|
1 En ik beveel u Febe, onze zuster, die een dienares is der Gemeente, die te Kenchreen is; |
1 Ik beveel u onze zuster Febe, die in den dienst der gemeente te Kenchrea is, |
1 Ik beveel u onze zuster Febe aan, diakones der gemeente in Kenchreen; |
1 commendo autem vobis Phoebem sororem nostram quae est in ministerio ecclesiae quae est Cenchris |
1 Ich befehle euch aber unsere Schwester Phöbe, welche ist am Dienste der Gemeinde zu Kenchreä, |
2 Opdat gij haar ontvangt in den Heere, gelijk het den heiligen betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van doen hebben; want zij is een voorstandster geweest van velen, ook van mijzelven. |
2 dat gij haar aanneemt in den Heer, gelijk het den heiligen betaamt, en haar bijstaat in alle zaken, in welke zij u nodig heeft; want zij heeft ook velen bijstand bewezen, ook mijzelven. |
2 opdat hij haar als belijdster van den Heer ontvangt, zoals het aan de heiligen betaamt, en haar in elke zaak waarin zij wellicht uw hulp behoeft bijstaat. Want zij is zelf menigeen tot hulp geweest, ook mij. |
2 ut eam suscipiatis in Domino digne sanctis et adsistatis ei in quocumque negotio vestri indiguerit etenim ipsa quoque adstitit multis et mihi ipsi |
2 daß ihr sie aufnehmet in dem HERRN, wie sich's ziemet den Heiligen, und tut ihr Beistand in allem Geschäfte, darinnen sie euer bedarf. Denn sie hat auch vielen Beistand getan, auch mir selbst. |
3 Groet Priscilla en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus; |
3 Groet Priscilla en Aquila, mijne medehelpers in Christus Jezus, |
3 Groet Prisca en Aquila, mijn medewerkers in Christus Jezus, |
3 salutate Priscam et Aquilam adiutores meos in Christo Iesu |
3 Grüßet die Priscilla und den Aquila, meine Gehilfen in Christo Jesu, |
4 Die voor mijn leven hun hals gesteld hebben; denwelken niet alleen ik danke, maar ook al de Gemeenten der heidenen. |
4 die hunnen hals voor mijn leven overgegeven hebben; welke niet alleen ik dank, maar ook alle gemeenten onder de heidenen. |
4 die voor mijn leven hun hals gewaagd hebben, wien niet alleen ik dankbaar ben, maar ook al de gemeenten onder de heidenen; |
4 qui pro anima mea suas cervices subposuerunt quibus non solus ego gratias ago sed et cunctae ecclesiae gentium |
4 welche haben für mein Leben ihre Hälse dargegeben, welchen nicht allein ich danke, sondern alle Gemeinden unter den Heiden. |
5 [Groet] ook de Gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn beminde, die de eersteling is van Achaje in Christus. |
5 Groet ook de gemeente in hun huis. Groet Epénetus, mijnen geliefde, die de eersteling van Azië voor Christus is. |
5 groet ook de gemeente die in hun huis samenkomt. Groet mijn geliefden Epenetus, den eersteling van Christus in Azie; |
5 et domesticam eorum ecclesiam salutate Ephaenetum dilectum mihi qui est primitivus Asiae in Christo |
5 Auch grüßet die Gemeinde in ihrem Hause. Grüßet Epänetum, meinen Liebsten, welcher ist der Erstling unter denen aus Achaja in Christo. |
6 Groet Maria, die veel voor ons gearbeid heeft. |
6 Groet Maria, die veel moeite en arbeid voor ons gehad heeft. |
6 groet Maria, die zich veel moeite voor u gegeven heeft. |
6 salutate Mariam quae multum laboravit in vobis |
6 Grüßet Maria, welche viel Mühe und Arbeit mit uns gehabt hat. |
7 Groet Andronikus en Junias, mijn magen, en mijn medegevangenen, welke vermaard zijn onder de apostelen, die ook voor mij in Christus geweest zijn. |
7 Groet Andronícus en Junias, mijne bloedverwanten en mijne medegevangenen, die vermaard zijn onder de apostelen, en ook Vóór mij geweest zijn in Christus. |
7 Groet Andronicus en Junias, mijn bloedverwanten en medegevangenen, die onder de apostelen een ereplaats innemen, die ook eerder dan ik tot Christus zijn gekomen. |
7 salutate Andronicum et Iuniam cognatos et concaptivos meos qui sunt nobiles in apostolis qui et ante me fuerunt in Christo |
7 Grüsset den Andronikus und den Junias, meine Gefreundeten und meine Mitgefangenen, welche sind berühmte Apostel und vor mir gewesen in Christo. |
8 Groet Amplias, mijn beminde in den Heere. |
8 Groet Amplias, mijnen beminde in den Heer. |
8 Groet Ampliatus, mijn in den Heer geliefde. |
8 salutate Ampliatum dilectissimum mihi in Domino |
8 Grüßet Amplias, meinen Lieben in dem HERRN. |
9 Groet Urbanus, onzen medearbeider in Christus, en Stachys, mijn beminde. |
9 Groet Urbanus, onzen medehelper in Christus, en Stachys, mijnen beminde. |
9 Groet Urbanus, mijn medewerker in Christus, en mijn geliefden Stachus. |
9 salutate Urbanum adiutorem nostrum in Christo et Stachyn dilectum meum |
9 Grüßet Urban, unsern Gehilfen in Christo und Stachys, meinen Lieben. |
10 Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het [huisgezin] van Aristobulus [zijn]. |
10 Groet Apelles, den beproefde in Christus. Groet die van het huisgezin van Aristobulus zijn. |
10 Groet Apelles, den beproefden dienaar van Christus. Groet hen die tot het huis van Aristobulus behoren. |
10 salutate Apellen probum in Christo |
10 Grüßet Apelles, den Bewährten in Christo. Grüßet, die da sind von des Aristobulus Gesinde. |
11 Groet Herodion, die van mijn maagschap is. Groet hen, die van [het] [huisgezin] van Narcissus [zijn], degenen [namelijk], die in den Heere zijn. |
11 Groet Herodion, die van mijne maagschap is. Groet die van het huisgezin van Narcissus in den Heer zijn. |
11 Groet Herodion, mijn bloedverwant. Groet de aanhangers van Christus die tot het huis van Narcissus behoren. |
11 salutate eos qui sunt ex Aristoboli salutate Herodionem cognatum meum salutate eos qui sunt ex Narcissi qui sunt in Domino |
11 Grüßet Herodionus, meinen Gefreundeten. Grüßet, die da sind von des Narcissus Gesinde in dem HERRN. |
12 Groet Tryfena en Tryfosa, [vrouwen] die in den Heere arbeiden. Groet Persis, de beminde [zuster], die veel gearbeid heeft in den Heere. |
12 Groet Tryféna en Tryfósa, die in den Heer gearbeid hebben. Groet Persis, de beminde, die in den Heer veel gearbeid heeft. |
12 Groet Tryfena en Tryfoza, die in den dienst des Heeren arbeiden. Groet Persis, de geliefde, die veel in den dienst des Heeren gearbeid heeft. |
12 salutate Tryfenam et Tryfosam quae laborant in Domino salutate Persidam carissimam quae multum laboravit in Domino |
12 Grüßet die Tryphäna und die Tryphosa, welche in dem HERRN gearbeitet haben. Grüßet die Persida, meine Liebe, welche in dem HERRN viel gearbeitet hat. |
13 Groet Rufus, den uitverkorene in den Heere, en zijn moeder en de mijne. |
13 Groet Rufus, den uitverkorene in den Heer, en zijne en mijne moeder. |
13 Groet Rufus, den in den Heer uitverkorene, met zijn en mijn moeder. |
13 salutate Rufum electum in Domino et matrem eius et meam |
13 Grüßet Rufus, den Auserwählten in dem HERRN, und seine und meine Mutter. |
14 Groet Asynkritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die met hen zijn. |
14 Groet Asyncritus, Flegon, Hermas, Patrobas, Hermes, en de broeders, die bij hen zijn. |
14 Groet Asyncritus, Flegon, Hermes, Patrobas, Hermas en de broeders die bij hen zijn. |
14 salutate Asyncritum Flegonta Hermen Patrobam Hermam et qui cum eis sunt fratres |
14 Grüßet Asynkritus und Phlegon, Hermas, Patrobas, Hermes und die Brüder bei ihnen. |
15 Groet Filologus en Julia, Nereus en zijn zuster, en Olympas, en al de heiligen, die met henlieden zijn. |
15 Groet Filólogus en Julia, Néreus en zijne zuster, en Olympas, en alle heiligen, die bij hen zijn. |
15 Groet Filologus en Julias, Nereus en zijn zuster, ook Olympas en alle heiligen die bij hen zijn. |
15 salutate Filologum et Iuliam Nereum et sororem eius et Olympiadem et omnes qui cum eis sunt sanctos |
15 Grüßet Philologus und die Julia, Nereus und seine Schwester und Olympas und alle Heiligen bei ihnen. |
16 Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden. |
16 Groet elkander met den heiligen kus. U groeten al de gemeenten van Christus. |
16 Groet elkander met een heiligen kus. U groeten alle gemeenten van Christus. |
16 salutate invicem in osculo sancto salutant vos omnes ecclesiae Christi |
16 Grüßet euch untereinander mit dem heiligen Kuß. Es grüßen euch die Gemeinden Christi. |
17 En ik bid u, broeders, neemt acht op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij [van] [ons] geleerd hebt; en wijkt af van dezelve. |
17 Maar ik vermaan u, broeders, dat gij acht geeft op degenen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij geleerd hebt, en wijkt van hen. |
17 Ik vermaan u, broeders, het oog te houden op hen die tweespalt en ergernis tegen de leer die gij ontvangen hebt verwekken, en u van hen af te keren. |
17 rogo autem vos fratres ut observetis eos qui dissensiones et offendicula praeter doctrinam quam vos didicistis faciunt et declinate ab illis |
17 Ich ermahne aber euch, liebe Brüder, daß ihr aufsehet auf die, die da Zertrennung und Ärgernis anrichten neben der Lehre, die ihr gelernet habt, und weichet von denselbigen! |
18 Want dezulken dienen onzen Heere Jezus Christus niet, maar hun buik; en verleiden door schoonspreken en prijzen de harten der eenvoudigen. |
18 Want dezulken dienen niet den Heere Jezus Christus, maar hunnen buik; en door zoete woorden en vleiende redenen verleiden zij de harten der argelozen. |
18 Want zulke mensen dienen niet onzen Heer Christus, maar hun buik, en bedriegen de harten der argelozen door hun zoete woorden en mooie praatjes. |
18 huiusmodi enim Christo Domino nostro non serviunt sed suo ventri et per dulces sermones et benedictiones seducunt corda innocentium |
18 Denn solche dienen nicht dem HERR Jesu Christo, sondern ihrem Bauche; und durch süße Worte und prächtige Rede verführen sie die unschuldigen Herzen. |
19 Want uw gehoorzaamheid is tot [kennis] [van] allen gekomen. Ik verblijde mij dan uwenthalve; en ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade. |
19 Want uwe gehoorzaamheid is tot [kennis van] allen gekomen; daarom verblijd ik mij over u. Maar ik wil, dat gij wijs zijt in het goede, doch onnozel in het kwade. |
19 Immers, uw gehoorzaamheid is ter kennisse van allen gekomen; daarom verblijd ik mij over u en wil dat gij zo wijs zijt het goede te doen en onberispelijk te zijn tegenover het boze. |
19 vestra enim oboedientia in omnem locum divulgata est gaudeo igitur in vobis sed volo vos sapientes esse in bono et simplices in malo |
19 Denn euer Gehorsam ist unter jedermann auskommen. Derhalben freue ich mich über euch. Ich will aber, daß ihr weise seid aufs Gute, aber einfältig aufs Böse. |
20 En de God des vredes zal den satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. |
20 En de God des vredes vertrede binnenkort den satan onder uwe voeten. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u! |
20 God, die den vrede geeft, zal weldra den Satan onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heer Jezus zij met u. |
20 Deus autem pacis conteret Satanan sub pedibus vestris velociter gratia Domini nostri Iesu Christi vobiscum |
20 Aber der Gott des Friedens zertrete den Satan unter eure Füße in kurzem! Die Gnade unsers HERRN Jesu Christi sei mit euch! |
21 U groeten, Timotheus, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten. |
21 U groeten Timótheus, mijn medehelper, en Lucius en Jason en Sosípater. mijne bloedverwanten. |
21 U groeten Timoteüs, mijn medewerker, en Lucius, Jason en Sosipatrus, mijn bloedverwanten. |
21 salutat vos Timotheus adiutor meus et Lucius et Iason et Sosipater cognati mei |
21 Es grüßen euch Timotheus, mein Gehilfe, und Lucius und Jason und Sosipater, meine Gefreundeten. |
22 Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere. |
22 --Ik, Tertius, die dezen brief geschreven heb, groet u in den Heer. |
22 Ontvangt de groeten van mij, Tertius, die in dienst van den Heer den brief heb geschreven. |
22 saluto vos ego Tertius qui scripsi epistulam in Domino |
22 Ich, Tertius, grüße euch, der ich diesen Brief geschrieben habe, in dem HERRN |
23 U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus. |
23 --U groet Gajus, de gastheer van mij en van de gehele gemeente. U groet Erastus, de stadsrentmeester, en Quartus, de broeder. |
23 U groet Cajus, de gastheer van mij en van de gehele gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en broeder Quartus. |
23 salutat vos Gaius hospes meus et universae ecclesiae salutat vos Erastus arcarius civitatis et Quartus frater |
23 Es grüßet euch Gajus, mein und der ganzen Gemeinde Wirt. Es grüßet euch Erastus, der Stadt Rentmeister, und Quartus, der Bruder. |
24 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. |
24 [De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen! Amen.] |
24 24 |
24 24 |
24 Die Gnade unsers HERRN Jesu Christi sei mit euch allen! Amen. |
25 Hem nu, Die machtig is u te bevestigen, naar mijn Evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring der verborgenheid, die [van] de tijden der eeuwen verzwegen is geweest; |
25 Hem nu, die u sterken kan, naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, volgens de openbaring van het geheimenis, dat van ouds af verzwegen is geweest, |
25 Hem nu die machtig is u te versterken volgens mijn heilsleer en de prediking over Jezus Christus, waarin het heilsgeheim aan den dag treedt, dat van eeuwigheid verzwegen, |
25 ei autem qui potens est vos confirmare iuxta evangelium meum et praedicationem Iesu Christi secundum revelationem mysterii temporibus aeternis taciti |
25 Dem aber, der euch stärken kann laut meines Evangeliums und Predigt von Jesu Christo, durch welche das Geheimnis offenbaret ist, das von der Welt her verschwiegen gewesen ist, |
26 Maar nu geopenbaard is, en door de profetische Schriften, naar het bevel des eeuwigen Gods, tot gehoorzaamheid des geloofs, onder al de heidenen bekend is gemaakt; |
26 maar nu geopenbaard is en bekendgemaakt door de schriften der profeten, naar het bevel des eeuwigen Gods, om de gehoorzaamheid des geloofs op te richten onder alle heidenen, |
26 maar nu geopenbaard en door de profetische geschriften, volgens de opdracht van den eeuwigen God, aan alle volken bekendgemaakt is; opdat zij aan het geloof zouden gehoorzaam zijn-- |
26 quod nunc patefactum est per scripturas prophetarum secundum praeceptum aeterni Dei ad oboeditionem fidei in cunctis gentibus cognito |
26 nun aber offenbaret, auch kundgemacht durch der Propheten Schriften aus Befehl des ewigen Gottes, den Gehorsam des Glaubens aufzurichten unter allen Heiden: |
27 Den [zelven] alleen wijzen God [zij] door Jezus Christus de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. |
27 --Hem, den alleen wijzen God, zij ere door Jezus Christus in eeuwigheid! Amen. |
27 Hem, den alleen wijzen God, komt door Jezus Christus de eer tot in alle eeuwigheid toe. Amen. |
27 solo sapienti Deo per Iesum Christum cui honor in saecula saeculorum amen |
27 demselbigen Gott, der allein weise ist, sei Ehre durch Jesum Christum in Ewigkeit! Amen. «An die Römer gesandt von Korinth durch Phöbe, die am Dienst war der Gemeinde zu Kenchrea.» |