|
1 Toen antwoordde Job de HEERE en zei: |
1 Toen antwoordde Job de Here: |
1 Und Hiob antwortete dem HERRN und sprach: |
2 Ik weet dat U alles vermag, en geen plan is onmogelijk voor U. |
2 Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld. |
2 ich erkenne, daß du alles vermagst, und kein Gedanke ist dir verborgen. |
3 Wie is hij, zegt U, die Mijn raad verbergt zonder kennis? Zo heb ik verkondigd wat ik niet begreep, dingen die te wonderlijk voor mij zijn en die ik niet weet. |
3 `Wie is het toch, die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand?` Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. |
3 Es ist ein unbesonnener Mann, der seinen Rat meinet zu verbergen. Darum bekenne ich, daß ich habe unweislich geredet, das mir zu hoch ist und nicht verstehe. |
4 Luister nu, en ík zal spreken! Ik zal U ondervragen: maak het mij bekend! |
4 `Hoor nu, en Ik zal spreken; Ik wil u ondervragen, opdat gij Mij onderricht.` |
4 So erhöre nun, laß mich reden; ich will dich fragen, lehre mich! |
5 Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien. |
5 Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd. |
5 Ich habe dich mit den Ohren gehöret, und mein Auge siehet dich auch nun. |
6 Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, op stof en as. |
6 Daarom herroep ik en doe boete in stof en as. |
6 Darum schuldige ich mich und tue Buße in Staub und Asche. |
7 Nadat de HEERE deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat de HEERE tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job. |
7 Nadat de Here deze woorden tot Job gesproken had, sprak de Here tot de Temaniet Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw beide vrienden, want gij hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job. |
7 Da nun der HERR diese Worte mit Hiob geredet hatte; sprach er zu Eliphas von Theman: Mein Zorn ist ergrimmet über dich und über deine zween Freunde; denn ihr habt nicht recht von mir geredet wie mein Knecht Hiob. |
8 Neem daarom zeven jonge stieren en zeven rammen voor u, en ga naar Mijn dienaar Job. Breng brandoffers voor u en laat Mijn dienaar Job voor u bidden. Want alleen zijn gebed zal Ik aannemen, zodat Ik met u niet doe naar uw dwaasheid; want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job. |
8 Welnu, neemt zeven stieren en zeven rammen en gaat naar mijn knecht Job en brengt ze voor u tot een brandoffer, en mijn knecht Job moge voor u bidden, want slechts hem zal Ik ter wille zijn, zodat Ik u niet iets kwaads aandoe, omdat gij niet recht van Mij gesproken hebt zoals mijn knecht Job. |
8 So nehmet nun sieben Farren und sieben Widder und gehet hin zu meinem Knechte Hiob und opfert Brandopfer für euch und laßt meinen Knecht Hiob für euch bitten. Denn ihn will ich ansehen, daß ich euch nicht sehen lasse, wie ihr Torheit begangen habt; denn ihr habt nicht recht von mir geredet wie mein Knecht Hiob. |
9 Toen gingen Elifaz, de Temaniet, en Bildad, de Suhiet en Zofar, de Naämathiet, heen, en deden zoals de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het gebed van Job aan. |
9 Toen gingen de Temaniet Elifaz, de Suchiet Bildad en de Naamatiet Sofar heen en deden zoals de Here tot hen gesproken had. En de Here was Job ter wille. |
9 Da gingen hin Eliphas von Theman, Bildad von Suah und Zophar von Naema und taten, wie der HERR ihnen gesagt hatte. Und der HERR sah an Hiob. |
10 En de HEERE bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden. De HEERE vermeerderde alles wat Job bezeten had tot het dubbele toe. |
10 En de Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had, en de Here gaf Job het dubbele van al wat hij bezeten had. |
10 Und der HERR wendete das Gefängnis Hiobs, da er bat für seine Freunde. Und der HERR gab Hiob zwiefältig so viel, als er gehabt hatte. |
11 Al zijn broers en al zijn zusters en allen die hem vroeger gekend hadden, kwamen bij hem en gebruikten de maaltijd met hem in zijn huis. Zij betuigden hem hun medeleven en vertroostten hem over al het onheil dat de HEERE over hem gebracht had. Zij gaven hem ieder een geldstuk en een gouden ring. |
11 Toen kwamen al zijn broeders en zusters en al zijn vroegere bekenden tot hem en aten met hem in zijn huis. Zij beklaagden en troostten hem over al het onheil dat de Here over hem gebracht had, en schonken hem ieder een geldstuk en een gouden ring. |
11 Und es kamen zu ihm alle seine Brüder und alle seine Schwestern und alle, die ihn vorhin kannten, und aßen mit ihm in seinem Hause und kehreten sich zu ihm und trösteten ihn über allem Übel, das der HERR über ihn hatte kommen lassen. Und ein jeglicher gab ihm einen schönen Groschen und ein gülden Stirnband. |
12 En de HEERE zegende het latere leven van Job meer dan zijn eerdere. Hij had veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend juk runderen en duizend ezelinnen. |
12 En de Here zegende het verdere leven van Job meer dan het vroegere; hij verkreeg veertienduizend stuks kleinvee en zesduizend kamelen, duizend span runderen en duizend ezelinnen. |
12 Und der HERR segnete hernach Hiob mehr denn vorhin, daß er kriegte vierzehntausend Schafe und sechstausend Kamele und tausend Joch Rinder und tausend Esel. |
13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters. |
13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters; |
13 Und kriegte sieben Söhne und drei Töchter. |
14 En hij gaf de eerste de naam Jemima, de tweede de naam Kezia, en de derde de naam Keren-Happuch. |
14 En hij noemde de eerste Jemima, de tweede Kesia en de derde Keren-happuk. |
14 Und hieß die erste Jemima, die andere Kezia und die dritte Keren-Hapuch. |
15 Zulke mooie vrouwen als de dochters van Job waren er in heel het land niet te vinden, en hun vader gaf hun een erfelijk bezit onder hun broers. |
15 In het ganse land vond men geen vrouwen zo schoon als de dochters van Job, en haar vader gaf haar een erfdeel onder haar broeders. |
15 Und wurden nicht so schöne Weiber funden in allen Landen als die Töchter Hiobs. Und ihr Vater gab ihnen Erbteil unter ihren Brüdern. |
16 Job leefde daarna nog honderdveertig jaar, en hij zag zijn kinderen en de kinderen van zijn kinderen, vier generaties. |
16 Daarna leefde Job nog honderd veertig jaar; hij zag zijn kinderen en kindskinderen, vier geslachten. |
16 Und Hiob lebte nach diesem hundertundvierzig Jahre, daß er sah Kinder und Kindeskinder bis in das vierte Glied. |
17 En Job stierf, oud en van dagen verzadigd. |
17 En Job stierf oud en van het leven verzadigd. |
17 Und Hiob starb alt und lebenssatt. |