|
1 Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken. |
1 Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend; |
1 Louez l'Eternel, invoquez son nom! Faites connaître parmi les peuples ses hauts faits! |
2 Zing voor Hem, zing psalmen voor Hem, spreek aandachtig van al Zijn wonderen. |
2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, gewaagt van al zijn wonderen. |
2 Chantez, chantez en son honneur! Parlez de toutes ses merveilles! |
3 Beroem u in Zijn heilige Naam, laat het hart van wie de HEERE zoeken, zich verblijden. |
3 Beroemt u in zijn heilige naam; het hart van wie de Here zoeken, verheuge zich. |
3 Glorifiez-vous de son saint nom! Que le coeur de ceux qui cherchent l'Eternel se réjouisse! |
4 Vraag naar de HEERE en Zijn kracht, zoek Zijn aangezicht voortdurend. |
4 Vraagt naar de Here en zijn sterkte, zoekt zijn aangezicht bestendig. |
4 Ayez recours à l'Eternel et à son appui, Cherchez continuellement sa face! |
5 Denk aan Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft, aan Zijn tekenen en de oordelen van Zijn mond, |
5 Gedenkt aan de wonderen, die Hij heeft gedaan, zijn tekenen en de oordelen van zijn mond, |
5 Souvenez-vous des prodiges qu'il a faits, De ses miracles et des jugements de sa bouche, |
6 nakomelingen van Abraham, Zijn dienaar, kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen. |
6 Gij nakroost van Abraham, zijn knecht, gij kinderen van Jakob, zijn uitverkorenen. |
6 Postérité d'Abraham, son serviteur, Enfants de Jacob, ses élus! |
7 Hij is de HEERE, onze God, Zijn oordelen gaan over heel de aarde. |
7 Hij, de Here, is onze God, zijn oordelen gaan over de ganse aarde; |
7 L'Eternel est notre Dieu; Ses jugements s'exercent sur toute la terre. |
8 Hij denkt aan Zijn verbond voor eeuwig, aan de belofte die Hij gedaan heeft, tot in duizend generaties, |
8 Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond, (het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten) |
8 Il se rappelle à toujours son alliance, Ses promesses pour mille générations, |
9 aan het verbond dat Hij met Abraham gesloten heeft, en Zijn eed aan Izak. |
9 Dat Hij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaak; |
9 L'alliance qu'il a traitée avec Abraham, Et le serment qu'il a fait à Isaac; |
10 Voor Jakob heeft Hij het vastgesteld als een verordening, voor Israël als een eeuwig verbond, |
10 Ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israel tot een eeuwig verbond, |
10 Il l'a érigée pour Jacob en loi, Pour Israël en alliance éternelle, |
11 door te zeggen: Ik zal u het land Kanaän geven, het gebied dat uw erfelijk bezit is. |
11 Toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaan geven als het u toegemeten erfdeel. |
11 Disant: Je te donnerai le pays de Canaan Comme héritage qui vous est échu. |
12 Toen zij met weinig mensen waren, ja, met weinigen, en vreemdelingen daarin, |
12 Toen zij weinige mensen in getal waren, een kleine schare en vreemdelingen daarin, |
12 Ils étaient alors peu nombreux, Très peu nombreux, et étrangers dans le pays, |
13 en zij van volk naar volk zwierven, van het ene koninkrijk naar het andere volk, |
13 En van volk tot volk trokken, van het ene koninkrijk tot de andere natie, |
13 Et ils allaient d'une nation à l'autre Et d'un royaume vers un autre peuple; |
14 liet Hij geen mens toe hen te onderdrukken. Ook bestrafte Hij koningen omwille van hen en zei: |
14 Gedoogde Hij niet, dat enig mens hen verdrukte, en bestrafte Hij koningen om hunnentwil: |
14 Mais il ne permit à personne de les opprimer, Et il châtia des rois à cause d'eux: |
15 Raak Mijn gezalfden niet aan, doe Mijn profeten geen kwaad. |
15 Raakt mijn gezalfden niet aan, en doet mijn profeten geen kwaad. |
15 Ne touchez pas à mes oints, Et ne faites pas de mal à mes prophètes! |
16 Hij riep een hongersnood over het land af, Hij liet het volledig aan brood ontbreken. |
16 Toen Hij hongersnood opriep over het land en alle staf des broods verbrak, |
16 Il appela sur le pays la famine, Il coupa tout moyen de subsistance. |
17 Hij zond een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht. |
17 Zond Hij een man voor hen uit: Jozef werd als slaaf verkocht; |
17 Il envoya devant eux un homme: Joseph fut vendu comme esclave. |
18 Men drukte zijn voeten vast in de boeien, hijzelf kwam in de ijzers. |
18 Men knelde zijn voeten in boeien, hij kwam in de ijzers |
18 On serra ses pieds dans des liens, On le mit aux fers, |
19 Tot de tijd dat Zijn woord uitkwam, heeft de belofte van de HEERE hem gelouterd. |
19 Tot de tijd, dat zijn woord uitkwam, de uitspraak des Heren hem in het gelijk stelde. |
19 Jusqu'au temps où arriva ce qu'il avait annoncé, Et où la parole de l'Eternel l'éprouva. |
20 De koning stuurde boden en liet hem vrij, de heerser van de volken liet hem los. |
20 De koning zond heen en liet hem los, de heerser der volken maakte hem vrij; |
20 Le roi fit ôter ses liens, Le dominateur des peuples le délivra. |
21 Hij stelde hem aan tot heer over zijn huis, tot heerser over al zijn bezit, |
21 Hij stelde hem tot heer over zijn huis, tot heerser over al zijn bezit, |
21 Il l'établit seigneur sur sa maison, Et gouverneur de tous ses biens, |
22 om zijn vorsten zijn wil op te leggen en zijn oudsten wijsheid te leren. |
22 Om zijn vorsten te binden naar zijn goeddunken, en zijn oudsten leerde hij wijsheid. |
22 Afin qu'il pût à son gré enchaîner ses princes, Et qu'il enseignât la sagesse à ses anciens. |
23 Daarna kwam Israël in Egypte, Jakob verbleef als vreemdeling in het land van Cham. |
23 Toen Israel naar Egypte gekomen was, en Jakob als vreemdeling vertoefde in het land van Cham, |
23 Alors Israël vint en Egypte, Et Jacob séjourna dans le pays de Cham. |
24 Hij deed Zijn volk zeer toenemen en maakte het machtiger dan zijn tegenstanders. |
24 Maakte Hij zijn volk zeer vruchtbaar en machtiger dan zijn tegenstanders. |
24 Il rendit son peuple très fécond, Et plus puissant que ses adversaires. |
25 Hij veranderde hun hart, zodat zij Zijn volk haatten en Zijn dienaren listig behandelden. |
25 Hij veranderde hun harten, zodat zij zijn volk haatten en listig handelden tegen zijn knechten. |
25 Il changea leur coeur, au point qu'ils haïrent son peuple Et qu'ils traitèrent ses serviteurs avec perfidie. |
26 Hij zond Mozes, Zijn dienaar, en Aäron, die Hij verkozen had. |
26 Hij zond Mozes, zijn knecht, en Aaron, die Hij Zich verkoren had. |
26 Il envoya Moïse, son serviteur, Et Aaron, qu'il avait choisi. |
27 Zij verrichtten onder hen de tekenen die Hij bevolen had, en wonderen in het land van Cham. |
27 Zij deden onder hen zijn aangekondigde tekenen en wonderen in het land van Cham. |
27 Ils accomplirent par son pouvoir des prodiges au milieu d'eux, Ils firent des miracles dans le pays de Cham. |
28 Hij zond duisternis en maakte het duister – zij waren Zijn woord niet ongehoorzaam – |
28 Hij zond duisternis, maakte het duister; en zij waren tegen zijn woorden niet weerspannig. |
28 Il envoya des ténèbres et amena l'obscurité, Et ils ne furent pas rebelles à sa parole. |
29 Hij veranderde hun water in bloed en doodde hun vissen. |
29 Hij veranderde hun wateren in bloed en deed hun vissen sterven; |
29 Il changea leurs eaux en sang, Et fit périr leurs poissons. |
30 Hun land wemelde van kikkers, tot in de kamers van hun koningen. |
30 Hun land wemelde van kikvorsen, zelfs in de kamers van hun koningen. |
30 Le pays fourmilla de grenouilles, Jusque dans les chambres de leurs rois. |
31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen en muggen in hun hele gebied. |
31 Hij sprak, en er kwamen steekvliegen, muggen over hun ganse gebied. |
31 Il dit, et parurent les mouches venimeuses, Les poux sur tout leur territoire. |
32 Hij maakte hun regen tot hagel, bracht vlammend vuur in hun land. |
32 Hij maakte hun regens tot hagel, gaf laaiend vuur over hun land; |
32 Il leur donna pour pluie de la grêle, Des flammes de feu dans leur pays. |
33 Hij trof hun wijnstok en hun vijgenboom, Hij brak de bomen in hun gebied in stukken. |
33 Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgeboom en verbrak het geboomte in hun gebied. |
33 Il frappa leurs vignes et leurs figuiers, Et brisa les arbres de leur contrée. |
34 Hij sprak, en er kwamen veldsprinkhanen, treksprinkhanen, niet te tellen, |
34 Hij sprak, en er kwamen sprinkhanen, verslinders zonder tal; |
34 Il dit, et parurent les sauterelles, Des sauterelles sans nombre, |
35 die al het gewas in hun land opaten, ja, zij aten de vrucht van hun akker op. |
35 Zij aten al het groene kruid in hun land en aten de vrucht van hun akker. |
35 Qui dévorèrent toute l'herbe du pays, Qui dévorèrent les fruits de leurs champs. |
36 Hij trof alle eerstgeborenen in hun land, de eerste vruchten van al hun mannelijke kracht. |
36 Hij sloeg alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen van hun ganse kracht. |
36 Il frappa tous les premiers-nés dans leur pays, Toutes les prémices de leur force. |
37 Hij leidde hen uit met zilver en goud, onder hun stammen was niemand die struikelde. |
37 Hij voerde hen uit met zilver en goud, en er was in hun stammen niemand die struikelde. |
37 Il fit sortir son peuple avec de l'argent et de l'or, Et nul ne chancela parmi ses tribus. |
38 Egypte was blij toen zij wegtrokken, want angst voor dit volk was op hen gevallen. |
38 Egypte verheugde zich, toen zij uittrokken, want vrees voor hen was op hen gevallen. |
38 Les Egyptiens se réjouirent de leur départ, Car la terreur qu'ils avaient d'eux les saisissait. |
39 Hij spreidde een wolk uit om hen te bedekken en gaf vuur om de nacht te verlichten. |
39 Hij breidde een wolk uit tot bedekking, en vuur om de nacht te verlichten. |
39 Il étendit la nuée pour les couvrir, Et le feu pour éclairer la nuit. |
40 Zij baden, en Hij deed kwartels komen, Hij verzadigde hen met hemels brood. |
40 Zij vroegen, en Hij deed kwakkelen komen, met brood uit de hemel verzadigde Hij hen. |
40 A leur demande, il fit venir des cailles, Et il les rassasia du pain du ciel. |
41 Hij opende een rots en er vloeide water uit, dat als een rivier door de dorre plaatsen stroomde. |
41 Hij opende de rots, en wateren vloeiden, zij stroomden door de dorre streken als een rivier; |
41 Il ouvrit le rocher, et des eaux coulèrent; Elles se répandirent comme un fleuve dans les lieux arides. |
42 Want Hij dacht aan Zijn heilige woord, aan Abraham, Zijn dienaar. |
42 Want Hij gedacht aan zijn heilig woord, aan Abraham, zijn knecht. |
42 Car il se souvint de sa parole sainte, Et d'Abraham, son serviteur. |
43 Zo leidde Hij Zijn volk uit met vreugde, Zijn uitverkorenen met gejuich. |
43 Hij voerde zijn volk uit met blijdschap, zijn uitverkorenen met gejubel. |
43 Il fit sortir son peuple dans l'allégresse, Ses élus au milieu des cris de joie. |
44 Hij gaf hun de landen van de heidenvolken. Zo namen zij in bezit waarvoor de volken hadden gezwoegd, |
44 Hij gaf hun de landen der volken, zodat zij de arbeid der natien beerfden, |
44 Il leur donna les terres des nations, Et ils possédèrent le fruit du travail des peuples, |
45 opdat zij zich aan Zijn verordeningen zouden houden en Zijn wetten in acht zouden nemen. Halleluja! |
45 Opdat zij zijn inzettingen zouden onderhouden, en zijn wetten bewaren. Halleluja. |
45 Afin qu'ils gardassent ses ordonnances, Et qu'ils observassent ses lois. Louez l'Eternel! |