterai tes merveilles. |
6 Zij zullen de kracht van Uw ontzagwekkende daden in herinnering roepen; Uw grootheid, die zal ik vertellen. |
6 Zij zullen spreken van de macht uwer geduchte daden, en uw grootheid wil ik vertellen. |
6 On parlera de ta puissance redoutable, Et je raconterai ta grandeur. |
7 Zij zullen de mond doen overvloeien van de gedachtenis aan Uw grote goedheid, en vrolijk zingen van Uw gerechtigheid: |
7 Zij zullen de roem uwer grote goedheid verkondigen, en jubelen over uw gerechtigheid. |
7 Qu'on proclame le souvenir de ton immense bonté, Et qu'on célèbre ta justice! |
8 Genadig en barmhartig is de HEERE, geduldig en groot aan goedertierenheid. |
8 Genadig en barmhartig is de Here, lankmoedig en groot van goedertierenheid. |
8 L'Eternel est miséricordieux et compatissant, Lent à la colère et plein de bonté. |
9 De HEERE is voor allen goed, Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken. |
9 De Here is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn werken. |
9 L'Eternel est bon envers tous, Et ses compassions s'étendent sur toutes ses oeuvres. |
10 Al Uw werken zullen U loven, HEERE; Uw gunstelingen zullen U danken. |
10 Al uw werken zullen U loven, Here, uw gunstgenoten zullen U prijzen; |
10 Toutes tes oeuvres te loueront, ô Eternel! Et tes fidèles te béniront. |
11 Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen en van Uw macht spreken, |
11 Zij zullen van de heerlijkheid van uw koningschap spreken en van uw mogendheid gewagen, |
11 Ils diront la gloire de ton règne, Et ils proclameront ta puissance, |
12 om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken, de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk. |
12 Om de mensenkinderen zijn machtige daden te verkondigen en de luisterrijke heerlijkheid van zijn koningschap. |
12 Pour faire connaître aux fils de l'homme ta puissance Et la splendeur glorieuse de ton règne. |
13 Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, Uw heerschappij omvat alle generaties. |
13 Uw koningschap is een koningschap voor alle eeuwen, uw heerschappij is over alle geslachten. |
13 Ton règne est un règne de tous les siècles, Et ta domination subsiste dans tous les âges. |
14 De HEERE ondersteunt allen die vallen, Hij richt alle gebogenen op. |
14 De Here schraagt allen die vallen, Hij richt alle gebogenen op. |
14 L'Eternel soutient tous ceux qui tombent, Et il redresse tous ceux qui sont courbés. |
15 De ogen van allen wachten op U, U geeft hun hun voedsel op zijn tijd. |
15 Aller ogen wachten op U, en Gij geeft hun te zijner tijd hun spijze; |
15 Les yeux de tous espèrent en toi, Et tu leur donnes la nourriture en son temps. |
16 U doet Uw hand open en verzadigt al wat leeft, naar Uw welbehagen. |
16 Gij doet uw hand open en verzadigt met welbehagen al wat leeft. |
16 Tu ouvres ta main, Et tu rassasies à souhait tout ce qui a vie. |
17 De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, goedertieren in al Zijn werken. |
17 De Here is rechtvaardig in al zijn wegen, goedertieren in al zijn werken. |
17 L'Eternel est juste dans toutes ses voies, Et miséricordieux dans toutes ses oeuvres. |
18 De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen. |
18 De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid. |
18 L'Eternel est près de tous ceux qui l'invoquent, De tous ceux qui l'invoquent avec sincérité; |
19 Hij vervult het verlangen van wie Hem vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen. |
19 Hij vervult de wens van wie Hem vrezen, Hij hoort hun hulpgeroep en verlost hen. |
19 Il accomplit les désirs de ceux qui le craignent, Il entend leur cri et il les sauve. |
20 De HEERE bewaart allen die Hem liefhebben, maar Hij vaagt alle goddelozen weg. |
20 De Here bewaart allen die Hem liefhebben, maar Hij verdelgt alle goddelozen. |
20 L'Eternel garde tous ceux qui l'aiment, Et il détruit tous les méchants. |
21 Mijn mond zal van de lof van de HEERE spreken, alle vlees zal Zijn heilige Naam loven, voor eeuwig en altijd. |
21 Mijn mond zal van de lof des Heren spreken, en al wat leeft, zal zijn heilige naam prijzen voor altoos en immer. |
21 Que ma bouche publie la louange de l'Eternel, Et que toute chair bénisse son saint nom, A toujours et à perpétuité! |