Psalmen 103
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Een psalm van David. Loof de HEERE, mijn ziel, en al wat in mij is, Zijn heilige Naam. 1 Van David. Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; 1 De David. Mon âme, bénis l'Eternel! Que tout ce qui est en moi bénisse son saint nom!
2 Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden. 2 Loof de Here, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden; 2 Mon âme, bénis l'Eternel, Et n'oublie aucun de ses bienfaits!
3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw ziekten geneest, 3 Die al uw ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, 3 C'est lui qui pardonne toutes tes iniquités, Qui guérit toutes tes maladies;
4 Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, 4 Die uw leven verlost van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, 4 C'est lui qui délivre ta vie de la fosse, Qui te couronne de bonté et de miséricorde;
5 Die uw mond verzadigt met het goede, uw jeugd vernieuwt als die van een arend. 5 Die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend. 5 C'est lui qui rassasie de biens ta vieillesse, Qui te fait rajeunir comme l'aigle.
6 De HEERE doet rechtvaardige daden en recht aan alle onderdrukten. 6 De Here doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten. 6 L'Eternel fait justice, Il fait droit à tous les opprimés.
7 Hij heeft aan Mozes Zijn wegen bekendgemaakt, aan de nakomelingen van Israël Zijn daden. 7 Hij maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israels zijn daden. 7 Il a manifesté ses voies à Moïse, Ses oeuvres aux enfants d'Israël.
8 Barmhartig en genadig is de HEERE, geduldig en rijk aan goedertierenheid. 8 Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; 8 L'Eternel est miséricordieux et compatissant, Lent à la colère et riche en bonté;
9 Hij zal niet voor altijd ter verantwoording roepen, niet voor eeuwig handhaaft Hij Zijn toorn. 9 Niet altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; 9 Il ne conteste pas sans cesse, Il ne garde pas sa colère à toujours;
10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. 10 Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; 10 Il ne nous traite pas selon nos péchés, Il ne nous punit pas selon nos iniquités.
11 Want zo hoog de hemel is boven de aarde, zo is Zijn goedertierenheid machtig over wie Hem vrezen. 11 Maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. 11 Mais autant les cieux sont élevés au-dessus de la terre, Autant sa bonté est grande pour ceux qui le craignent;
12 Zo ver het oosten is van het westen, zo ver heeft Hij onze overtredingen van ons gedaan. 12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; 12 Autant l'orient est éloigné de l'occident, Autant il éloigne de nous nos transgressions.
13 Zoals een vader zich ontfermt over zijn kinderen, zo ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen. 13 Gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen. 13 Comme un père a compassion de ses enfants, L'Eternel a compassion de ceux qui le craignent.
14 Want Híj weet wat voor maaksel wij zijn en blijft bedenken dat wij stof zijn. 14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. 14 Car il sait de quoi nous sommes formés, Il se souvient que nous sommes poussière.
15 De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem op het veld, zo bloeit hij. 15 De sterveling; zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; 15 L'homme! ses jours sont comme l'herbe, Il fleurit comme la fleur des champs.
16 Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer en zijn plaats kent hem niet meer. 16 Wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer. 16 Lorsqu'un vent passe sur elle, elle n'est plus, Et le lieu qu'elle occupait ne la reconnaît plus.
17 Maar de goedertierenheid van de HEERE is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over wie Hem vrezen. Zijn gerechtigheid is voor de kinderen van hun kinderen, 17 Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, 17 Mais la bonté de l'Eternel dure à jamais pour ceux qui le craignent, Et sa miséricorde pour les enfants de leurs enfants,
18 voor wie Zijn verbond in acht nemen en aan Zijn bevelen denken om ze te doen. 18 Over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen. 18 Pour ceux qui gardent son alliance, Et se souviennent de ses commandements afin de les accomplir.
19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemel gevestigd, Zijn Koninkrijk heerst over alles. 19 De Here heeft zijn troon in de hemel gevestigd, zijn koningschap heerst over alles. 19 L'Eternel a établi son trône dans les cieux, Et son règne domine sur toutes choses.
20 Loof de HEERE, u, Zijn engelen, sterke helden, die Zijn woord uitvoeren, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt. 20 Looft de Here, gij zijn engelen, gij krachtige helden die zijn woord volvoert, luisterend naar de klank van zijn woord. 20 Bénissez l'Eternel, vous ses anges, Qui êtes puissants en force, et qui exécutez ses ordres, En obéissant à la voix de sa parole!
21 Loof de HEERE, al Zijn legermachten, dienaren van Hem, die Zijn welbehagen doen. 21 Looft de Here, al zijn heerscharen, gij zijn dienaren, die zijn wil volbrengt. 21 Bénissez l'Eternel, vous toutes ses armées, Qui êtes ses serviteurs, et qui faites sa volonté!
22 Loof de HEERE, al Zijn werken, op alle plaatsen van Zijn heerschappij. Loof de HEERE, mijn ziel! 22 Looft de Here, al zijn werken, aan alle plaatsen zijner heerschappij. Loof de Here, mijn ziel. 22 Bénissez l'Eternel, vous toutes ses oeuvres, Dans tous les lieux de sa domination! Mon âme, bénis l'Eternel!