Psalmen 126
© Herziene Statenvertaling
© NBG
© NBV 2021
1 Een pelgrimslied. Toen de HEERE de gevangenen van Sion terug deed keren, waren wij als mensen die droomden. 1 Een bedevaartslied. Toen de Here de gevangenen van Sion deed wederkeren, waren wij als degenen die dromen. 1 Een pelgrimslied. Toen de HEER het lot van Sion keerde, was het of wij droomden,
2 Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze tong met gejuich. Toen zei men onder de heidenvolken: De HEERE heeft grote dingen bij hen gedaan! 2 Toen werd onze mond vervuld met lachen, onze tong met gejuich. Toen zeide men onder de heidenen: De Here heeft grote dingen bij hen gedaan! 2 een lach vulde onze mond, onze tong brak uit in gejuich. Toen zeiden alle volken: ‘De HEER heeft voor hen iets groots verricht.’
3 De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn wij verblijd. 3 De Here heeft grote dingen bij ons gedaan, wij waren verheugd. 3 Ja, de HEER had voor ons iets groots verricht, we waren vol vreugde.
4 HEERE, breng een omkeer in onze gevangenschap, zoals waterstromen in het zuiden. 4 Here, wend ons lot als beken in het Zuiderland. 4 Keer ook nu ons lot, HEER, zoals U water doet weerkeren in de woestijn.
5 Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. 5 Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. 5 Zij die in tranen zaaien, zullen oogsten met gejuich.
6 Wie het zaad draagt en dat zaait, gaat al wenend zijn weg; maar hij zal zeker terugkomen met gejuich, en zijn schoven dragen. 6 Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; voorzeker zal hij komen met gejuich, dragende zijn schoven. 6 Wie in tranen op weg gaat, dragend de buidel met zaad, zal thuiskomen met gejuich, dragend de volle schoven.