|
1 Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan. |
1 Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. |
1 Heureux ceux qui sont intègres dans leur voie, Qui marchent selon la loi de l'Eternel! |
2 Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken, |
2 Welzalig zij, die zijn getuigenissen bewaren, die Hem van ganser harte zoeken; |
2 Heureux ceux qui gardent ses préceptes, Qui le cherchent de tout leur coeur, |
3 die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan. |
3 Die ook geen onrecht plegen, [maar] wandelen in zijn wegen. |
3 Qui ne commettent point d'iniquité, Et qui marchent dans ses voies! |
4 HEERE, Ú hebt geboden om Uw bevelen ten zeerste in acht te nemen. |
4 Gij hebt uw bevelen geboden, opdat men die ijverig onderhoude. |
4 Tu as prescrit tes ordonnances, Pour qu'on les observe avec soin. |
5 Och, waren mijn wegen zo vast om Uw verordeningen in acht te nemen! |
5 Och, dat mijn wegen vast waren om uw inzettingen te onderhouden. |
5 Puissent mes actions être bien réglées, Afin que je garde tes statuts! |
6 Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden. |
6 Dan zou ik niet beschaamd staan, als ik op al uw geboden zie. |
6 Alors je ne rougirai point, A la vue de tous tes commandements. |
7 Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb. |
7 Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. |
7 Je te louerai dans la droiture de mon coeur, En apprenant les lois de ta justice. |
8 Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al. |
8 Uw inzettingen zal ik onderhouden; verlaat mij niet geheel en al. |
8 Je veux garder tes statuts: Ne m'abandonne pas entièrement! |
9 Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord. |
9 Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. |
9 Comment le jeune homme rendra-t-il pur son sentier? En se dirigeant d'après ta parole. |
10 Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen. |
10 Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. |
10 Je te cherche de tout mon coeur: Ne me laisse pas égarer loin de tes commandements! |
11 Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig. |
11 Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. |
11 Je serre ta parole dans mon coeur, Afin de ne pas pécher contre toi. |
12 Geloofd zij U, HEERE, leer mij Uw verordeningen. |
12 Geprezen zijt Gij, Here; leer mij uw inzettingen. |
12 Béni sois-tu, ô Eternel! Enseigne-moi tes statuts! |
13 Ik heb met mijn lippen verteld al de bepalingen van Uw mond. |
13 Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. |
13 De mes lèvres j'énumère Toutes les sentences de ta bouche. |
14 In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit. |
14 In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. |
14 Je me réjouis en suivant tes préceptes, Comme si je possédais tous les trésors. |
15 Ik overdenk Uw bevelen en heb oog voor Uw paden. |
15 Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten. |
15 Je médite tes ordonnances, J'ai tes sentiers sous les yeux. |
16 Ik verblijd mij in Uw verordeningen, Uw woord vergeet ik niet. |
16 In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet vergeten. |
16 Je fais mes délices de tes statuts, Je n'oublie point ta parole. |
17 Wees goed voor Uw dienaar, dan zal ik leven en Uw woord in acht nemen. |
17 Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden. |
17 Fais du bien à ton serviteur, pour que je vive Et que j'observe ta parole! |
18 Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet. |
18 Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet. |
18 Ouvre mes yeux, pour que je contemple Les merveilles de ta loi! |
19 Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden niet voor mij. |
19 Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. |
19 Je suis un étranger sur la terre: Ne me cache pas tes commandements! |
20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar Uw bepalingen, te allen tijde. |
20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde. |
20 Mon âme est brisée par le désir Qui toujours la porte vers tes lois. |
21 U bestraft de vervloekte hoogmoedigen, die van Uw geboden afdwalen. |
21 Gij bedreigt de vervloekte overmoedigen, die van uw geboden afdwalen. |
21 Tu menaces les orgueilleux, ces maudits, Qui s'égarent loin de tes commandements. |
22 Wentel smaad en verachting van mij af, want ik heb Uw getuigenissen in acht genomen. |
22 Wentel smaad en verachting van mij af, want ik bewaar uw getuigenissen. |
22 Décharge-moi de l'opprobre et du mépris! Car j'observe tes préceptes. |
23 Zelfs toen vorsten op hun troon gezeten tegen mij spraken, overdacht Uw dienaar Uw verordeningen. |
23 Al zetten vorsten zich neder, al beraadslagen zij tegen mij, uw knecht overdenkt uw inzettingen. |
23 Des princes ont beau s'asseoir et parler contre moi, Ton serviteur médite tes statuts. |
24 Ja, Uw getuigenissen zijn mijn bron van blijdschap, zij zijn mijn raadgevers. |
24 Ja, uw getuigenissen zijn mijn verlustiging, zij zijn mijn raadslieden. |
24 Tes préceptes font mes délices, Ce sont mes conseillers. |
25 Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend overeenkomstig Uw woord. |
25 Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord. |
25 Mon âme est attachée à la poussière: Rends-moi la vie selon ta parole! |
26 Ik heb U mijn wegen verteld en U hebt mij verhoord; leer mij Uw verordeningen. |
26 Mijn wegen heb ik verhaald en Gij hebt mij geantwoord, leer mij uw inzettingen. |
26 Je raconte mes voies, et tu m'exauces: Enseigne-moi tes statuts! |
27 Geef mij inzicht in de weg van Uw bevelen, dan zal ik Uw wonderen overdenken. |
27 Doe mij de weg uwer bevelen verstaan, opdat ik uw wonderen overdenke. |
27 Fais-moi comprendre la voie de tes ordonnances, Et je méditerai sur tes merveilles! |
28 Mijn ziel weent tranen van verdriet; richt mij op overeenkomstig Uw woord. |
28 Mijn ziel schreit van kommer, richt mij op naar uw woord. |
28 Mon âme pleure de chagrin: Relève-moi selon ta parole! |
29 Laat de weg van de leugen van mij wijken, schenk mij genadig Uw wet. |
29 Doe de weg der leugen van mij wijken en schenk mij genadig uw wet. |
29 Eloigne de moi la voie du mensonge, Et accorde-moi la grâce de suivre ta loi! |
30 Ik heb de weg van de waarheid gekozen, Uw bepalingen heb ik mij voor ogen gesteld. |
30 Ik verkies de weg der waarheid, Ik stel uw verordeningen voor mij. |
30 Je choisis la voie de la vérité, Je place tes lois sous mes yeux. |
31 Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; HEERE, beschaam mij niet. |
31 Ik klem mij vast aan uw getuigenissen, o Here, maak mij niet beschaamd. |
31 Je m'attache à tes préceptes: Eternel, ne me rends point confus! |
32 Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt. |
32 Ik zal de weg uwer geboden lopen, want Gij verruimt mij het hart. |
32 Je cours dans la voie de tes commandements, Car tu élargis mon coeur. |
33 HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen, en ik zal die in acht nemen tot het einde toe. |
33 Onderwijs mij, Here, de weg uwer inzettingen, dan zal ik die bewaren ten einde toe. |
33 Enseigne-moi, Eternel, la voie de tes statuts, pour que je la retienne jusqu'à la fin! |
34 Geef mij inzicht, dan zal ik Uw wet in acht nemen; ja, ik zal mij er met heel mijn hart aan houden. |
34 Geef mij verstand, dan zal ik uw wet bewaren, en haar van ganser harte onderhouden. |
34 Donne-moi l'intelligence, pour que je garde ta loi Et que je l'observe de tout mon coeur! |
35 Doe mij treden op het pad van Uw geboden, want daarin vind ik vreugde. |
35 Doe mij het pad uwer geboden betreden, want daarin heb ik lust. |
35 Conduis-moi dans le sentier de tes commandements! Car je l'aime. |
36 Neig mijn hart naar Uw getuigenissen en niet naar winstbejag. |
36 Neig mijn hart tot uw getuigenissen en niet tot winstbejag. |
36 Incline mon coeur vers tes préceptes, Et non vers le gain! |
37 Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend door Uw wegen. |
37 Wend mijn ogen af, zodat zij geen ijdele dingen zien, maak mij levend door uw wegen. |
37 Détourne mes yeux de la vue des choses vaines, Fais-moi vivre dans ta voie! |
38 Bevestig Uw belofte aan Uw dienaar, die Uw vreze is toegedaan. |
38 Bevestig uw belofte aan uw knecht, die uw vreze toegedaan is. |
38 Accomplis envers ton serviteur ta promesse, Qui est pour ceux qui te craignent! |
39 Wend van mij af de smaad, waarvoor ik beducht ben, want Uw bepalingen zijn goed. |
39 Wend mijn smaadheid af, die ik vrees, want uw verordeningen zijn goed. |
39 Eloigne de moi l'opprobre que je redoute! Car tes jugements sont pleins de bonté. |
40 Zie, ik verlang naar Uw bevelen, maak mij levend door Uw gerechtigheid. |
40 Zie, naar uw bevelen verlang ik, maak mij levend door uw gerechtigheid. |
40 Voici, je désire pratiquer tes ordonnances: Fais-moi vivre dans ta justice! |
41 Laat Uw blijken van goedertierenheid over mij komen, HEERE, Uw heil overeenkomstig Uw belofte. |
41 Dat uw goedertierenheid over mij kome, o Here, uw heil naar uw belofte; |
41 Eternel, que ta miséricorde vienne sur moi, Ton salut selon ta promesse! |
42 Dan heb ik hem die mij hoont iets te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord. |
42 Opdat ik mijn smader iets hebbe te antwoorden, want ik vertrouw op uw woord. |
42 Et je pourrai répondre à celui qui m'outrage, Car je me confie en ta parole. |
43 Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond, want ik hoop op Uw bepalingen. |
43 Neem het woord der waarheid niet geheel van mijn mond, want uw verordeningen verbeid ik, |
43 N'ôte pas entièrement de ma bouche la parole de la vérité! Car j'espère en tes jugements. |
44 Dan zal ik steeds Uw wet in acht nemen, voor eeuwig en altijd. |
44 Opdat ik uw wet bestendig onderhoude, voor altoos en immer. |
44 Je garderai ta loi constamment, A toujours et à perpétuité. |
45 Ik zal wandelen op ruime baan, omdat ik Uw bevelen gezocht heb. |
45 Dan zal ik wandelen op ruime baan, want ik zoek uw bevelen. |
45 Je marcherai au large, Car je recherche tes ordonnances. |
46 Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen en mij niet schamen. |
46 Ook zal ik voor koningen over uw getuigenissen spreken zonder mij te schamen. |
46 Je parlerai de tes préceptes devant les rois, Et je ne rougirai point. |
47 Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb. |
47 Ik toch verlustig mij in uw geboden, die ik liefheb; |
47 Je fais mes délices de tes commandements. Je les aime. |
48 Ik hef mijn handen op naar Uw geboden, die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen. |
48 Daarom hef ik mijn handen op naar uw geboden die ik liefheb, en overdenk ik uw inzettingen. |
48 Je lève mes mains vers tes commandements que j'aime, Et je veux méditer tes statuts. |
49 Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar, waarop U mij deed hopen. |
49 Gedenk het woord tot uw knecht, omdat Gij mij hoop hebt gegeven; |
49 Souviens-toi de ta promesse à ton serviteur, Puisque tu m'as donné l'espérance! |
50 Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt. |
50 Dit is mijn troost in mijn ellende, dat uw belofte mij levend maakt. |
50 C'est ma consolation dans ma misère, Car ta promesse me rend la vie. |
51 De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot, toch ben ik van Uw wet niet afgeweken. |
51 Hoezeer overmoedigen mij bespotten, van uw wet wijk ik niet. |
51 Des orgueilleux me chargent de railleries; Je ne m'écarte point de ta loi. |
52 Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE, en heb mij getroost. |
52 Als ik denk aan uw verordeningen van ouds, o Here, dan ben ik getroost. |
52 Je pense à tes jugements d'autrefois, ô Eternel! Et je me console. |
53 Grote verontwaardiging heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten. |
53 Verontwaardiging greep mij aan vanwege de goddelozen, die uw wet verlaten. |
53 Une colère ardente me saisit à la vue des méchants Qui abandonnent ta loi. |
54 Uw verordeningen zijn mijn gezangen geweest op de plaats waar ik vreemdeling was. |
54 Uw inzettingen zijn mij tot snarenspel in het huis van mijn vreemdelingschap. |
54 Tes statuts sont le sujet de mes cantiques, Dans la maison où je suis étranger. |
55 HEERE, 's nachts heb ik aan Uw Naam gedacht en ik heb Uw wet in acht genomen. |
55 Des nachts gedenk ik uw naam, o Here, en onderhoud ik uw wet. |
55 La nuit je me rappelle ton nom, ô Eternel! Et je garde ta loi. |
56 Dat is aan mij gebeurd, omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb. |
56 Dit is mij ten deel geworden, omdat ik uw bevelen bewaar. |
56 C'est là ce qui m'est propre, Car j'observe tes ordonnances. |
57 De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd dat ik Uw woorden in acht zal nemen. |
57 De Here is mijn deel, ik heb beloofd uw woorden te onderhouden. |
57 Ma part, ô Eternel! je le dis, C'est de garder tes paroles. |
58 Ik heb met heel mijn hart getracht Uw aangezicht gunstig te stemmen; wees mij genadig overeenkomstig Uw belofte. |
58 Van ganser harte zoek ik uw gunst, wees mij genadig naar uw belofte. |
58 Je t'implore de tout mon coeur: Aie pitié de moi, selon ta promesse! |
59 Ik heb mijn wegen overdacht, en mijn voeten gekeerd naar Uw getuigenissen. |
59 Ik overdenk mijn wegen, ik wend mijn voeten naar uw getuigenissen. |
59 Je réfléchis à mes voies, Et je dirige mes pieds vers tes préceptes. |
60 Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld Uw geboden in acht te nemen. |
60 Ik haast mij en aarzel niet om uw geboden te onderhouden. |
60 Je me hâte, je ne diffère point D'observer tes commandements. |
61 Benden goddelozen hebben mij omringd, toch heb ik Uw wet niet vergeten. |
61 Hoewel strikken der goddelozen mij omgeven, ik vergeet uw wet niet. |
61 Les pièges des méchants m'environnent; Je n'oublie point ta loi. |
62 Midden in de nacht sta ik op om U te loven voor Uw rechtvaardige bepalingen. |
62 Te middernacht sta ik op om U te loven wegens uw rechtvaardige verordeningen. |
62 Au milieu de la nuit je me lève pour te louer, A cause des jugements de ta justice. |
63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen en die Uw bevelen in acht nemen. |
63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen, en van hen die uw bevelen onderhouden. |
63 Je suis l'ami de tous ceux qui te craignent, Et de ceux qui gardent tes ordonnances. |
64 HEERE, de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw verordeningen. |
64 De aarde is vervuld van uw goedertierenheid, o Here, leer mij uw inzettingen. |
64 La terre, ô Eternel! est pleine de ta bonté; Enseigne-moi tes statuts! |
65 U bent goed voor Uw dienaar geweest, HEERE, overeenkomstig Uw woord. |
65 Gij hebt goedgedaan aan uw knecht, o Here, naar uw woord. |
65 Tu fais du bien à ton serviteur, O Eternel! selon ta promesse. |
66 Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik heb in Uw geboden geloofd. |
66 Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik stel vertrouwen in uw geboden. |
66 Enseigne-moi le bon sens et l'intelligence! Car je crois à tes commandements. |
67 Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw woord in acht. |
67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord. |
67 Avant d'avoir été humilié, je m'égarais; Maintenant j'observe ta parole. |
68 U bent goed en U doet goed, leer mij Uw verordeningen. |
68 Gij zijt goed en goeddoende, leer mij uw inzettingen. |
68 Tu es bon et bienfaisant; Enseigne-moi tes statuts! |
69 Hoogmoedigen hebben mij met leugens besmeurd, maar ík neem Uw bevelen met heel mijn hart in acht. |
69 Overmoedigen wrijven mij leugens aan, ik houd uw bevelen van ganser harte. |
69 Des orgueilleux imaginent contre moi des faussetés; Moi, je garde de tout mon coeur tes ordonnances. |
70 Hun hart is zo ongevoelig als vet, maar ík verblijd mij in Uw wet. |
70 Ongevoelig als vet is hun hart, maar ik verlustig mij in uw wet. |
70 Leur coeur est insensible comme la graisse; Moi, je fais mes délices de ta loi. |
71 Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren. |
71 Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik uw inzettingen zou leren. |
71 Il m'est bon d'être humilié, Afin que j'apprenne tes statuts. |
72 De wet uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver. |
72 De wet van uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud en zilver. |
72 Mieux vaut pour moi la loi de ta bouche Que mille objets d'or et d'argent. |
73 Uw handen hebben mij gemaakt en bereid; geef mij inzicht, zodat ik Uw geboden leer. |
73 Uw handen hebben mij gemaakt en toebereid, geef mij verstand, opdat ik uw geboden lere. |
73 Tes mains m'ont créé, elles m'ont formé; Donne-moi l'intelligence, pour que j'apprenne tes commandements! |
74 Wie U vrezen, zien mij en verblijden zich, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. |
74 Zij, die U vrezen, zien mij en verheugen zich, want ik hoop op uw woord. |
74 Ceux qui te craignent me voient et se réjouissent, Car j'espère en tes promesses. |
75 Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt. |
75 Ik weet, o Here, dat uw oordelen gerechtigheid zijn, en dat Gij in trouw mij hebt verdrukt. |
75 Je sais, ô Eternel! que tes jugements sont justes; C'est par fidélité que tu m'as humilié. |
76 Laat toch Uw goedertierenheid er zijn om mij te troosten, overeenkomstig Uw belofte aan Uw dienaar. |
76 Laat uw goedertierenheid mij tot vertroosting zijn naar uw belofte aan uw knecht. |
76 Que ta bonté soit ma consolation, Comme tu l'as promis à ton serviteur! |
77 Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap. |
77 Uw barmhartigheid kome over mij, opdat ik leve, want uw wet is mijn verlustiging. |
77 Que tes compassions viennent sur moi, pour que je vive! Car ta loi fait mes délices. |
78 Laten de hoogmoedigen beschaamd worden, die mij neerdrukten met leugen, maar ík overdenk Uw bevelen. |
78 Laten de overmoedigen beschaamd worden, omdat zij mij onverdiend verdrukten; ik overdenk uw bevelen. |
78 Qu'ils soient confondus, les orgueilleux qui m'oppriment sans cause! Moi, je médite sur tes ordonnances. |
79 Laten zich tot mij keren wie U vrezen en wie Uw getuigenissen kennen. |
79 Laten zich tot mij wenden wie U vrezen, en wie uw getuigenissen kennen. |
79 Qu'ils reviennent à moi, ceux qui te craignent, Et ceux qui connaissent tes préceptes! |
80 Laat mijn hart oprecht zijn in Uw verordeningen, dan zal ik niet beschaamd worden. |
80 Mijn hart zij onverdeeld in uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde. |
80 Que mon coeur soit sincère dans tes statuts, Afin que je ne sois pas couvert de honte! |
81 Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil, op Uw woord heb ik gehoopt. |
81 Mijn ziel smacht naar uw heil, op uw woord hoop ik; |
81 Mon âme languit après ton salut; J'espère en ta promesse. |
82 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw belofte, terwijl ik zei: Wanneer zult U mij troosten? |
82 Mijn ogen smachten naar uw belofte: wanneer zult Gij mij vertroosten? |
82 Mes yeux languissent après ta promesse; Je dis: Quand me consoleras-tu? |
83 Want ik ben geworden als een leren zak in de rook, maar Uw verordeningen heb ik niet vergeten. |
83 Hoewel ik ben geworden als een lederen zak in de rook, heb ik uw inzettingen niet vergeten. |
83 Car je suis comme une outre dans la fumée; Je n'oublie point tes statuts. |
84 Hoeveel zijn de dagen van Uw dienaar? Wanneer zult U gericht oefenen over mijn vervolgers? |
84 Hoevele zullen de dagen van uw knecht zijn? Wanneer zult Gij aan mijn vervolgers gericht oefenen? |
84 Quel est le nombre des jours de ton serviteur? Quand feras-tu justice de ceux qui me persécutent? |
85 De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven en dat is niet overeenkomstig Uw wet. |
85 Overmoedigen hebben mij kuilen gegraven, zij, die niet leven naar uw wet. |
85 Des orgueilleux creusent des fosses devant moi; Ils n'agissent point selon ta loi. |
86 Al Uw geboden zijn betrouwbaar; met leugen vervolgen zij mij, help mij! |
86 Al uw geboden zijn trouw; onverdiend vervolgen zij mij, kom mij ter hulpe! |
86 Tous tes commandements ne sont que fidélité; Ils me persécutent sans cause: secours-moi! |
87 Zij hebben mij op de aarde bijna vernietigd, maar ík heb Uw bevelen niet verlaten. |
87 Bijna hebben zij mij op aarde verdelgd, maar ik heb uw bevelen niet verlaten. |
87 Ils ont failli me terrasser et m'anéantir; Et moi, je n'abandonne point tes ordonnances. |
88 Maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid; dan zal ik het getuigenis van Uw mond in acht nemen. |
88 Maak mij levend naar uw goedertierenheid, opdat ik de getuigenis van uw mond onderhoude. |
88 Rends-moi la vie selon ta bonté, Afin que j'observe les préceptes de ta bouche! |
89 Voor eeuwig, HEERE, staat Uw woord vast in de hemel. |
89 Voor eeuwig, o Here, houdt uw woord stand in de hemelen. |
89 A toujours, ô Eternel! Ta parole subsiste dans les cieux. |
90 Uw trouw duurt van generatie op generatie; U hebt de aarde gegrondvest, zodat zij blijft staan. |
90 Van geslacht tot geslacht is uw trouw, Gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat; |
90 De génération en génération ta fidélité subsiste; Tu as fondé la terre, et elle demeure ferme. |
91 Volgens Uw bepalingen blijven zij ook heden nog staan, want zij alle zijn Uw dienaren. |
91 Naar uw verordeningen staan zij heden ten dage, want zij alle zijn uw knechten. |
91 C'est d'après tes lois que tout subsiste aujourd'hui, Car toutes choses te sont assujetties. |
92 Als Uw wet niet mijn bron van blijdschap geweest was, dan was ik in mijn ellende vergaan. |
92 Ware uw wet niet mijn verlustiging geweest, dan was ik vergaan in mijn ellende. |
92 Si ta loi n'eût fait mes délices, J'eusse alors péri dans ma misère. |
93 Ik zal Uw bevelen voor eeuwig niet vergeten, want daardoor hebt U mij levend gemaakt. |
93 Nimmer zal ik uw bevelen vergeten, want door deze hebt Gij mij levend gemaakt. |
93 Je n'oublierai jamais tes ordonnances, Car c'est par elles que tu me rends la vie. |
94 Ik ben de Uwe, verlos mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. |
94 Ik ben de uwe, verlos mij, want ik zoek uw bevelen. |
94 Je suis à toi: sauve-moi! Car je recherche tes ordonnances. |
95 Goddelozen hebben op mij geloerd om mij om te brengen; ik let op Uw getuigenissen. |
95 Goddelozen loeren erop mij te verderven; ik geef acht op uw getuigenissen. |
95 Des méchants m'attendent pour me faire périr; Je suis attentif à tes préceptes. |
96 Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien; maar alleen Uw gebod is onbegrensd. |
96 Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien, maar uw gebod is onbegrensd. |
96 Je vois des bornes à tout ce qui est parfait: Tes commandements n'ont point de limite. |
97 Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking. |
97 Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag. |
97 Combien j'aime ta loi! Elle est tout le jour l'objet de ma méditation. |
98 Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden, want zij zijn voor eeuwig bij mij. |
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, want het is altoos bij mij. |
98 Tes commandements me rendent plus sage que mes ennemis, Car je les ai toujours avec moi. |
99 Ik ben verstandiger dan al mijn leraren, want Uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. |
99 Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. |
99 Je suis plus instruit que tous mes maîtres, Car tes préceptes sont l'objet de ma méditation. |
100 Ik heb meer inzicht dan de ouderen, omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb. |
100 Ik heb meer inzicht dan de ouden, want ik bewaar uw bevelen. |
100 J'ai plus d'intelligence que les vieillards, Car j'observe tes ordonnances. |
101 Ik heb mijn voeten weerhouden van alle slechte paden, opdat ik mij aan Uw woord zal houden. |
101 Ik weerhoud mijn voeten van alle boze paden, opdat ik uw woord onderhoude. |
101 Je retiens mon pied loin de tout mauvais chemin, Afin de garder ta parole. |
102 Ik ben niet afgeweken van Uw bepalingen, want Ú hebt mij onderwezen. |
102 Ik wijk niet af van uw verordeningen, want Gij onderwijst mij. |
102 Je ne m'écarte pas de tes lois, Car c'est toi qui m'enseignes. |
103 Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. |
103 Hoe aangenaam zijn uw redenen voor mijn verhemelte, meer dan honig voor mijn mond. |
103 Que tes paroles sont douces à mon palais, Plus que le miel à ma bouche! |
104 Door Uw bevelen krijg ik inzicht, daarom haat ik elk leugenpad. |
104 Uit uw bevelen heb ik inzicht ontvangen; daarom haat ik elk leugenpad. |
104 Par tes ordonnances je deviens intelligent, Aussi je hais toute voie de mensonge. |
105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. |
105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. |
105 Ta parole est une lampe à mes pieds, Et une lumière sur mon sentier. |
106 Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen: ik zal Uw rechtvaardige bepalingen in acht nemen. |
106 Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden. |
106 Je jure, et je le tiendrai, D'observer les lois de ta justice. |
107 Ik ben ten zeerste verdrukt; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw woord. |
107 Ik ben al te zeer verdrukt, o Here, maak mij levend naar uw woord. |
107 Je suis bien humilié: Eternel, rends-moi la vie selon ta parole! |
108 Aanvaard toch, HEERE, de vrijwillige gaven van mijn mond, en leer mij Uw bepalingen. |
108 Heb welbehagen, Here, in de vrijwillige offers van mijn mond, en leer mij uw verordeningen. |
108 Agrée, ô Eternel! les sentiments que ma bouche exprime, Et enseigne-moi tes lois! |
109 Mijn leven is voortdurend in gevaar, toch vergeet ik Uw wet niet. |
109 Mijn leven is bestendig in gevaar, maar uw wet vergeet ik niet. |
109 Ma vie est continuellement exposée, Et je n'oublie point ta loi. |
110 De goddelozen hebben voor mij een strik gezet, toch ben ik van Uw bevelen niet afgedwaald. |
110 Goddelozen leggen mij een strik, maar van uw bevelen dwaal ik niet af. |
110 Des méchants me tendent des pièges, Et je ne m'égare pas loin de tes ordonnances. |
111 Uw getuigenissen heb ik voor eeuwig in erfelijk bezit genomen, want zij zijn de vreugde van mijn hart. |
111 Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten. |
111 Tes préceptes sont pour toujours mon héritage, Car ils sont la joie de mon coeur. |
112 Ik heb mijn hart geneigd om overeenkomstig Uw verordeningen te handelen, voor eeuwig, tot het einde toe. |
112 Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen, voor altoos, ten einde toe. |
112 J'incline mon coeur à pratiquer tes statuts, Toujours, jusqu'à la fin. |
113 Ik haat de halfhartigen, maar Uw wet heb ik lief. |
113 Ik haat weifelaars, maar uw wet heb ik lief. |
113 Je hais les hommes indécis, Et j'aime ta loi. |
114 U bent mijn schuilplaats en mijn schild, op Uw woord heb ik gehoopt. |
114 Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild, ik hoop op uw woord. |
114 Tu es mon asile et mon bouclier; J'espère en ta promesse. |
115 Ga weg van mij, kwaaddoeners, zodat ik de geboden van mijn God in acht zal nemen. |
115 Wijkt van mij, gij boosdoeners, opdat ik de geboden van mijn God beware. |
115 Eloignez-vous de moi, méchants, Afin que j'observe les commandements de mon Dieu! |
116 Ondersteun mij overeenkomstig Uw belofte, dan zal ik leven; laat mij in mijn hoop niet beschaamd worden. |
116 Schraag mij naar uw belofte, opdat ik leve, laat mij met mijn hoop niet beschaamd uitkomen. |
116 Soutiens-moi selon ta promesse, afin que je vive, Et ne me rends point confus dans mon espérance! |
117 Ondersteun mij, dan ben ik verlost en vermaak ik mij voortdurend in Uw verordeningen. |
117 Ondersteun mij, opdat ik verlost worde, dan zal ik mij in uw inzettingen bestendig verlustigen. |
117 Sois mon appui, pour que je sois sauvé, Et que je m'occupe sans cesse de tes statuts! |
118 U verwerpt allen die van Uw verordeningen afdwalen, want hun bedrog is leugen. |
118 Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is ijdel. |
118 Tu méprises tous ceux qui s'écartent de tes statuts, Car leur tromperie est sans effet. |
119 U doet alle goddelozen van de aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief. |
119 Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim, daarom heb ik uw getuigenissen lief. |
119 Tu enlèves comme de l'écume tous les méchants de la terre; C'est pourquoi j'aime tes préceptes. |
120 Het haar van mijn lichaam is te berge gerezen uit grote vrees voor U, ik heb gevreesd voor Uw oordelen. |
120 Mijn vlees beeft van schrik voor U, ik vrees voor uw oordelen. |
120 Ma chair frissonne de l'effroi que tu m'inspires, Et je crains tes jugements. |
121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers. |
121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan, geef mij niet over aan mijn verdrukkers. |
121 J'observe la loi et la justice: Ne m'abandonne pas à mes oppresseurs! |
122 Wees borg voor het welzijn van Uw dienaar; laat de hoogmoedigen mij niet onderdrukken. |
122 Wees borg voor uw knecht ten goede, laten overmoedigen mij niet verdrukken. |
122 Prends sous ta garantie le bien de ton serviteur, Ne me laisse pas opprimer par des orgueilleux! |
123 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil en naar de belofte van Uw rechtvaardigheid. |
123 Mijn ogen smachten naar uw heil, en naar het woord uwer gerechtigheid. |
123 Mes yeux languissent après ton salut, Et après la promesse de ta justice. |
124 Doe met Uw dienaar overeenkomstig Uw goedertierenheid, en leer mij Uw verordeningen. |
124 Doe met uw knecht naar uw goedertierenheid, en leer mij uw inzettingen. |
124 Agis envers ton serviteur selon ta bonté, Et enseigne-moi tes statuts! |
125 Ik ben Uw dienaar; geef mij inzicht, dan zal ik Uw getuigenissen kennen. |
125 Ik ben uw knecht, geef mij verstand, opdat ik uw getuigenissen kenne. |
125 Je suis ton serviteur: donne-moi l'intelligence, Pour que je connaisse tes préceptes! |
126 Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben Uw wet verbroken. |
126 Het is tijd voor de Here om te handelen, zij hebben uw wet verbroken. |
126 Il est temps que l'Eternel agisse: Ils transgressent ta loi. |
127 Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan zuiver goud. |
127 Daarom heb ik uw geboden lief, meer dan goud, ja dan fijn goud; |
127 C'est pourquoi j'aime tes commandements, Plus que l'or et que l'or fin; |
128 Daarom heb ik al Uw bevelen in alles voor recht gehouden, maar elk leugenpad heb ik gehaat. |
128 Daarom houd ik al uw bevelen in alles voor recht, ik haat elk leugenpad. |
128 C'est pourquoi je trouve justes toutes tes ordonnances, Je hais toute voie de mensonge. |
129 Uw getuigenissen zijn wonderen, daarom zal mijn ziel die in acht nemen. |
129 Wonderbaar zijn uw getuigenissen, daarom bewaart ze mijn ziel. |
129 Tes préceptes sont admirables: Aussi mon âme les observe. |
130 Het opengaan van Uw woorden geeft licht, het schenkt eenvoudigen inzicht. |
130 Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht. |
130 La révélation de tes paroles éclaire, Elle donne de l'intelligence aux simples. |
131 Ik sper mijn mond open en hijg, want ik verlang naar Uw geboden. |
131 Ik doe mijn mond wijd open en hijg, want ik verlang naar uw geboden. |
131 J'ouvre la bouche et je soupire, Car je suis avide de tes commandements. |
132 Wend U tot mij en wees mij genadig, overeenkomstig het recht voor wie Uw Naam liefhebben. |
132 Wend U tot mij en wees mij genadig, zoals recht is voor wie uw naam liefhebben. |
132 Tourne vers moi ta face, et aie pitié de moi, Selon ta coutume à l'égard de ceux qui aiment ton nom! |
133 Laat mijn voetstappen vaststaan in Uw woord, laat geen enkel onrecht over mij heersen. |
133 Bevestig mijn schreden naar uw toezegging, laat generlei onrecht over mij heersen. |
133 Affermis mes pas dans ta parole, Et ne laisse aucune iniquité dominer sur moi! |
134 Verlos mij van de onderdrukking door mensen, dan zal ik Uw bevelen in acht nemen. |
134 Verlos mij van de verdrukking der mensen, dan zal ik uw bevelen onderhouden. |
134 Délivre-moi de l'oppression des hommes, Afin que je garde tes ordonnances! |
135 Doe Uw aangezicht lichten over Uw dienaar, en leer mij Uw verordeningen. |
135 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht, en leer mij uw inzettingen. |
135 Fais luire ta face sur ton serviteur, Et enseigne-moi tes statuts! |
136 Beken vol water stromen uit mijn ogen neer, omdat men Uw wet niet in acht neemt. |
136 Mijn ogen vloeien als waterbeken, omdat men uw wet niet onderhoudt. |
136 Mes yeux répandent des torrents d'eaux, Parce qu'on n'observe point ta loi. |
137 U bent rechtvaardig, HEERE, en al Uw oordelen zijn juist. |
137 Gij zijt rechtvaardig, Here; uw verordeningen zijn waarachtig. |
137 Tu es juste, ô Eternel! Et tes jugements sont équitables; |
138 U hebt in Uw getuigenissen gerechtigheid uitgevaardigd en grote trouw. |
138 In gerechtigheid hebt Gij uw getuigenissen geboden en in grote trouw. |
138 Tu fondes tes préceptes sur la justice Et sur la plus grande fidélité. |
139 Mijn ijver heeft mij verteerd, want mijn tegenstanders hebben Uw woorden vergeten. |
139 Mijn ijver verteert mij, omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten. |
139 Mon zèle me consume, Parce que mes adversaires oublient tes paroles. |
140 Uw woord is zeer gelouterd, Uw dienaar heeft het lief. |
140 Uw woord is geheel gelouterd, uw knecht heeft het lief. |
140 Ta parole est entièrement éprouvée, Et ton serviteur l'aime. |
141 Ik ben klein en veracht, maar Uw bevelen heb ik niet vergeten. |
141 Ik ben klein en veracht, uw bevelen vergeet ik niet. |
141 Je suis petit et méprisé; Je n'oublie point tes ordonnances. |
142 Uw gerechtigheid is een gerechtigheid voor eeuwig en Uw wet is waarachtig. |
142 Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig, en uw wet is waarheid. |
142 Ta justice est une justice éternelle, Et ta loi est la vérité. |
143 Benauwdheid en nood hebben mij getroffen, maar Uw geboden zijn mijn bron van blijdschap. |
143 Treffen mij nood en verdrukking, dan zijn uw geboden mijn verlustiging. |
143 La détresse et l'angoisse m'atteignent: Tes commandements font mes délices. |
144 Uw rechtvaardige getuigenissen zijn voor eeuwig; geef mij inzicht, dan zal ik leven. |
144 Uw getuigenissen zijn gerechtigheid voor eeuwig; geef mij verstand, opdat ik leve. |
144 Tes préceptes sont éternellement justes: Donne-moi l'intelligence, pour que je vive! |
145 Ik heb met heel mijn hart geroepen; verhoor mij, HEERE, ik zal Uw verordeningen in acht nemen. |
145 Ik roep van ganser harte; antwoord mij, Here; uw inzettingen zal ik bewaren. |
145 Je t'invoque de tout mon coeur: exauce-moi, Eternel, Afin que je garde tes statuts! |
146 Ik heb U aangeroepen, verlos mij; dan zal ik mij aan Uw getuigenissen houden. |
146 Ik roep U aan; verlos mij, dan zal ik uw getuigenissen onderhouden. |
146 Je t'invoque: sauve-moi, Afin que j'observe tes préceptes! |
147 Ik ben de morgenschemering voor geweest en heb om hulp geroepen; op Uw woord heb ik gehoopt. |
147 Voor de morgenschemering roep ik om hulp, op uw woord hoop ik. |
147 Je devance l'aurore et je crie; J'espère en tes promesses. |
148 Mijn ogen zijn de nachtwaken voor geweest om Uw woord te overdenken. |
148 Voor de nachtwaken beginnen, keren mijn ogen zich naar uw toezegging. |
148 Je devance les veilles et j'ouvre les yeux, Pour méditer ta parole. |
149 Hoor mijn stem overeenkomstig Uw goedertierenheid; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw recht. |
149 Hoor mijn stem, naar uw goedertierenheid; Here, maak mij levend naar uw recht. |
149 Ecoute ma voix selon ta bonté! Rends-moi la vie selon ton jugement! |
150 Wie schandelijk gedrag najagen, komen naderbij; zij zijn ver van Uw wet verwijderd. |
150 Wie schanddaden najagen, zijn nabij, verre houden zij zich van uw wet; |
150 Ils s'approchent, ceux qui poursuivent le crime, Ils s'éloignent de la loi. |
151 Maar U, HEERE, bent nabij, en al Uw geboden zijn waarachtig. |
151 Nabij zijt Gij, o Here, en al uw geboden zijn waarheid. |
151 Tu es proche, ô Eternel! Et tous tes commandements sont la vérité. |
152 Al vanouds weet ik van Uw getuigenissen, ja, U hebt ze voor eeuwig gegrondvest. |
152 Van oudsher weet ik uit uw getuigenissen, dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld. |
152 Dès longtemps je sais par tes préceptes Que tu les as établis pour toujours. |
153 Zie mijn ellende aan en red mij, want Uw wet heb ik niet vergeten. |
153 Zie mijn ellende en red mij, want uw wet vergeet ik niet. |
153 Vois ma misère, et délivre-moi! Car je n'oublie point ta loi. |
154 Voer mijn rechtszaak en verlos mij; maak mij levend overeenkomstig Uw belofte. |
154 Voer mijn rechtsgeding en verlos mij, maak mij levend naar uw belofte. |
154 Défends ma cause, et rachète-moi; Rends-moi la vie selon ta promesse! |
155 Het heil is ver van de goddelozen, want zij zoeken Uw verordeningen niet. |
155 Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken uw inzettingen niet. |
155 Le salut est loin des méchants, Car ils ne recherchent pas tes statuts. |
156 Uw barmhartigheid is groot, HEERE; maak mij levend overeenkomstig Uw bepalingen. |
156 Uw barmhartigheid is groot, o Here, maak mij levend naar uw verordeningen. |
156 Tes compassions sont grandes, ô Eternel! Rends-moi la vie selon tes jugements! |
157 Mijn vervolgers en tegenstanders zijn met velen, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet af. |
157 Talrijk zijn mijn vervolgers en mijn tegenstanders, doch van uw getuigenissen wijk ik niet af. |
157 Mes persécuteurs et mes adversaires sont nombreux; Je ne m'écarte point de tes préceptes, |
158 Ik zag hen die trouweloos handelen, en ik walgde, omdat zij zich niet aan Uw woord hielden. |
158 Zie ik afvalligen, dan voel ik afschuw, daar zij uw woord niet onderhouden. |
158 Je vois avec dégoût des traîtres Qui n'observent pas ta parole. |
159 Zie toch hoe ik Uw bevelen liefheb; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid. |
159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb; Here, maak mij levend naar uw goedertierenheid. |
159 Considère que j'aime tes ordonnances: Eternel, rends-moi la vie selon ta bonté! |
160 Vanaf het begin is Uw woord waarachtig, al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig. |
160 Heel uw woord is de waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig. |
160 Le fondement de ta parole est la vérité, Et toutes les lois de ta justice sont éternelles. |
161 Vorsten hebben mij zonder reden vervolgd, maar voor Uw woord heeft mijn hart diep ontzag gehad. |
161 Vorsten vervolgen mij zonder oorzaak, maar mijn hart vreest voor uw woorden. |
161 Des princes me persécutent sans cause; Mais mon coeur ne tremble qu'à tes paroles. |
162 Ik ben verblijd over Uw belofte, als iemand die een grote buit vindt. |
162 Ik verblijd mij over uw woord als iemand die rijke buit vindt. |
162 Je me réjouis de ta parole, Comme celui qui trouve un grand butin. |
163 Ik haat de leugen en heb er een afschuw van, maar Uw wet heb ik lief. |
163 Ik haat en verafschuw leugen, maar uw wet heb ik lief. |
163 Je hais, je déteste le mensonge; J'aime ta loi. |
164 Ik loof U zevenmaal op een dag om Uw rechtvaardige bepalingen. |
164 Zevenmaal daags loof ik U om uw rechtvaardige verordeningen. |
164 Sept fois le jour je te célèbre, A cause des lois de ta justice. |
165 Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede; voor hen ligt er geen struikelblok. |
165 Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. |
165 Il y a beaucoup de paix pour ceux qui aiment ta loi, Et il ne leur arrive aucun malheur. |
166 Ik hoop op Uw heil, HEERE, en doe Uw geboden. |
166 Op uw heil hoop ik, o Here, en uw geboden doe ik. |
166 J'espère en ton salut, ô Eternel! Et je pratique tes commandements. |
167 Mijn ziel neemt Uw getuigenissen in acht, want ik heb ze zeer lief. |
167 Mijn ziel onderhoudt uw getuigenissen, ik heb ze hartelijk lief. |
167 Mon âme observe tes préceptes, Et je les aime beaucoup. |
168 Ik neem Uw bevelen en getuigenissen in acht, want al mijn wegen liggen voor U open. |
168 Uw bevelen en uw getuigenissen onderhoud ik, want al mijn wegen zijn voor U. |
168 Je garde tes ordonnances et tes préceptes, Car toutes mes voies sont devant toi. |
169 Laat mijn roepen naderen voor Uw aangezicht, HEERE; geef mij inzicht overeenkomstig Uw woord. |
169 Mijn geroep nadere voor uw aanschijn, o Here; geef mij verstand naar uw woord. |
169 Que mon cri parvienne jusqu'à toi, ô Eternel! Donne-moi l'intelligence, selon ta promesse! |
170 Laat mijn smeken voor Uw aangezicht komen; red mij overeenkomstig Uw belofte. |
170 Mijn smeking kome voor uw aanschijn, red mij naar uw belofte. |
170 Que ma supplication arrive jusqu'à toi! Délivre-moi, selon ta promesse! |
171 Mijn lippen vloeien over van lofzang, want U leert mij Uw verordeningen. |
171 Mijn lippen zullen overvloeien van lof, want Gij zult mij uw inzettingen leren. |
171 Que mes lèvres publient ta louange! Car tu m'enseignes tes statuts. |
172 Mijn tong zal Uw woorden bezingen, want al Uw geboden zijn rechtvaardig. |
172 Mijn tong zal uw woord bezingen, want al uw geboden zijn gerechtigheid. |
172 Que ma langue chante ta parole! Car tous tes commandements sont justes. |
173 Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen uitgekozen. |
173 Uw hand zij mij ter hulpe, want uw bevelen heb ik verkozen. |
173 Que ta main me soit en aide! Car j'ai choisi tes ordonnances. |
174 HEERE, ik verlang naar Uw heil; Uw wet is mijn bron van blijdschap. |
174 Naar uw heil verlang ik, o Here, uw wet is mijn verlustiging. |
174 Je soupire après ton salut, ô Eternel! Et ta loi fait mes délices. |
175 Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven; laat Uw bepalingen mij helpen. |
175 Mijn ziel leve, en love U, mogen uw verordeningen mij helpen. |
175 Que mon âme vive et qu'elle te loue! Et que tes jugements me soutiennent! |
176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten. |
176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet. |
176 Je suis errant comme une brebis perdue; cherche ton serviteur, Car je n'oublie point tes commandements. |