|
1 Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
1 Looft de Here, want Hij is goed, ja, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
1 Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. |
2 Laat Israël toch zeggen: Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
2 Laat Israel nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
2 Laat Israël zeggen: ‘Eeuwig duurt zijn trouw’ – |
3 Laat het huis van Aäron toch zeggen: Ja, Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
3 Laat het huis van Aaron nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
3 het huis van Aäron zeggen: ‘Eeuwig duurt zijn trouw’ – |
4 Laten wie de HEERE vrezen, toch zeggen: Ja, Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
4 Laat wie de Here vrezen, nu zeggen: Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
4 wie de HEER vreest, zeggen: ‘Eeuwig duurt zijn trouw.’ |
5 Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen, de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet. |
5 Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. |
5 In mijn nood heb ik geroepen: ‘HEER!’ En de HEER antwoordde, Hij gaf mij ruimte. |
6 De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd. Wat kan een mens mij doen? |
6 De Here is met mij, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
6 Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen, wat kunnen mensen mij doen? |
7 De HEERE is bij mij, te midden van wie mij helpen, daarom zie ík neer op wie mij haten. |
7 De Here is met mij, onder mijn helpers, daarom zal ik op mijn haters neerzien. |
7 Met de HEER, mijn helper, aan mijn zijde, kijk ik op mijn haters neer. |
8 Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op de mensen te vertrouwen. |
8 Het is beter bij de Here te schuilen dan op mensen te vertrouwen; |
8 Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. |
9 Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op edelen te vertrouwen. |
9 Het is beter bij de Here te schuilen dan op edelen te vertrouwen. |
9 Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mannen met macht. |
10 Alle heidenvolken hadden mij omringd; in de Naam van de HEERE heb ik ze neergehouwen! |
10 Alle volken omringden mij; in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen; |
10 Alle volken hadden mij ingesloten – ik weerstond ze in de naam van de HEER – |
11 Zij hadden mij omringd, ja, zij hadden mij omringd; in de Naam van de HEERE heb ik ze neergehouwen! |
11 Zij omringden mij, ja, zij omsingelden mij; in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen; |
11 ze sloten mij van alle kanten in – ik weerstond ze in de naam van de HEER – |
12 Zij hadden mij omringd als bijen, zij zijn uitgedoofd als een doornenvuur; in de Naam van de HEERE heb ik ze neergehouwen! |
12 Zij omringden mij als bijen, zij werden als een doornenvuur uitgeblust; in de naam des Heren heb ik ze neergehouwen. |
12 ze sloten mij in als een zwerm bijen maar doofden snel als een vuur van dorens – ik weerstond ze in de naam van de HEER. |
13 Zeer hard had u mij weggestoten, zodat ik bijna viel, maar de HEERE heeft mij geholpen. |
13 Gij hadt mij wel duchtig gestoten, tot vallens toe, maar de Here heeft mij geholpen. |
13 Jullie sloegen mij en ik viel, maar de HEER heeft geholpen. |
14 De HEERE is mijn kracht en mijn psalm, want Hij is mij tot heil geweest. |
14 De Here is mijn sterkte en mijn psalm, Hij is mij tot heil geweest. |
14 De HEER is mijn sterkte, mijn beschermer, Hij heeft mij redding gebracht. |
15 In de tenten van de rechtvaardigen klinkt luide vreugdezang, een lied van verlossing: De rechterhand van de HEERE doet krachtige daden, |
15 Hoort! jubellied en zegezang in de tenten der rechtvaardigen: De rechterhand des Heren doet krachtige daden, |
15 Hoor hoe de redding wordt bezongen in de tenten van de rechtvaardigen: de rechterhand van de HEER doet machtige daden, |
16 de rechterhand van de HEERE is hoogverheven, de rechterhand van de HEERE doet krachtige daden. |
16 De rechterhand des Heren verhoogt, de rechterhand des Heren doet krachtige daden! |
16 de rechterhand van de HEER richt op, de rechterhand van de HEER doet machtige daden. |
17 Ik zal niet sterven maar leven, en ik zal de werken van de HEERE vertellen. |
17 Ik zal niet sterven, maar leven en ik zal de daden des Heren vertellen. |
17 Ik zal niet sterven, maar leven en verhalen van de daden van de HEER: |
18 De HEERE heeft mij wel zwaar gestraft, maar aan de dood heeft Hij mij niet overgegeven. |
18 De Here heeft mij zwaar gekastijd, maar aan de dood heeft Hij mij niet overgegeven. |
18 de HEER heeft mij gestraft, maar mij niet prijsgegeven aan de dood. |
19 Doe de poorten van de gerechtigheid voor mij open, daardoor zal ik binnengaan, ik zal de HEERE loven. |
19 Ontsluit mij de poorten der gerechtigheid, ik zal daardoor binnengaan, ik zal de Here loven. |
19 Open voor mij de poorten van de gerechtigheid, ik wil binnengaan om de HEER te loven. |
20 Dit is de poort van de HEERE, daar zullen de rechtvaardigen door binnengaan. |
20 Dit is de poort des Heren, de rechtvaardigen gaan daardoor binnen. |
20 Dit is de poort die leidt naar de HEER, hier gaan de rechtvaardigen binnen. |
21 Ik zal U loven, omdat U mij verhoord hebt en mij tot heil geweest bent. |
21 Ik loof U, omdat Gij mij geantwoord hebt en mij tot heil geweest zijt. |
21 Ik wil U loven omdat U antwoordde en mij redding bracht. |
22 De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden. |
22 De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden; |
22 De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. |
23 Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen. |
23 Van de Here is dit geschied, het is wonderlijk in onze ogen. |
23 Dit is het werk van de HEER, een wonder in onze ogen. |
24 Dit is de dag die de HEERE gemaakt heeft, laten wij op deze dag ons verheugen en verblijd zijn. |
24 Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen. |
24 Dit is de dag die de HEER heeft gemaakt, laten wij juichen en ons verheugen. |
25 Och HEERE, breng toch heil; och HEERE, geef toch voorspoed. |
25 Och Here, geef toch heil, och Here, geef toch voorspoed! |
25 Ach HEER, red ons toch, HEER, geef ons voorspoed. |
26 Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE. |
26 Gezegend hij, die komt in de naam des Heren; wij zegenen u uit het huis des Heren. |
26 Gezegend wie komt in de naam van de HEER. Wij zegenen u vanuit het huis van de HEER. |
27 De HEERE is God, Hij heeft ons licht gegeven. Bind het feestoffer vast met touwen tot aan de horens van het altaar. |
27 De Here is God, Hij heeft het voor ons doen lichten. Bindt de feestoffers met touwen vast bij de hoornen van het altaar. |
27 De HEER is God, Hij heeft ons licht gebracht. Vier feest en ga met groene twijgen tot aan de hoorns van het altaar. |
28 U bent mijn God, daarom zal ik U loven; mijn God, ik zal U roemen. |
28 Gij zijt mijn God, U zal ik loven, o mijn God, U zal ik verhogen. |
28 U bent mijn God, U zal ik loven, hoog zal ik U prijzen, mijn God. |
29 Loof de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig. |
29 Looft de Here, want Hij is goed, ja, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. |
29 Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt zijn trouw. |