Genesis 5
© Herziene Statenvertaling
© Lutherse Vertaling
© Leidse Vertaling
© NBG
Luther 1545
1 Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God. 1 Dit is het boek van Adams geslacht Toen God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 1 Dit is het boek der afstammelingen van Adam. Toen God den mens schiep, maakte hij hem Gode gelijkende; 1 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 1 Dies ist das Buch von des Menschen Geschlecht. Da Gott den Menschen schuf, machte er ihn nach dem Gleichnis Gottes
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden. 2 en Hij schiep ze man en vrouw, en zegende ze, en noemde hunnen naam "mens", ten tijde toen zij geschapen werden. 2 man en vrouw schiep hij hen, en hij zegende hen en noemde hen mens, ten dage dat zij geschapen werden. 2 Man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen` mens` ten dage, dat zij geschapen werden. 2 und schuf sie ein Männlein und Fräulein; und segnete sie und hieß ihren Namen Mensch zur Zeit, da sie geschaffen wurden.
3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth. 3 En Adam was honderd en dertig jaar oud, en verwekte een zoon, die zijnen beelde gelijk was, en noemde hem Seth; 3 Adam was honderd dertig jaar oud toen hij een zoon verwekte, hem gelijkende, zijn evenbeeld, en hij noemde hem Seth. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij [een] [zoon] naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 3 Und Adam war hundertunddreißig Jahre alt und zeugete einen Sohn. der seinem Bilde ähnlich war, und hieß ihn Seth;
4 Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 4 en leefde daarna achthonderd jaar, en verwekte zonen en dochters, 4 Adam leefde na Seth verwekt te hebben achthonderd jaren en verwekte zonen en dochteren. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 4 und lebte danach achthundert Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
5 Al de dagen die Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf. 5 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd en dertig jaar; en hij stierf. 5 Zo was de gehele levensduur van Adam negenhonderd dertig jaren. Toen stierf hij. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 5 daß sein ganzes Alter ward neunhundertunddreißig Jahre, und starb.
6 Seth leefde honderdvijf jaar, en verwekte Enos. 6 Seth was honderd en vijf jaar oud, en verwekte Enos; 6 Seth was honderd vijf jaar oud toen hij Enos verwekte. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 6 Seth war hundertundfünf Jahre alt und zeugte Enos;
7 En Seth leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderdzeven jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 7 en leefde daarna achthonderd en zeven jaar, en verwekte zonen en dochters: 7 Seth leefde na Enos verwekt te hebben achthonderd zeven jaren en verwekte zonen en dochteren. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 7 und lebte danach achthundertundsieben Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
8 Al de dagen van Seth waren negenhonderdtwaalf jaar; en hij stierf. 8 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd en twaalf jaar; en hij stierf. 8 Zo was de gehele levensduur van Seth negenhonderd twaalf jaren. Toen stierf hij. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 8 daß sein ganzes Alter ward neunhundertundzwölf Jahre, und starb.
9 Enos leefde negentig jaar, en verwekte Kenan. 9 Enos was negentig jaar oud, en verwekte Kenan; 9 Enos was negentig jaar oud toen hij Kenan verwekte. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 9 Enos war neunzig Jahre alt und zeugete Kenan;
10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderdvijftien jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 10 en leefde daarna achthonderd en vijftien jaar, en verwekte zonen en dochters: 10 Enos leefde na Kenan verwekt te hebben achthonderd vijftien jaren en verwekte zonen en dochteren. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 10 und lebte danach achthundertundfünfzehn Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
11 Al de dagen van Enos waren negenhonderdvijf jaar; en hij stierf. 11 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd en vijf jaar; en hij stierf. 11 Zo was de gehele levensduur van Enos negenhonderd vijf jaren. Toen stierf hij. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 11 daß sein ganzes Alter ward neunhundertundfünf Jahre, und starb.
12 Kenan leefde zeventig jaar, en verwekte Mahalaleël. 12 Kenan was zeventig jaar oud, en verwekte Mahalaleël; 12 Kenan was zeventig jaar oud toen hij Mahalalel verwekte. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 12 Kenan war siebenzig Jahre alt und zeugete Mahalaleel;
13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalaleël verwekt had, achthonderdveertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 13 en leefde daarna achthonderd en veertig jaar, en ver wekte zonen en dochters: 13 Kenan leefde na Mahalalel verwekt te hebben achthonderd veertig jaren en verwekte zonen en dochteren. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 13 und lebte danach achthundertundvierzig Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
14 Al de dagen van Kenan waren negenhonderdtien jaar; en hij stierf. 14 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd en tien jaar; en hij stierf. 14 Zo was de gehele levensduur van Kenan negenhonderd tien jaren. Toen stierf hij. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 14 daß sein ganzes Alter ward neunhundertundzehn Jahre, und starb.
15 Mahalaleël leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Jered. 15 Mahalaleël was vijf en zestig jaar oud en verwekte Jered; 15 Mahalalel was vijf en zestig jaar oud toen hij Jered verwekte. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 15 Mahalaleel war fünfundsechzig Jahre alt und zeugete Jared;
16 En Mahalaleël leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderddertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 16 en leefde daarna achthonderd en dertig jaar, en verwekte zonen en dochters: 16 Mahalalel leefde na Jered verwekt te hebben achthonderd dertig jaren en verwekte zonen en dochteren. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 16 und lebte danach achthundertunddreißig Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
17 Al de dagen van Mahalaleël waren achthonderdvijfennegentig jaar; en hij stierf. 17 zodat zijn gehele ouderdom was achthonderd vijf en negentig jaar; en hij stierf. 17 Zo was de gehele levensduur van Mahalalel achthonderd vijf en negentig jaren. Toen stierf hij. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 17 daß sein ganzes Alter ward achthundertfünfundneunzig Jahre, und starb.
18 Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. 18 Jered was honderd twee en zestig jaar oud, en verwekte Henoch; 18 Jered was twee en zestig jaar oud toen hij Henoch verwekte. 18 Toen Jered honderd tweeenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 18 Jared war hundertundzweiundsechzig Jahre alt und zeugete Henoch;
19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 19 en leefde daarna acht honderd jaar, en verwekte zonen en dochters: 19 Jered leefde na Henoch verwekt te hebben zevenhonderd vijf en tachtig jaren en verwekte zonen en dochteren. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 19 und lebte danach achthundert Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
20 Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf. 20 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd twee en zestig jaar; en hij stierf. 20 Zo was de gehele levensduur van Jered achthonderd zeven en veertig jaren. Toen stierf hij. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeenzestig jaar; en hij stierf. 20 daß sein ganzes Alter ward neunhundertzweiundsechzig Jahre, und starb.
21 Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach. 21 Henoch was vijf en zestig jaar oud, en verwekte Methusalah; 21 Henoch was vijf en zestig jaar oud toen hij Methusjelah verwekte. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 21 Henoch war fünfundsechzig Jahre alt und zeugete Methusalah.
22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 22 en nadat hij Methusalah verwekt had, wandelde hij met God driehonderd jaar, en verwekte zonen en dochters: 22 Henoch verkeerde met God. Hij leefde na Methusjelah verwekt te hebben driehonderd jaren en verwekte zonen en dochteren. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 22 Und nachdem er Methusalah gezeuget hatte, blieb er in einem göttlichen Leben dreihundert Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
23 Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. 23 zodat zijn gehele ouderdom was driehonderd vijf en zestig jaar. 23 Zo was de gehele levensduur van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 23 daß sein ganzes Alter ward dreihundertfünfundsechzig Jahre.
24 Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg. 24 En dewijl hij met God wandelde, nam God hem weg en hij werd niet meer gezien. 24 Henoch verkeerde met God, en hij was er niet meer; want God had hem weggenomen. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 24 Und dieweil er ein göttlich Leben führete, nahm ihn Gott hinweg, und ward nicht mehr gesehen.
25 Methusalach leefde honderdzevenentachtig jaar, en verwekte Lamech. 25 Methusalah was honderd zeven en tachtig jaar oud, en verwekte Lamech; 25 Methusjelah was zeven en zestig jaar oud toen hij Lamech verwekte. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 25 Methusalah war hundertsiebenundachtzig Jahre alt und zeugete Lamech;
26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderdtweeëntachtig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 26 en leefde daarna zevenhonderd twee en tachtig jaar, en verwekte zonen en dochters: 26 Methusjelah leefde na Lamech verwekt te hebben zeshonderd drie en vijftig jaren en verwekte zonen en dochteren. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeentachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 26 und lebte danach siebenhundertzweiundachtzig Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
27 Al de dagen van Methusalach waren negenhonderdnegenenzestig jaar; en hij stierf. 27 zodat zijn gehele ouderdom was negenhonderd negen en zestig jaar; en hij stierf. 27 Zo was de gehele levensduur van Methusjelah zevenhonderd twintig jaren. Toen stierf hij. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 27 daß sein ganzes Alter ward neunhundertneunundsechzig Jahre, und starb.
28 Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. 28 Lamech was honderd twee en tachtig jaar oud, en verwekte een zoon, 28 Lamech was drie en vijftig jaar oud toen hij een zoon verwekte; 28 Toen Lamech honderd tweeentachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 28 Lamech war hundertzweiundachtzig Jahre alt und zeugete einen Sohn
29 En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is. 29 en noemde hem Noach, en sprak: Deze zal ons troosten in onze moeite en in onzen arbeid op de aarde, welke de Heer vervloekt heeft. 29 hij noemde hem Noach, terwijl hij zeide: Deze zal ons uit den grond dien de Heer vervloekt heeft troost schenken voor onzen arbeid en ons moeitevol werk. 29 En gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 29 und hieß ihn Noah und sprach: Der wird uns trösten in unserer Mühe und Arbeit auf Erden, die der HERR verflucht hat.
30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 30 Daarna leefde hij vijfhonderd vijf en negentig jaar, en verwekte zonen en dochters: 30 Lamech leefde na Noach verwekt te hebben zeshonderd jaren en verwekte zonen en dochteren. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 30 Danach lebte er fünfhundertfünfundneunzig Jahre und zeugete Söhne und Töchter;
31 Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf. 31 zodat zijn gehele ouderdom was zevenhonderd zeven en zeventig jaar; en hij stierf. 31 Zo was de gehele levensduur van Lamech zeshonderd drie en vijftig jaren. Toen stierf hij. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 31 daß sein ganzes Alter ward siebenhundertsiebenundsiebenzig Jahre, und starb.
32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth. 32 Noach was vijfhonderd jaar oud, en verwekte Sem, Cham en Jafeth. 32 Noach was vijfhonderd jaar oud toen hij Sem, Cham en Jafeth verwekte. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. 32 Noah war fünfhundert Jahre alt und zeugete Sem, Ham und Japheth.