Psalmen 12
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Een psalm van David, voor de koorleider, op ‘De achtste’. 1 Voor de koorleider. Op de wijze van: De achtste. Een psalm van David. 1 Au chef des chantres. Sur la harpe à huit cordes. Psaume de David. Sauve, Eternel! car les hommes pieux s'en vont, Les fidèles disparaissent parmi les fils de l'homme.
2 Breng verlossing, HEERE, want goedertieren mensen zijn er niet meer, onder de mensenkinderen zijn er nog maar weinig trouw. 2 Help toch, Here, want er zijn geen vromen meer; ja, de getrouwen zijn schaars onder de mensenkinderen. 2 On se dit des faussetés les uns aux autres, On a sur les lèvres des choses flatteuses, On parle avec un coeur double.
3 Valse dingen spreekt men tot elkaar, met vleiende lippen; dubbelhartig spreekt men. 3 Zij spreken valsheid tegen elkander, zij spreken dubbelhartig, met gladde lippen. 3 Que l'Eternel extermine toutes les lèvres flatteuses, La langue qui discourt avec arrogance,
4 Laat de HEERE alle vleiende lippen afsnijden en de tong vol grootspraak. 4 De Here verdelge alle gladde lippen en elke grootsprekende tong; 4 Ceux qui disent: Nous sommes puissants par notre langue, Nous avons nos lèvres avec nous; Qui serait notre maître? -
5 Zij zeggen: Met onze tong zullen wij de overhand hebben! Onze lippen zijn van ons! Wie is heer over ons? 5 Hen die zeggen: Met onze tong zijn wij sterk; onze lippen zijn met ons; wie is heer over ons? 5 Parce que les malheureux sont opprimés et que les pauvres gémissent, Maintenant, dit l'Eternel, je me lève, J'apporte le salut à ceux contre qui l'on souffle.
6 Om de verwoesting van de ellendigen en het gekerm van de armen zal Ik nu opstaan, zegt de HEERE; Ik zal in veiligheid brengen wie hij weg wil blazen. 6 Om de onderdrukking der ellendigen, het zuchten der armen, maak Ik Mij thans op, zegt de Here; Ik stel in veiligheid wie daarnaar smacht. 6 Les paroles de l'Eternel sont des paroles pures, Un argent éprouvé sur terre au creuset, Et sept fois épuré.
7 De woorden van de HEERE zijn reine woorden, als zilver gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal. 7 De woorden des Heren zijn zuivere woorden, gedegen zilver, in een smeltoven in de aarde zevenvoudig gelouterd. 7 Toi, Eternel! tu les garderas, Tu les préserveras de cette race à jamais.
8 Ú, HEERE, zult hen bewaren, U zult hen beschermen tegen dit geslacht, voor eeuwig. 8 Gij, Here, zult ze gestand doen, ons altoos beschermen tegen dit geslacht; 8 Les méchants se promènent de toutes parts, Quand la bassesse règne parmi les fils de l'homme.
9 Overal draven goddelozen rond, wanneer de gemeensten onder de mensenkinderen verhoogd worden. 9 De goddelozen draven rond, terwijl snoodheid bij de mensenkinderen het hoofd opsteekt.