Psalmen 103
© Herziene Statenvertaling
© NBG
© NBV 2021
1 Een psalm van David. Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam. 1 Van David. Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; 1 Van David. Prijs de HEER, mijn ziel, prijs, mijn hart, zijn heilige naam.
2 Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden. 2 Loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden; 2 Prijs de HEER, mijn ziel, vergeet niet één van zijn weldaden.
3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest, 3 Die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, 3 Hij vergeeft u alle schuld, Hij geneest al uw kwalen,
4 Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, 4 Die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, 4 Hij redt uw leven van het graf, Hij kroont u met trouw en liefde,
5 Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als die van een arend. 5 Die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend. 5 Hij overlaadt u met schoonheid en geluk, uw jeugd vernieuwt zich als een adelaar.
6 De HEERE doet rechtvaardige daden en recht aan alle onderdrukten. 6 De Here doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten. 6 De HEER doet wat rechtvaardig is, Hij verschaft recht aan de verdrukten.
7 Hij heeft aan Mozes Zijn wegen bekendgemaakt, aan de nakomelingen van Israël Zijn daden. 7 Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israels zijn daden. 7 Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend, aan het volk van Israël zijn daden.
8 Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid. 8 Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; 8 Liefdevol en genadig is de HEER, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.
9 Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij Zijn toorn. 9 Niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; 9 Niet eindeloos blijft Hij twisten, niet eeuwig duurt zijn toorn.
10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. 10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; 10 Hij straft ons niet naar onze zonden, Hij vergeldt ons niet naar onze schuld.
11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, zo is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen. 11 Maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. 11 Zoals de hoge hemel de aarde overspant, zo welft zich zijn trouw over wie Hem vrezen.
12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan. 12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; 12 Zo ver als het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze zonden van ons verwijderd.
13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen. 13 Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen. 13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt zich de HEER over wie Hem vrezen.
14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn. 14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. 14 Want Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, Hij vergeet niet dat wij uit stof zijn gevormd.
15 De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij. 15 De sterveling; zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; 15 De mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld
16 Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer en zijn plaats kent hem niet meer. 16 Wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. 16 en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer.
17 Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen, 17 Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, 17 Maar de HEER is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Hij doet recht aan de kinderen en kleinkinderen
18 voor wie Zijn verbond in acht nemen en aan Zijn bevelen denken om ze te doen. 18 Over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen. 18 van wie zich houdt aan zijn verbond en naar zijn geboden leeft.
19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles. 19 De Here heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles. 19 De HEER heeft in de hemel zijn troon gevestigd, als koning heerst Hij over alles.
20 Loof de HEERE, u, Zijn engelen, sterke helden, die Zijn woord uitvoeren, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt. 20 Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. 20 Prijs de HEER, u die zijn boden bent, sterke helden die doen wat Hij zegt, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt.
21 Loof de HEERE, al Zijn legermachten, dienaren van Hem, die Zijn welbehagen doen. 21 Looft de Here, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt. 21 Prijs de HEER, hemelse machten, dienaren die doen wat Hem behaagt.
22 Loof de HEERE, al Zijn werken, op alle plaatsen van Zijn heerschappij. Loof de HEERE, mijn ziel! 22 Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel. 22 Prijs de HEER, u die zijn schepselen bent, prijs Hem, overal in zijn rijk. Prijs de HEER, mijn ziel.