Psalmen 119
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet van de HEERE gaan. 1 Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren gaan. 1 Heureux ceux qui sont intègres dans leur voie, Qui marchent selon la loi de l'Eternel!
2 Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen, die Hem met heel hun hart zoeken, 2 Welzalig zij, die zijn getuigenissen bewaren, die Hem van ganser harte zoeken; 2 Heureux ceux qui gardent ses préceptes, Qui le cherchent de tout leur coeur,
3 die ook geen onrecht bedrijven, maar in Zijn wegen gaan. 3 Die ook geen onrecht plegen, [maar] wandelen in zijn wegen. 3 Qui ne commettent point d'iniquité, Et qui marchent dans ses voies!
4 HEERE, Ú hebt geboden om Uw bevelen ten zeerste in acht te nemen. 4 Gij hebt uw bevelen geboden, opdat men die ijverig onderhoude. 4 Tu as prescrit tes ordonnances, Pour qu'on les observe avec soin.
5 Och, waren mijn wegen zo vast om Uw verordeningen in acht te nemen! 5 Och, dat mijn wegen vast waren om uw inzettingen te onderhouden. 5 Puissent mes actions être bien réglées, Afin que je garde tes statuts!
6 Dan zou ik niet beschaamd worden, als ik oog zou hebben voor al Uw geboden. 6 Dan zou ik niet beschaamd staan, als ik op al uw geboden zie. 6 Alors je ne rougirai point, A la vue de tous tes commandements.
7 Ik zal U loven met een oprecht hart, wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb. 7 Ik zal U loven in oprechtheid des harten, wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. 7 Je te louerai dans la droiture de mon coeur, En apprenant les lois de ta justice.
8 Ik zal Uw verordeningen in acht nemen, verlaat mij niet geheel en al. 8 Uw inzettingen zal ik onderhouden; verlaat mij niet geheel en al. 8 Je veux garder tes statuts: Ne m'abandonne pas entièrement!
9 Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord. 9 Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren? Als hij dat houdt naar uw woord. 9 Comment le jeune homme rendra-t-il pur son sentier? En se dirigeant d'après ta parole.
10 Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen. 10 Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van uw geboden afdwalen. 10 Je te cherche de tout mon coeur: Ne me laisse pas égarer loin de tes commandements!
11 Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig. 11 Ik berg uw woord in mijn hart, opdat ik tegen U niet zondige. 11 Je serre ta parole dans mon coeur, Afin de ne pas pécher contre toi.
12 Geloofd zij U, HEERE, leer mij Uw verordeningen. 12 Geprezen zijt Gij, Here; leer mij uw inzettingen. 12 Béni sois-tu, ô Eternel! Enseigne-moi tes statuts!
13 Ik heb met mijn lippen verteld al de bepalingen van Uw mond. 13 Met mijn lippen verkondig ik alle verordeningen van uw mond. 13 De mes lèvres j'énumère Toutes les sentences de ta bouche.
14 In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit. 14 In de weg uwer getuigenissen verblijd ik mij als over allerlei rijkdom. 14 Je me réjouis en suivant tes préceptes, Comme si je possédais tous les trésors.
15 Ik overdenk Uw bevelen en heb oog voor Uw paden. 15 Uw bevelen zal ik overdenken en op uw paden zal ik letten. 15 Je médite tes ordonnances, J'ai tes sentiers sous les yeux.
16 Ik verblijd mij in Uw verordeningen, Uw woord vergeet ik niet. 16 In uw inzettingen zal ik mij verlustigen, uw woord zal ik niet vergeten. 16 Je fais mes délices de tes statuts, Je n'oublie point ta parole.
17 Wees goed voor Uw dienaar, dan zal ik leven en Uw woord in acht nemen. 17 Doe wel aan uw knecht, dan zal ik leven en uw woord onderhouden. 17 Fais du bien à ton serviteur, pour que je vive Et que j'observe ta parole!
18 Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet. 18 Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet. 18 Ouvre mes yeux, pour que je contemple Les merveilles de ta loi!
19 Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden niet voor mij. 19 Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. 19 Je suis un étranger sur la terre: Ne me cache pas tes commandements!
20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar Uw bepalingen, te allen tijde. 20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar uw verordeningen te allen tijde. 20 Mon âme est brisée par le désir Qui toujours la porte vers tes lois.
21 U bestraft de vervloekte hoogmoedigen, die van Uw geboden afdwalen. 21 Gij bedreigt de vervloekte overmoedigen, die van uw geboden afdwalen. 21 Tu menaces les orgueilleux, ces maudits, Qui s'égarent loin de tes commandements.
22 Wentel smaad en verachting van mij af, want ik heb Uw getuigenissen in acht genomen. 22 Wentel smaad en verachting van mij af, want ik bewaar uw getuigenissen. 22 Décharge-moi de l'opprobre et du mépris! Car j'observe tes préceptes.
23 Zelfs toen vorsten op hun troon gezeten tegen mij spraken, overdacht Uw dienaar Uw verordeningen. 23 Al zetten vorsten zich neder, al beraadslagen zij tegen mij, uw knecht overdenkt uw inzettingen. 23 Des princes ont beau s'asseoir et parler contre moi, Ton serviteur médite tes statuts.
24 Ja, Uw getuigenissen zijn mijn bron van blijdschap, zij zijn mijn raadgevers. 24 Ja, uw getuigenissen zijn mijn verlustiging, zij zijn mijn raadslieden. 24 Tes préceptes font mes délices, Ce sont mes conseillers.
25 Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend overeenkomstig Uw woord. 25 Mijn ziel kleeft aan het stof, maak mij levend naar uw woord. 25 Mon âme est attachée à la poussière: Rends-moi la vie selon ta parole!
26 Ik heb U mijn wegen verteld en U hebt mij verhoord; leer mij Uw verordeningen. 26 Mijn wegen heb ik verhaald en Gij hebt mij geantwoord, leer mij uw inzettingen. 26 Je raconte mes voies, et tu m'exauces: Enseigne-moi tes statuts!
27 Geef mij inzicht in de weg van Uw bevelen, dan zal ik Uw wonderen overdenken. 27 Doe mij de weg uwer bevelen verstaan, opdat ik uw wonderen overdenke. 27 Fais-moi comprendre la voie de tes ordonnances, Et je méditerai sur tes merveilles!
28 Mijn ziel weent tranen van verdriet; richt mij op overeenkomstig Uw woord. 28 Mijn ziel schreit van kommer, richt mij op naar uw woord. 28 Mon âme pleure de chagrin: Relève-moi selon ta parole!
29 Laat de weg van de leugen van mij wijken, schenk mij genadig Uw wet. 29 Doe de weg der leugen van mij wijken en schenk mij genadig uw wet. 29 Eloigne de moi la voie du mensonge, Et accorde-moi la grâce de suivre ta loi!
30 Ik heb de weg van de waarheid gekozen, Uw bepalingen heb ik mij voor ogen gesteld. 30 Ik verkies de weg der waarheid, Ik stel uw verordeningen voor mij. 30 Je choisis la voie de la vérité, Je place tes lois sous mes yeux.
31 Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; HEERE, beschaam mij niet. 31 Ik klem mij vast aan uw getuigenissen, o Here, maak mij niet beschaamd. 31 Je m'attache à tes préceptes: Eternel, ne me rends point confus!
32 Ik zal de weg van Uw geboden lopen, wanneer U mijn hart verruimd hebt. 32 Ik zal de weg uwer geboden lopen, want Gij verruimt mij het hart. 32 Je cours dans la voie de tes commandements, Car tu élargis mon coeur.
33 HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen, en ik zal die in acht nemen tot het einde toe. 33 Onderwijs mij, Here, de weg uwer inzettingen, dan zal ik die bewaren ten einde toe. 33 Enseigne-moi, Eternel, la voie de tes statuts, pour que je la retienne jusqu'à la fin!
34 Geef mij inzicht, dan zal ik Uw wet in acht nemen; ja, ik zal mij er met heel mijn hart aan houden. 34 Geef mij verstand, dan zal ik uw wet bewaren, en haar van ganser harte onderhouden. 34 Donne-moi l'intelligence, pour que je garde ta loi Et que je l'observe de tout mon coeur!
35 Doe mij treden op het pad van Uw geboden, want daarin vind ik vreugde. 35 Doe mij het pad uwer geboden betreden, want daarin heb ik lust. 35 Conduis-moi dans le sentier de tes commandements! Car je l'aime.
36 Neig mijn hart naar Uw getuigenissen en niet naar winstbejag. 36 Neig mijn hart tot uw getuigenissen en niet tot winstbejag. 36 Incline mon coeur vers tes préceptes, Et non vers le gain!
37 Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is; maak mij levend door Uw wegen. 37 Wend mijn ogen af, zodat zij geen ijdele dingen zien, maak mij levend door uw wegen. 37 Détourne mes yeux de la vue des choses vaines, Fais-moi vivre dans ta voie!
38 Bevestig Uw belofte aan Uw dienaar, die Uw vreze is toegedaan. 38 Bevestig uw belofte aan uw knecht, die uw vreze toegedaan is. 38 Accomplis envers ton serviteur ta promesse, Qui est pour ceux qui te craignent!
39 Wend van mij af de smaad, waarvoor ik beducht ben, want Uw bepalingen zijn goed. 39 Wend mijn smaadheid af, die ik vrees, want uw verordeningen zijn goed. 39 Eloigne de moi l'opprobre que je redoute! Car tes jugements sont pleins de bonté.
40 Zie, ik verlang naar Uw bevelen, maak mij levend door Uw gerechtigheid. 40 Zie, naar uw bevelen verlang ik, maak mij levend door uw gerechtigheid. 40 Voici, je désire pratiquer tes ordonnances: Fais-moi vivre dans ta justice!
41 Laat Uw blijken van goedertierenheid over mij komen, HEERE, Uw heil overeenkomstig Uw belofte. 41 Dat uw goedertierenheid over mij kome, o Here, uw heil naar uw belofte; 41 Eternel, que ta miséricorde vienne sur moi, Ton salut selon ta promesse!
42 Dan heb ik hem die mij hoont iets te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord. 42 Opdat ik mijn smader iets hebbe te antwoorden, want ik vertrouw op uw woord. 42 Et je pourrai répondre à celui qui m'outrage, Car je me confie en ta parole.
43 Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond, want ik hoop op Uw bepalingen. 43 Neem het woord der waarheid niet geheel van mijn mond, want uw verordeningen verbeid ik, 43 N'ôte pas entièrement de ma bouche la parole de la vérité! Car j'espère en tes jugements.
44 Dan zal ik steeds Uw wet in acht nemen, voor eeuwig en altijd. 44 Opdat ik uw wet bestendig onderhoude, voor altoos en immer. 44 Je garderai ta loi constamment, A toujours et à perpétuité.
45 Ik zal wandelen op ruime baan, omdat ik Uw bevelen gezocht heb. 45 Dan zal ik wandelen op ruime baan, want ik zoek uw bevelen. 45 Je marcherai au large, Car je recherche tes ordonnances.
46 Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen en mij niet schamen. 46 Ook zal ik voor koningen over uw getuigenissen spreken zonder mij te schamen. 46 Je parlerai de tes préceptes devant les rois, Et je ne rougirai point.
47 Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb. 47 Ik toch verlustig mij in uw geboden, die ik liefheb; 47 Je fais mes délices de tes commandements. Je les aime.
48 Ik hef mijn handen op naar Uw geboden, die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen. 48 Daarom hef ik mijn handen op naar uw geboden die ik liefheb, en overdenk ik uw inzettingen. 48 Je lève mes mains vers tes commandements que j'aime, Et je veux méditer tes statuts.
49 Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar, waarop U mij deed hopen. 49 Gedenk het woord tot uw knecht, omdat Gij mij hoop hebt gegeven; 49 Souviens-toi de ta promesse à ton serviteur, Puisque tu m'as donné l'espérance!
50 Dit is mij tot troost in mijn ellende: dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt. 50 Dit is mijn troost in mijn ellende, dat uw belofte mij levend maakt. 50 C'est ma consolation dans ma misère, Car ta promesse me rend la vie.
51 De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot, toch ben ik van Uw wet niet afgeweken. 51 Hoezeer overmoedigen mij bespotten, van uw wet wijk ik niet. 51 Des orgueilleux me chargent de railleries; Je ne m'écarte point de ta loi.
52 Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE, en heb mij getroost. 52 Als ik denk aan uw verordeningen van ouds, o Here, dan ben ik getroost. 52 Je pense à tes jugements d'autrefois, ô Eternel! Et je me console.
53 Grote verontwaardiging heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten. 53 Verontwaardiging greep mij aan vanwege de goddelozen, die uw wet verlaten. 53 Une colère ardente me saisit à la vue des méchants Qui abandonnent ta loi.
54 Uw verordeningen zijn mijn gezangen geweest op de plaats waar ik vreemdeling was. 54 Uw inzettingen zijn mij tot snarenspel in het huis van mijn vreemdelingschap. 54 Tes statuts sont le sujet de mes cantiques, Dans la maison où je suis étranger.
55 HEERE, 's nachts heb ik aan Uw Naam gedacht en ik heb Uw wet in acht genomen. 55 Des nachts gedenk ik uw naam, o Here, en onderhoud ik uw wet. 55 La nuit je me rappelle ton nom, ô Eternel! Et je garde ta loi.
56 Dat is aan mij gebeurd, omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb. 56 Dit is mij ten deel geworden, omdat ik uw bevelen bewaar. 56 C'est là ce qui m'est propre, Car j'observe tes ordonnances.
57 De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd dat ik Uw woorden in acht zal nemen. 57 De Here is mijn deel, ik heb beloofd uw woorden te onderhouden. 57 Ma part, ô Eternel! je le dis, C'est de garder tes paroles.
58 Ik heb met heel mijn hart getracht Uw aangezicht gunstig te stemmen; wees mij genadig overeenkomstig Uw belofte. 58 Van ganser harte zoek ik uw gunst, wees mij genadig naar uw belofte. 58 Je t'implore de tout mon coeur: Aie pitié de moi, selon ta promesse!
59 Ik heb mijn wegen overdacht, en mijn voeten gekeerd naar Uw getuigenissen. 59 Ik overdenk mijn wegen, ik wend mijn voeten naar uw getuigenissen. 59 Je réfléchis à mes voies, Et je dirige mes pieds vers tes préceptes.
60 Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld Uw geboden in acht te nemen. 60 Ik haast mij en aarzel niet om uw geboden te onderhouden. 60 Je me hâte, je ne diffère point D'observer tes commandements.
61 Benden goddelozen hebben mij omringd, toch heb ik Uw wet niet vergeten. 61 Hoewel strikken der goddelozen mij omgeven, ik vergeet uw wet niet. 61 Les pièges des méchants m'environnent; Je n'oublie point ta loi.
62 Midden in de nacht sta ik op om U te loven voor Uw rechtvaardige bepalingen. 62 Te middernacht sta ik op om U te loven wegens uw rechtvaardige verordeningen. 62 Au milieu de la nuit je me lève pour te louer, A cause des jugements de ta justice.
63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen en die Uw bevelen in acht nemen. 63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen, en van hen die uw bevelen onderhouden. 63 Je suis l'ami de tous ceux qui te craignent, Et de ceux qui gardent tes ordonnances.
64 HEERE, de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw verordeningen. 64 De aarde is vervuld van uw goedertierenheid, o Here, leer mij uw inzettingen. 64 La terre, ô Eternel! est pleine de ta bonté; Enseigne-moi tes statuts!
65 U bent goed voor Uw dienaar geweest, HEERE, overeenkomstig Uw woord. 65 Gij hebt goedgedaan aan uw knecht, o Here, naar uw woord. 65 Tu fais du bien à ton serviteur, O Eternel! selon ta promesse.
66 Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik heb in Uw geboden geloofd. 66 Leer mij goed onderscheiden en kennen, want ik stel vertrouwen in uw geboden. 66 Enseigne-moi le bon sens et l'intelligence! Car je crois à tes commandements.
67 Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu neem ik Uw woord in acht. 67 Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord. 67 Avant d'avoir été humilié, je m'égarais; Maintenant j'observe ta parole.
68 U bent goed en U doet goed, leer mij Uw verordeningen. 68 Gij zijt goed en goeddoende, leer mij uw inzettingen. 68 Tu es bon et bienfaisant; Enseigne-moi tes statuts!
69 Hoogmoedigen hebben mij met leugens besmeurd, maar ík neem Uw bevelen met heel mijn hart in acht. 69 Overmoedigen wrijven mij leugens aan, ik houd uw bevelen van ganser harte. 69 Des orgueilleux imaginent contre moi des faussetés; Moi, je garde de tout mon coeur tes ordonnances.
70 Hun hart is zo ongevoelig als vet, maar ík verblijd mij in Uw wet. 70 Ongevoelig als vet is hun hart, maar ik verlustig mij in uw wet. 70 Leur coeur est insensible comme la graisse; Moi, je fais mes délices de ta loi.
71 Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren. 71 Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik uw inzettingen zou leren. 71 Il m'est bon d'être humilié, Afin que j'apprenne tes statuts.
72 De wet uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver. 72 De wet van uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud en zilver. 72 Mieux vaut pour moi la loi de ta bouche Que mille objets d'or et d'argent.
73 Uw handen hebben mij gemaakt en bereid; geef mij inzicht, zodat ik Uw geboden leer. 73 Uw handen hebben mij gemaakt en toebereid, geef mij verstand, opdat ik uw geboden lere. 73 Tes mains m'ont créé, elles m'ont formé; Donne-moi l'intelligence, pour que j'apprenne tes commandements!
74 Wie U vrezen, zien mij en verblijden zich, omdat ik op Uw woord gehoopt heb. 74 Zij, die U vrezen, zien mij en verheugen zich, want ik hoop op uw woord. 74 Ceux qui te craignent me voient et se réjouissent, Car j'espère en tes promesses.
75 Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt. 75 Ik weet, o Here, dat uw oordelen gerechtigheid zijn, en dat Gij in trouw mij hebt verdrukt. 75 Je sais, ô Eternel! que tes jugements sont justes; C'est par fidélité que tu m'as humilié.
76 Laat toch Uw goedertierenheid er zijn om mij te troosten, overeenkomstig Uw belofte aan Uw dienaar. 76 Laat uw goedertierenheid mij tot vertroosting zijn naar uw belofte aan uw knecht. 76 Que ta bonté soit ma consolation, Comme tu l'as promis à ton serviteur!
77 Laat Uw barmhartigheid over mij komen, dan zal ik leven, want Uw wet is mijn bron van blijdschap. 77 Uw barmhartigheid kome over mij, opdat ik leve, want uw wet is mijn verlustiging. 77 Que tes compassions viennent sur moi, pour que je vive! Car ta loi fait mes délices.
78 Laten de hoogmoedigen beschaamd worden, die mij neerdrukten met leugen, maar ík overdenk Uw bevelen. 78 Laten de overmoedigen beschaamd worden, omdat zij mij onverdiend verdrukten; ik overdenk uw bevelen. 78 Qu'ils soient confondus, les orgueilleux qui m'oppriment sans cause! Moi, je médite sur tes ordonnances.
79 Laten zich tot mij keren wie U vrezen en wie Uw getuigenissen kennen. 79 Laten zich tot mij wenden wie U vrezen, en wie uw getuigenissen kennen. 79 Qu'ils reviennent à moi, ceux qui te craignent, Et ceux qui connaissent tes préceptes!
80 Laat mijn hart oprecht zijn in Uw verordeningen, dan zal ik niet beschaamd worden. 80 Mijn hart zij onverdeeld in uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde. 80 Que mon coeur soit sincère dans tes statuts, Afin que je ne sois pas couvert de honte!
81 Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil, op Uw woord heb ik gehoopt. 81 Mijn ziel smacht naar uw heil, op uw woord hoop ik; 81 Mon âme languit après ton salut; J'espère en ta promesse.
82 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw belofte, terwijl ik zei: Wanneer zult U mij troosten? 82 Mijn ogen smachten naar uw belofte: wanneer zult Gij mij vertroosten? 82 Mes yeux languissent après ta promesse; Je dis: Quand me consoleras-tu?
83 Want ik ben geworden als een leren zak in de rook, maar Uw verordeningen heb ik niet vergeten. 83 Hoewel ik ben geworden als een lederen zak in de rook, heb ik uw inzettingen niet vergeten. 83 Car je suis comme une outre dans la fumée; Je n'oublie point tes statuts.
84 Hoeveel zijn de dagen van Uw dienaar? Wanneer zult U gericht oefenen over mijn vervolgers? 84 Hoevele zullen de dagen van uw knecht zijn? Wanneer zult Gij aan mijn vervolgers gericht oefenen? 84 Quel est le nombre des jours de ton serviteur? Quand feras-tu justice de ceux qui me persécutent?
85 De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven en dat is niet overeenkomstig Uw wet. 85 Overmoedigen hebben mij kuilen gegraven, zij, die niet leven naar uw wet. 85 Des orgueilleux creusent des fosses devant moi; Ils n'agissent point selon ta loi.
86 Al Uw geboden zijn betrouwbaar; met leugen vervolgen zij mij, help mij! 86 Al uw geboden zijn trouw; onverdiend vervolgen zij mij, kom mij ter hulpe! 86 Tous tes commandements ne sont que fidélité; Ils me persécutent sans cause: secours-moi!
87 Zij hebben mij op de aarde bijna vernietigd, maar ík heb Uw bevelen niet verlaten. 87 Bijna hebben zij mij op aarde verdelgd, maar ik heb uw bevelen niet verlaten. 87 Ils ont failli me terrasser et m'anéantir; Et moi, je n'abandonne point tes ordonnances.
88 Maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid; dan zal ik het getuigenis van Uw mond in acht nemen. 88 Maak mij levend naar uw goedertierenheid, opdat ik de getuigenis van uw mond onderhoude. 88 Rends-moi la vie selon ta bonté, Afin que j'observe les préceptes de ta bouche!
89 Voor eeuwig, HEERE, staat Uw woord vast in de hemel. 89 Voor eeuwig, o Here, houdt uw woord stand in de hemelen. 89 A toujours, ô Eternel! Ta parole subsiste dans les cieux.
90 Uw trouw duurt van generatie op generatie; U hebt de aarde gegrondvest, zodat zij blijft staan. 90 Van geslacht tot geslacht is uw trouw, Gij hebt de aarde gegrond, zodat zij staat; 90 De génération en génération ta fidélité subsiste; Tu as fondé la terre, et elle demeure ferme.
91 Volgens Uw bepalingen blijven zij ook heden nog staan, want zij alle zijn Uw dienaren. 91 Naar uw verordeningen staan zij heden ten dage, want zij alle zijn uw knechten. 91 C'est d'après tes lois que tout subsiste aujourd'hui, Car toutes choses te sont assujetties.
92 Als Uw wet niet mijn bron van blijdschap geweest was, dan was ik in mijn ellende vergaan. 92 Ware uw wet niet mijn verlustiging geweest, dan was ik vergaan in mijn ellende. 92 Si ta loi n'eût fait mes délices, J'eusse alors péri dans ma misère.
93 Ik zal Uw bevelen voor eeuwig niet vergeten, want daardoor hebt U mij levend gemaakt. 93 Nimmer zal ik uw bevelen vergeten, want door deze hebt Gij mij levend gemaakt. 93 Je n'oublierai jamais tes ordonnances, Car c'est par elles que tu me rends la vie.
94 Ik ben de Uwe, verlos mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. 94 Ik ben de uwe, verlos mij, want ik zoek uw bevelen. 94 Je suis à toi: sauve-moi! Car je recherche tes ordonnances.
95 Goddelozen hebben op mij geloerd om mij om te brengen; ik let op Uw getuigenissen. 95 Goddelozen loeren erop mij te verderven; ik geef acht op uw getuigenissen. 95 Des méchants m'attendent pour me faire périr; Je suis attentif à tes préceptes.
96 Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien; maar alleen Uw gebod is onbegrensd. 96 Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien, maar uw gebod is onbegrensd. 96 Je vois des bornes à tout ce qui est parfait: Tes commandements n'ont point de limite.
97 Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking. 97 Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag. 97 Combien j'aime ta loi! Elle est tout le jour l'objet de ma méditation.
98 Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden, want zij zijn voor eeuwig bij mij. 98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, want het is altoos bij mij. 98 Tes commandements me rendent plus sage que mes ennemis, Car je les ai toujours avec moi.
99 Ik ben verstandiger dan al mijn leraren, want Uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. 99 Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. 99 Je suis plus instruit que tous mes maîtres, Car tes préceptes sont l'objet de ma méditation.
100 Ik heb meer inzicht dan de ouderen, omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb. 100 Ik heb meer inzicht dan de ouden, want ik bewaar uw bevelen. 100 J'ai plus d'intelligence que les vieillards, Car j'observe tes ordonnances.
101 Ik heb mijn voeten weerhouden van alle slechte paden, opdat ik mij aan Uw woord zal houden. 101 Ik weerhoud mijn voeten van alle boze paden, opdat ik uw woord onderhoude. 101 Je retiens mon pied loin de tout mauvais chemin, Afin de garder ta parole.
102 Ik ben niet afgeweken van Uw bepalingen, want Ú hebt mij onderwezen. 102 Ik wijk niet af van uw verordeningen, want Gij onderwijst mij. 102 Je ne m'écarte pas de tes lois, Car c'est toi qui m'enseignes.
103 Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. 103 Hoe aangenaam zijn uw redenen voor mijn verhemelte, meer dan honig voor mijn mond. 103 Que tes paroles sont douces à mon palais, Plus que le miel à ma bouche!
104 Door Uw bevelen krijg ik inzicht, daarom haat ik elk leugenpad. 104 Uit uw bevelen heb ik inzicht ontvangen; daarom haat ik elk leugenpad. 104 Par tes ordonnances je deviens intelligent, Aussi je hais toute voie de mensonge.
105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. 105 Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. 105 Ta parole est une lampe à mes pieds, Et une lumière sur mon sentier.
106 Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen: ik zal Uw rechtvaardige bepalingen in acht nemen. 106 Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen, dat ik uw rechtvaardige verordeningen zal onderhouden. 106 Je jure, et je le tiendrai, D'observer les lois de ta justice.
107 Ik ben ten zeerste verdrukt; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw woord. 107 Ik ben al te zeer verdrukt, o Here, maak mij levend naar uw woord. 107 Je suis bien humilié: Eternel, rends-moi la vie selon ta parole!
108 Aanvaard toch, HEERE, de vrijwillige gaven van mijn mond, en leer mij Uw bepalingen. 108 Heb welbehagen, Here, in de vrijwillige offers van mijn mond, en leer mij uw verordeningen. 108 Agrée, ô Eternel! les sentiments que ma bouche exprime, Et enseigne-moi tes lois!
109 Mijn leven is voortdurend in gevaar, toch vergeet ik Uw wet niet. 109 Mijn leven is bestendig in gevaar, maar uw wet vergeet ik niet. 109 Ma vie est continuellement exposée, Et je n'oublie point ta loi.
110 De goddelozen hebben voor mij een strik gezet, toch ben ik van Uw bevelen niet afgedwaald. 110 Goddelozen leggen mij een strik, maar van uw bevelen dwaal ik niet af. 110 Des méchants me tendent des pièges, Et je ne m'égare pas loin de tes ordonnances.
111 Uw getuigenissen heb ik voor eeuwig in erfelijk bezit genomen, want zij zijn de vreugde van mijn hart. 111 Uw getuigenissen heb ik voor altoos ten erve ontvangen, want zij zijn de blijdschap mijns harten. 111 Tes préceptes sont pour toujours mon héritage, Car ils sont la joie de mon coeur.
112 Ik heb mijn hart geneigd om overeenkomstig Uw verordeningen te handelen, voor eeuwig, tot het einde toe. 112 Ik neig mijn hart om uw inzettingen te doen, voor altoos, ten einde toe. 112 J'incline mon coeur à pratiquer tes statuts, Toujours, jusqu'à la fin.
113 Ik haat de halfhartigen, maar Uw wet heb ik lief. 113 Ik haat weifelaars, maar uw wet heb ik lief. 113 Je hais les hommes indécis, Et j'aime ta loi.
114 U bent mijn schuilplaats en mijn schild, op Uw woord heb ik gehoopt. 114 Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild, ik hoop op uw woord. 114 Tu es mon asile et mon bouclier; J'espère en ta promesse.
115 Ga weg van mij, kwaaddoeners, zodat ik de geboden van mijn God in acht zal nemen. 115 Wijkt van mij, gij boosdoeners, opdat ik de geboden van mijn God beware. 115 Eloignez-vous de moi, méchants, Afin que j'observe les commandements de mon Dieu!
116 Ondersteun mij overeenkomstig Uw belofte, dan zal ik leven; laat mij in mijn hoop niet beschaamd worden. 116 Schraag mij naar uw belofte, opdat ik leve, laat mij met mijn hoop niet beschaamd uitkomen. 116 Soutiens-moi selon ta promesse, afin que je vive, Et ne me rends point confus dans mon espérance!
117 Ondersteun mij, dan ben ik verlost en vermaak ik mij voortdurend in Uw verordeningen. 117 Ondersteun mij, opdat ik verlost worde, dan zal ik mij in uw inzettingen bestendig verlustigen. 117 Sois mon appui, pour que je sois sauvé, Et que je m'occupe sans cesse de tes statuts!
118 U verwerpt allen die van Uw verordeningen afdwalen, want hun bedrog is leugen. 118 Gij verwerpt allen die van uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is ijdel. 118 Tu méprises tous ceux qui s'écartent de tes statuts, Car leur tromperie est sans effet.
119 U doet alle goddelozen van de aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief. 119 Alle goddelozen der aarde doet gij weg als schuim, daarom heb ik uw getuigenissen lief. 119 Tu enlèves comme de l'écume tous les méchants de la terre; C'est pourquoi j'aime tes préceptes.
120 Het haar van mijn lichaam is te berge gerezen uit grote vrees voor U, ik heb gevreesd voor Uw oordelen. 120 Mijn vlees beeft van schrik voor U, ik vrees voor uw oordelen. 120 Ma chair frissonne de l'effroi que tu m'inspires, Et je crains tes jugements.
121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers. 121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan, geef mij niet over aan mijn verdrukkers. 121 J'observe la loi et la justice: Ne m'abandonne pas à mes oppresseurs!
122 Wees borg voor het welzijn van Uw dienaar; laat de hoogmoedigen mij niet onderdrukken. 122 Wees borg voor uw knecht ten goede, laten overmoedigen mij niet verdrukken. 122 Prends sous ta garantie le bien de ton serviteur, Ne me laisse pas opprimer par des orgueilleux!
123 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil en naar de belofte van Uw rechtvaardigheid. 123 Mijn ogen smachten naar uw heil, en naar het woord uwer gerechtigheid. 123 Mes yeux languissent après ton salut, Et après la promesse de ta justice.
124 Doe met Uw dienaar overeenkomstig Uw goedertierenheid, en leer mij Uw verordeningen. 124 Doe met uw knecht naar uw goedertierenheid, en leer mij uw inzettingen. 124 Agis envers ton serviteur selon ta bonté, Et enseigne-moi tes statuts!
125 Ik ben Uw dienaar; geef mij inzicht, dan zal ik Uw getuigenissen kennen. 125 Ik ben uw knecht, geef mij verstand, opdat ik uw getuigenissen kenne. 125 Je suis ton serviteur: donne-moi l'intelligence, Pour que je connaisse tes préceptes!
126 Het is tijd voor de HEERE om te handelen, want zij hebben Uw wet verbroken. 126 Het is tijd voor de Here om te handelen, zij hebben uw wet verbroken. 126 Il est temps que l'Eternel agisse: Ils transgressent ta loi.
127 Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan zuiver goud. 127 Daarom heb ik uw geboden lief, meer dan goud, ja dan fijn goud; 127 C'est pourquoi j'aime tes commandements, Plus que l'or et que l'or fin;
128 Daarom heb ik al Uw bevelen in alles voor recht gehouden, maar elk leugenpad heb ik gehaat. 128 Daarom houd ik al uw bevelen in alles voor recht, ik haat elk leugenpad. 128 C'est pourquoi je trouve justes toutes tes ordonnances, Je hais toute voie de mensonge.
129 Uw getuigenissen zijn wonderen, daarom zal mijn ziel die in acht nemen. 129 Wonderbaar zijn uw getuigenissen, daarom bewaart ze mijn ziel. 129 Tes préceptes sont admirables: Aussi mon âme les observe.
130 Het opengaan van Uw woorden geeft licht, het schenkt eenvoudigen inzicht. 130 Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht. 130 La révélation de tes paroles éclaire, Elle donne de l'intelligence aux simples.
131 Ik sper mijn mond open en hijg, want ik verlang naar Uw geboden. 131 Ik doe mijn mond wijd open en hijg, want ik verlang naar uw geboden. 131 J'ouvre la bouche et je soupire, Car je suis avide de tes commandements.
132 Wend U tot mij en wees mij genadig, overeenkomstig het recht voor wie Uw Naam liefhebben. 132 Wend U tot mij en wees mij genadig, zoals recht is voor wie uw naam liefhebben. 132 Tourne vers moi ta face, et aie pitié de moi, Selon ta coutume à l'égard de ceux qui aiment ton nom!
133 Laat mijn voetstappen vaststaan in Uw woord, laat geen enkel onrecht over mij heersen. 133 Bevestig mijn schreden naar uw toezegging, laat generlei onrecht over mij heersen. 133 Affermis mes pas dans ta parole, Et ne laisse aucune iniquité dominer sur moi!
134 Verlos mij van de onderdrukking door mensen, dan zal ik Uw bevelen in acht nemen. 134 Verlos mij van de verdrukking der mensen, dan zal ik uw bevelen onderhouden. 134 Délivre-moi de l'oppression des hommes, Afin que je garde tes ordonnances!
135 Doe Uw aangezicht lichten over Uw dienaar, en leer mij Uw verordeningen. 135 Doe uw aanschijn lichten over uw knecht, en leer mij uw inzettingen. 135 Fais luire ta face sur ton serviteur, Et enseigne-moi tes statuts!
136 Beken vol water stromen uit mijn ogen neer, omdat men Uw wet niet in acht neemt. 136 Mijn ogen vloeien als waterbeken, omdat men uw wet niet onderhoudt. 136 Mes yeux répandent des torrents d'eaux, Parce qu'on n'observe point ta loi.
137 U bent rechtvaardig, HEERE, en al Uw oordelen zijn juist. 137 Gij zijt rechtvaardig, Here; uw verordeningen zijn waarachtig. 137 Tu es juste, ô Eternel! Et tes jugements sont équitables;
138 U hebt in Uw getuigenissen gerechtigheid uitgevaardigd en grote trouw. 138 In gerechtigheid hebt Gij uw getuigenissen geboden en in grote trouw. 138 Tu fondes tes préceptes sur la justice Et sur la plus grande fidélité.
139 Mijn ijver heeft mij verteerd, want mijn tegenstanders hebben Uw woorden vergeten. 139 Mijn ijver verteert mij, omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten. 139 Mon zèle me consume, Parce que mes adversaires oublient tes paroles.
140 Uw woord is zeer gelouterd, Uw dienaar heeft het lief. 140 Uw woord is geheel gelouterd, uw knecht heeft het lief. 140 Ta parole est entièrement éprouvée, Et ton serviteur l'aime.
141 Ik ben klein en veracht, maar Uw bevelen heb ik niet vergeten. 141 Ik ben klein en veracht, uw bevelen vergeet ik niet. 141 Je suis petit et méprisé; Je n'oublie point tes ordonnances.
142 Uw gerechtigheid is een gerechtigheid voor eeuwig en Uw wet is waarachtig. 142 Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig, en uw wet is waarheid. 142 Ta justice est une justice éternelle, Et ta loi est la vérité.
143 Benauwdheid en nood hebben mij getroffen, maar Uw geboden zijn mijn bron van blijdschap. 143 Treffen mij nood en verdrukking, dan zijn uw geboden mijn verlustiging. 143 La détresse et l'angoisse m'atteignent: Tes commandements font mes délices.
144 Uw rechtvaardige getuigenissen zijn voor eeuwig; geef mij inzicht, dan zal ik leven. 144 Uw getuigenissen zijn gerechtigheid voor eeuwig; geef mij verstand, opdat ik leve. 144 Tes préceptes sont éternellement justes: Donne-moi l'intelligence, pour que je vive!
145 Ik heb met heel mijn hart geroepen; verhoor mij, HEERE, ik zal Uw verordeningen in acht nemen. 145 Ik roep van ganser harte; antwoord mij, Here; uw inzettingen zal ik bewaren. 145 Je t'invoque de tout mon coeur: exauce-moi, Eternel, Afin que je garde tes statuts!
146 Ik heb U aangeroepen, verlos mij; dan zal ik mij aan Uw getuigenissen houden. 146 Ik roep U aan; verlos mij, dan zal ik uw getuigenissen onderhouden. 146 Je t'invoque: sauve-moi, Afin que j'observe tes préceptes!
147 Ik ben de morgenschemering voor geweest en heb om hulp geroepen; op Uw woord heb ik gehoopt. 147 Voor de morgenschemering roep ik om hulp, op uw woord hoop ik. 147 Je devance l'aurore et je crie; J'espère en tes promesses.
148 Mijn ogen zijn de nachtwaken voor geweest om Uw woord te overdenken. 148 Voor de nachtwaken beginnen, keren mijn ogen zich naar uw toezegging. 148 Je devance les veilles et j'ouvre les yeux, Pour méditer ta parole.
149 Hoor mijn stem overeenkomstig Uw goedertierenheid; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw recht. 149 Hoor mijn stem, naar uw goedertierenheid; Here, maak mij levend naar uw recht. 149 Ecoute ma voix selon ta bonté! Rends-moi la vie selon ton jugement!
150 Wie schandelijk gedrag najagen, komen naderbij; zij zijn ver van Uw wet verwijderd. 150 Wie schanddaden najagen, zijn nabij, verre houden zij zich van uw wet; 150 Ils s'approchent, ceux qui poursuivent le crime, Ils s'éloignent de la loi.
151 Maar U, HEERE, bent nabij, en al Uw geboden zijn waarachtig. 151 Nabij zijt Gij, o Here, en al uw geboden zijn waarheid. 151 Tu es proche, ô Eternel! Et tous tes commandements sont la vérité.
152 Al vanouds weet ik van Uw getuigenissen, ja, U hebt ze voor eeuwig gegrondvest. 152 Van oudsher weet ik uit uw getuigenissen, dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld. 152 Dès longtemps je sais par tes préceptes Que tu les as établis pour toujours.
153 Zie mijn ellende aan en red mij, want Uw wet heb ik niet vergeten. 153 Zie mijn ellende en red mij, want uw wet vergeet ik niet. 153 Vois ma misère, et délivre-moi! Car je n'oublie point ta loi.
154 Voer mijn rechtszaak en verlos mij; maak mij levend overeenkomstig Uw belofte. 154 Voer mijn rechtsgeding en verlos mij, maak mij levend naar uw belofte. 154 Défends ma cause, et rachète-moi; Rends-moi la vie selon ta promesse!
155 Het heil is ver van de goddelozen, want zij zoeken Uw verordeningen niet. 155 Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken uw inzettingen niet. 155 Le salut est loin des méchants, Car ils ne recherchent pas tes statuts.
156 Uw barmhartigheid is groot, HEERE; maak mij levend overeenkomstig Uw bepalingen. 156 Uw barmhartigheid is groot, o Here, maak mij levend naar uw verordeningen. 156 Tes compassions sont grandes, ô Eternel! Rends-moi la vie selon tes jugements!
157 Mijn vervolgers en tegenstanders zijn met velen, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet af. 157 Talrijk zijn mijn vervolgers en mijn tegenstanders, doch van uw getuigenissen wijk ik niet af. 157 Mes persécuteurs et mes adversaires sont nombreux; Je ne m'écarte point de tes préceptes,
158 Ik zag hen die trouweloos handelen, en ik walgde, omdat zij zich niet aan Uw woord hielden. 158 Zie ik afvalligen, dan voel ik afschuw, daar zij uw woord niet onderhouden. 158 Je vois avec dégoût des traîtres Qui n'observent pas ta parole.
159 Zie toch hoe ik Uw bevelen liefheb; HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid. 159 Zie, hoe ik uw bevelen liefheb; Here, maak mij levend naar uw goedertierenheid. 159 Considère que j'aime tes ordonnances: Eternel, rends-moi la vie selon ta bonté!
160 Vanaf het begin is Uw woord waarachtig, al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig. 160 Heel uw woord is de waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig. 160 Le fondement de ta parole est la vérité, Et toutes les lois de ta justice sont éternelles.
161 Vorsten hebben mij zonder reden vervolgd, maar voor Uw woord heeft mijn hart diep ontzag gehad. 161 Vorsten vervolgen mij zonder oorzaak, maar mijn hart vreest voor uw woorden. 161 Des princes me persécutent sans cause; Mais mon coeur ne tremble qu'à tes paroles.
162 Ik ben verblijd over Uw belofte, als iemand die een grote buit vindt. 162 Ik verblijd mij over uw woord als iemand die rijke buit vindt. 162 Je me réjouis de ta parole, Comme celui qui trouve un grand butin.
163 Ik haat de leugen en heb er een afschuw van, maar Uw wet heb ik lief. 163 Ik haat en verafschuw leugen, maar uw wet heb ik lief. 163 Je hais, je déteste le mensonge; J'aime ta loi.
164 Ik loof U zevenmaal op een dag om Uw rechtvaardige bepalingen. 164 Zevenmaal daags loof ik U om uw rechtvaardige verordeningen. 164 Sept fois le jour je te célèbre, A cause des lois de ta justice.
165 Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede; voor hen ligt er geen struikelblok. 165 Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. 165 Il y a beaucoup de paix pour ceux qui aiment ta loi, Et il ne leur arrive aucun malheur.
166 Ik hoop op Uw heil, HEERE, en doe Uw geboden. 166 Op uw heil hoop ik, o Here, en uw geboden doe ik. 166 J'espère en ton salut, ô Eternel! Et je pratique tes commandements.
167 Mijn ziel neemt Uw getuigenissen in acht, want ik heb ze zeer lief. 167 Mijn ziel onderhoudt uw getuigenissen, ik heb ze hartelijk lief. 167 Mon âme observe tes préceptes, Et je les aime beaucoup.
168 Ik neem Uw bevelen en getuigenissen in acht, want al mijn wegen liggen voor U open. 168 Uw bevelen en uw getuigenissen onderhoud ik, want al mijn wegen zijn voor U. 168 Je garde tes ordonnances et tes préceptes, Car toutes mes voies sont devant toi.
169 Laat mijn roepen naderen voor Uw aangezicht, HEERE; geef mij inzicht overeenkomstig Uw woord. 169 Mijn geroep nadere voor uw aanschijn, o Here; geef mij verstand naar uw woord. 169 Que mon cri parvienne jusqu'à toi, ô Eternel! Donne-moi l'intelligence, selon ta promesse!
170 Laat mijn smeken voor Uw aangezicht komen; red mij overeenkomstig Uw belofte. 170 Mijn smeking kome voor uw aanschijn, red mij naar uw belofte. 170 Que ma supplication arrive jusqu'à toi! Délivre-moi, selon ta promesse!
171 Mijn lippen vloeien over van lofzang, want U leert mij Uw verordeningen. 171 Mijn lippen zullen overvloeien van lof, want Gij zult mij uw inzettingen leren. 171 Que mes lèvres publient ta louange! Car tu m'enseignes tes statuts.
172 Mijn tong zal Uw woorden bezingen, want al Uw geboden zijn rechtvaardig. 172 Mijn tong zal uw woord bezingen, want al uw geboden zijn gerechtigheid. 172 Que ma langue chante ta parole! Car tous tes commandements sont justes.
173 Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen uitgekozen. 173 Uw hand zij mij ter hulpe, want uw bevelen heb ik verkozen. 173 Que ta main me soit en aide! Car j'ai choisi tes ordonnances.
174 HEERE, ik verlang naar Uw heil; Uw wet is mijn bron van blijdschap. 174 Naar uw heil verlang ik, o Here, uw wet is mijn verlustiging. 174 Je soupire après ton salut, ô Eternel! Et ta loi fait mes délices.
175 Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven; laat Uw bepalingen mij helpen. 175 Mijn ziel leve, en love U, mogen uw verordeningen mij helpen. 175 Que mon âme vive et qu'elle te loue! Et que tes jugements me soutiennent!
176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten. 176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet. 176 Je suis errant comme une brebis perdue; cherche ton serviteur, Car je n'oublie point tes commandements.