Genesis 5
© Herziene Statenvertaling
© NBG
Louis Segond
1 Dit is het boek van de afstammelingen van Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God. 1 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 1 Voici le livre de la postérité d'Adam. Lorsque Dieu créa l'homme, il le fit à la ressemblance de Dieu.
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen, en Hij zegende hen en gaf hun de naam mens, op de dag dat ze geschapen werden. 2 Man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen` mens` ten dage, dat zij geschapen werden. 2 Il créa l'homme et la femme, il les bénit, et il les appela du nom d'homme, lorsqu'ils furent créés.
3 Adam leefde honderddertig jaar, en verwekte een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij [een] [zoon] naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 3 Adam, âgé de cent trente ans, engendra un fils à sa ressemblance, selon son image, et il lui donna le nom de Seth.
4 Adams dagen waren, nadat hij Seth verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 4 Les jours d'Adam, après la naissance de Seth, furent de huit cents ans; et il engendra des fils et des filles.
5 Al de dagen die Adam leefde, waren negenhonderddertig jaar; en hij stierf. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 5 Tous les jours qu'Adam vécut furent de neuf cent trente ans; puis il mourut.
6 Seth leefde honderdvijf jaar, en verwekte Enos. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 6 Seth, âgé de cent cinq ans, engendra Enosch.
7 En Seth leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderdzeven jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 7 Seth vécut, après la naissance d'Enosch, huit cent sept ans; et il engendra des fils et des filles.
8 Al de dagen van Seth waren negenhonderdtwaalf jaar; en hij stierf. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 8 Tous les jours de Seth furent de neuf cent douze ans; puis il mourut.
9 Enos leefde negentig jaar, en verwekte Kenan. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 9 Enosch, âgé de quatre-vingt-dix ans, engendra Kénan.
10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderdvijftien jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 10 Enosch vécut, après la naissance de Kénan, huit cent quinze ans; et il engendra des fils et des filles.
11 Al de dagen van Enos waren negenhonderdvijf jaar; en hij stierf. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 11 Tous les jours d'Enosch furent de neuf cent cinq ans; puis il mourut.
12 Kenan leefde zeventig jaar, en verwekte Mahalaleël. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 12 Kénan, âgé de soixante-dix ans, engendra Mahalaleel.
13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalaleël verwekt had, achthonderdveertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 13 Kénan vécut, après la naissance de Mahalaleel, huit cent quarante ans; et il engendra des fils et des filles.
14 Al de dagen van Kenan waren negenhonderdtien jaar; en hij stierf. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 14 Tous les jours de Kénan furent de neuf cent dix ans; puis il mourut.
15 Mahalaleël leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Jered. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 15 Mahalaleel, âgé de soixante-cinq ans, engendra Jéred.
16 En Mahalaleël leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderddertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 16 Mahalaleel vécut, après la naissance de Jéred, huit cent trente ans; et il engendra des fils et des filles.
17 Al de dagen van Mahalaleël waren achthonderdvijfennegentig jaar; en hij stierf. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 17 Tous les jours de Mahalaleel furent de huit cent quatre-vingt-quinze ans; puis il mourut.
18 Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte Henoch. 18 Toen Jered honderd tweeenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 18 Jéred, âgé de cent soixante-deux ans, engendra Hénoc.
19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 19 Jéred vécut, après la naissance d'Hénoc, huit cents ans; et il engendra des fils et des filles.
20 Al de dagen van Jered waren negenhonderdtweeënzestig jaar; en hij stierf. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeenzestig jaar; en hij stierf. 20 Tous les jours de Jéred furent de neuf cent soixante-deux ans; puis il mourut.
21 Henoch leefde vijfenzestig jaar, en verwekte Methusalach. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 21 Hénoc, âgé de soixante-cinq ans, engendra Metuschélah.
22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehonderd jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 22 Hénoc, après la naissance de Metuschélah, marcha avec Dieu trois cents ans; et il engendra des fils et des filles.
23 Al de dagen van Henoch waren driehonderdvijfenzestig jaar. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 23 Tous les jours d'Hénoc furent de trois cent soixante-cinq ans.
24 Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God nam hem weg. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 24 Hénoc marcha avec Dieu; puis il ne fut plus, parce que Dieu le prit.
25 Methusalach leefde honderdzevenentachtig jaar, en verwekte Lamech. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 25 Metuschélah, âgé de cent quatre-vingt-sept ans, engendra Lémec.
26 En Methusalach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderdtweeëntachtig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeentachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 26 Metuschélah vécut, après la naissance de Lémec, sept cent quatre-vingt deux ans; et il engendra des fils et des filles.
27 Al de dagen van Methusalach waren negenhonderdnegenenzestig jaar; en hij stierf. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 27 Tous les jours de Metuschélah furent de neuf cent soixante-neuf ans; puis il mourut.
28 Lamech leefde honderdtweeëntachtig jaar, en verwekte een zoon. 28 Toen Lamech honderd tweeentachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 28 Lémec, âgé de cent quatre-vingt-deux ans, engendra un fils.
29 En hij gaf hem de naam Noach, en zei: Deze zal ons troosten over ons werk en over het zwoegen van onze handen, vanwege de aardbodem, die door de HEERE vervloekt is. 29 En gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 29 Il lui donna le nom de Noé, en disant: Celui-ci nous consolera de nos fatigues et du travail pénible de nos mains, provenant de cette terre que l'Eternel a maudite.
30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 30 Lémec vécut, après la naissance de Noé, cinq cent quatre-vingt-quinze ans; et il engendra des fils et des filles.
31 Al de dagen van Lamech waren zevenhonderdzevenenzeventig jaar; en hij stierf. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 31 Tous les jours de Lémec furent de sept cent soixante-dix sept ans; puis il mourut.
32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. 32 Noé, âgé de cinq cents ans, engendra Sem, Cham et Japhet.