Ester 3
© Herziene Statenvertaling
© NBG
New International Version
1 Na deze gebeurtenissen maakte koning Ahasveros Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, groot en hij verhoogde hem. En hij plaatste zijn zetel boven al de vorsten die bij hem waren. 1 Na deze gebeurtenissen maakte koning Ahasveros de Agagiet Haman, de zoon van Hammedata, groot, verhief hem in aanzien en plaatste zijn zetel hoger dan die van alle vorsten die bij hem waren. 1 After these events, King Xerxes honored Haman son of Hammedatha, the Agagite, elevating him and giving him a seat of honor higher than that of all the other nobles.
2 En alle dienaren van de koning die in de poort van de koning waren, knielden en bogen zich voor Haman neer, want zo had de koning dat bevolen ten aanzien van hem. Mordechai echter knielde niet en boog zich niet neer. 2 En alle dienaren des konings die in de poort des konings waren, knielden en wierpen zich voor Haman ter aarde, want aldus had de koning ten aanzien van hem geboden. Mordekai echter knielde niet en wierp zich niet ter aarde. 2 All the royal officials at the king’s gate knelt down and paid honor to Haman, for the king had commanded this concerning him. But Mordecai would not kneel down or pay him honor.
3 De dienaren van de koning die in de poort van de koning waren, zeiden tegen Mordechai: Waarom overtreedt u het gebod van de koning? 3 Toen zeiden de dienaren des konings die in de poort des konings waren, tot Mordekai: Waarom overtreedt gij het gebod des konings? 3 Then the royal officials at the king’s gate asked Mordecai, “Why do you disobey the king’s command?”
4 Het gebeurde nu, toen zij dit van dag tot dag tegen hem zeiden en hij niet naar hen luisterde, dat zij het aan Haman vertelden om te zien of de woorden van Mordechai stand zouden houden, want hij had hun verteld dat hij een Jood was. 4 Het gebeurde nu, toen zij dit dag aan dag tot hem zeiden, zonder dat hij naar hen hoorde, dat zij het aan Haman mededeelden om te zien, of de handelwijze van Mordekai zou standhouden, want hij had hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was. 4 Day after day they spoke to him but he refused to comply. Therefore they told Haman about it to see whether Mordecai’s behavior would be tolerated, for he had told them he was a Jew.
5 Toen Haman zag dat Mordechai niet knielde en zich niet voor hem neerboog, werd Haman met woede vervuld. 5 Toen Haman zag, dat Mordekai niet knielde, en zich niet voor hem ter aarde wierp, werd hij vervuld met gramschap; 5 When Haman saw that Mordecai would not kneel down or pay him honor, he was enraged.
6 Maar het was in zijn ogen verachtelijk om alleen aan Mordechai de hand te slaan, want zij hadden hem verteld tot welk volk Mordechai behoorde. En Haman zocht een manier om alle Joden, die in heel het koninkrijk van Ahasveros waren, het volk van Mordechai, weg te vagen. 6 Maar hij achtte het te gering om alleen aan Mordekai de hand te slaan, want men had hem medegedeeld, tot welk volk Mordekai behoorde; daarom zocht Haman alle Joden, het volk van Mordekai, te verdelgen in het gehele koninkrijk van Ahasveros. 6 Yet having learned who Mordecai’s people were, he scorned the idea of killing only Mordecai. Instead Haman looked for a way to destroy all Mordecai’s people, the Jews, throughout the whole kingdom of Xerxes.
7 In de eerste maand, dat is de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men het ‘pur’, dat is het lot, in de tegenwoordigheid van Haman, van dag tot dag en van maand tot maand, tot de twaalfde maand, dat is de maand Adar. 7 In de eerste maand, de maand Nisan, in het twaalfde jaar van koning Ahasveros, wierp men in het bijzijn van Haman het Pur (dat is het lot) voor elke dag en voor elke maand tot de twaalfde, de maand Adar. 7 In the twelfth year of King Xerxes, in the first month, the month of Nisan, the pur (that is, the lot) was cast in the presence of Haman to select a day and month. And the lot fell on the twelfth month, the month of Adar.
8 Toen zei Haman tegen koning Ahasveros: Eén volk is er dat verstrooid en verspreid is onder de volken in alle gewesten van uw koninkrijk. Hun wetten zijn anders dan die van alle volken en er is niemand die de wetten van de koning uitvoert. Het past de koning niet hen met rust te laten. 8 Toen zeide Haman tot koning Ahasveros: Er is een volk, dat verstrooid en afgezonderd leeft onder de volken in al de gewesten van uw koninkrijk, en zijn wetten verschillen van die van alle volken, maar de wetten van de koning volbrengt het niet, zodat het de koning niet betaamt het met rust te laten. 8 Then Haman said to King Xerxes, “There is a certain people dispersed among the peoples in all the provinces of your kingdom who keep themselves separate. Their customs are different from those of all other people, and they do not obey the king’s laws; it is not in the king’s best interest to tolerate them.
9 Als het de koning goeddunkt, laat er dan geschreven worden dat men hen ombrengt. Dan zal ik tienduizend talent zilver afwegen op de handen van hen die het werk doen, om die naar de schatkist van de koning te brengen. 9 Indien het de koning goeddunkt, moge een bevelschrift uitgaan om het uit te roeien: dan zal ik tienduizend talenten zilver afwegen en ter hand stellen aan hen wier werk het is die te storten in de schatkist van de koning. 9 If it pleases the king, let a decree be issued to destroy them, and I will give ten thousand talents of silver to the king’s administrators for the royal treasury.”
10 Toen nam de koning zijn zegelring van zijn hand en gaf die aan Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, de tegenstander van de Joden. 10 Toen deed de koning zijn zegelring van zijn hand, gaf die aan de Agagiet Haman, de zoon van Hammedata, de jodenhater, 10 So the king took his signet ring from his finger and gave it to Haman son of Hammedatha, the Agagite, the enemy of the Jews.
11 En de koning zei tegen Haman: Laat het zilver u geschonken zijn, en het volk, om daarmee te doen wat goed is in uw ogen. 11 En de koning zeide tot Haman: Het zilver zij u geschonken en ook het volk om daarmede te doen naar wat goed is in uw ogen. 11 “Keep the money,” the king said to Haman, “and do with the people as you please.”
12 Toen werden de schrijvers van de koning geroepen, in de eerste maand, op de dertiende dag ervan. Er werd geschreven, overeenkomstig alles wat Haman beval, aan de stadhouders van de koning, aan de landvoogden die in elk gewest waren, en aan de vorsten van elk volk, elk gewest in zijn eigen schrift en elk volk in zijn eigen taal. Er werd geschreven in de naam van koning Ahasveros, en het werd verzegeld met de zegelring van de koning. 12 Zo werden dan op de dertiende dag der eerste maand de schrijvers des konings ontboden, en geheel overeenkomstig het gebod van Haman werd er een schrijven gericht aan de stadhouders des konings, de landvoogden van elk gewest en de vorsten van elk volk, naar elk gewest in zijn eigen schrift en naar elk volk in zijn eigen taal; het werd in de naam van koning Ahasveros geschreven en met de zegelring des konings verzegeld. 12 Then on the thirteenth day of the first month the royal secretaries were summoned. They wrote out in the script of each province and in the language of each people all Haman’s orders to the king’s satraps, the governors of the various provinces and the nobles of the various peoples. These were written in the name of King Xerxes himself and sealed with his own ring.
13 De brieven werden door ijlboden verzonden naar alle gewesten van de koning, met het bevel alle Joden weg te vagen, te doden en om te brengen, van jong tot oud, met de kleine kinderen en de vrouwen, op één dag, de dertiende van de twaalfde maand, dat is de maand Adar, en hun bezit te plunderen. 13 En brieven werden door middel van ijlboden verzonden naar alle gewesten des konings, dat men zou verdelgen, doden en uitroeien alle Joden, van knaap tot grijsaard, zelfs kinderen en vrouwen, op een dag, op de dertiende van de twaalfde maand (dat is de maand Adar) en dat men hun bezittingen zou buitmaken. 13 Dispatches were sent by couriers to all the king’s provinces with the order to destroy, kill and annihilate all the Jews—young and old, women and children—on a single day, the thirteenth day of the twelfth month, the month of Adar, and to plunder their goods.
14 De inhoud van het geschrevene moest als wet uitgevaardigd worden in alle gewesten en openbaar gemaakt aan alle volken, zodat ze die dag klaar zouden staan. 14 Een afschrift van de brief moest in elk gewest als wet uitgevaardigd en aan alle volken bekendgemaakt worden, opdat zij tegen deze dag zich gereed zouden houden. 14 A copy of the text of the edict was to be issued as law in every province and made known to the people of every nationality so they would be ready for that day.
15 De ijlboden vertrokken, gedreven door het bevel van de koning, en de wet was in de burcht Susan uitgevaardigd. En de koning en Haman zaten te drinken, maar de stad Susan was in verwarring. 15 De ijlboden vertrokken in grote haast, op bevel des konings, en de wet werd in de burcht Susan uitgevaardigd. En terwijl de koning en Haman zich neerzetten om te drinken, kwam de stad Susan in opschudding. 15 The couriers went out, spurred on by the king’s command, and the edict was issued in the citadel of Susa. The king and Haman sat down to drink, but the city of Susa was bewildered.